27/08/2020, 21:18
3.
Severus sloot vermoeid zijn ogen. Waarom kon hij de slaap niet vatten? Hij was doodop.
Dat was eigenlijk niets nieuws. Hij was er aan gewend dat hij altijd doodop was. Volgens Perkamentus zou hij misschien wat meer kleur krijgen als hij eens wat zou werken aan zijn nachtrust.
Die Perkamentus ook. Sommige dingen kon men nu eenmaal niet veranderen. Waarom zelfs de moeite doen?
Perkamentus had geprobeerd hem te veranderen. Severus had veel verwacht, die avond dat hij al zijn zonden bij Perkamentus opbiechtte. Hij wilde weg van de Duistere Heer. Perkamentus had hem kunnen aangeven bij het Ministerie, of hem misschien zelf uit zijn lijden kunnen verlossen. Azkaban leek een hotel vergeleken met hetgeen Perkamentus hem had aangeboden: afdelingshoofd van Zwadderich te worden en te spioneren bij Dooddoeners, en, als Voldemort zou terugkeren, spioneren. Maar het was niet dat wat aan hem knaagde. Perkamentus had hem een tweede kans gegeven. En hij wilde die kans nog steeds niet. Hij had de kans gekregen zijn leven te beteren. De enige vraag was: welk leven?
Nee, hij wist dat hij die tweede kans niet had verdiend. Perkamentus had hem die kans beter niet gegeven.
De ironie. Hij werd gevraagd zijn beste vriend te verraden. Neen, niet zijn beste vriend, zijn enige vriend. Lucius Malfidus. Ook al was Lucius ouder, hij had Severus altijd beschermd.
En Severus' leven was zo mogelijk nog ironischer. De Toverdrankprofessor was nu deel van een organisatie die als doel had de zoon van de man die hij het meest had gehaat te beschermen. En het joch was net hetzelfde. Harry haatte hem, net zoals James hem had gehaat. Hij leek zelfs op James, met als enige verschil dat Harry Lily’s ogen had. Ook Harry werd enkel beloond als hij de regels overtrad. Hij kon niet begrijpen hoe Perkamentus zo blind kon zijn. Griffoendors…
Maar de ironie zat er dik in. Hij moest de enige vriend die hij ooit had gehad verraden en de zoon van zijn grootste vijand beschermen.
En dat was zo al jaren aan de gang. Een ergere straf had Perkamentus niet kunnen bedenken voor hem. Vaak had hij gewenst dat hij dood was. Hij had niets meer om voor te leven.
Dat was het verschil tussen hem en de andere leden van de Orde. Zij hadden iets om voor te vechten, iets om te beschermen. Hij had niets behalve zijn eigen leven. En de herinneringen aan al zijn zonden uit het verleden. Daarom kon hij nog niet sterven. Het enige wat hem gaande hield was een verwrongen eergevoel.
Hij had het Perkamentus beloofd.
Zijn gedachten dwaalden af naar de vergadering van de Orde eerder die avond. Iedereen was daar geweest. Zelfs Potter en enkele van zijn vrienden. Griffel natuurlijk, en Wemel. Bijna de ganse familie Wemel had de vergadering bijgewoond. Omdat het Kerstvakantie was verbleven ze allemaal in het hoofdkwartier. Perkamentus had hem ook uitgenodigd, maar hij ging liever terug naar zijn eigen huis in de vakantie, weg van de leerlingen en zijn collega’s - en liefst mijlen ver weg van Potter en de Wemels.
Voldemort was een plan aan het beramen om nieuwe Dooddoeners aan te werven. Logisch, sinds het geheim van de tovenaarswereld een jaar geleden was uitgekomen bij de Dreuzels, kreeg het Ministerie en de Orde nog meer hulp. Voldemort vond dat het tijd was om de oudste leerlingen van Zweinstein en Klammfels bij de Dooddoeners in te lijven. Toch had de Duistere Heer geen woord gerept over hoe hij dit zou doen.
Severus' gedachten dreven plots terug naar een oude herinnering: hoe Lucius hem op een avond had meegenomen, alsof hij Severus de mooiste ervaring van zijn leven zou bezorgen. Severus was niet bang geweest toen hij de Duistere Heer had gezien. Voldemort gaf hem de kans Potter en zijn vrienden het terug betaald te zetten, en Severus, jong en naïef, had die kans gegrepen. Hij voelde de meest onrealistisch vreselijke pijn toen Voldemort grijnzend het teken op zijn linkeronderarm had gebrand.
En toen was het begonnen. Voor even was hij Voldemort’s lieveling geweest. Hij brouwde alles wat Voldemort maar wou hebben. Het was pas toen hij zag hoe de Dreuzels ermee misbruikt werden dat zijn geweten terug wakker werd. Hij wilde eruit.
Plots schrok Severus recht in zijn bed en greep hij naar zijn linkeronderarm. Het brandde vreselijk. Severus nam snel zijn toverstaf erbij en fluisterde ‘Lumos’. Het doodshoofd en de slang stonden gietzwart op zijn arm. Voorzichtig voelde Severus over het lange litteken dat bovenop het Duistere Teken stond. Toen hij terug was gekeerd naar de Duistere Heer had hij Severus met een mes diep in zijn vlees gesneden. Toen hij na afloop van de bijeenkomst naar de Orde was verschijnseld, hadden zij het bloeden doen stoppen, maar het litteken was gebleven. En iedere keer dat hij nu opgeroepen werd voelde hij opnieuw die pijn, zodat hij er niet aan zou denken weg te blijven.
Snel sprong Severus recht en trok hij zijn lang, zwart dooddoenergewaad aan en nam hij het masker erbij. Hij haastte zich naar de keuken, waar hij een grote fles Veritaserum had klaarstaan, maar hij had het Veritaserum erg uitgedund, waardoor het niet honderd procent betrouwbaar was, maar dat hoefde de Heer van het Duister niet te weten.
Hij moest snel contact opnemen met de Orde. Ze moesten weten waar hij was, in het geval er iets zou gebeuren.
Severus sloot vermoeid zijn ogen. Waarom kon hij de slaap niet vatten? Hij was doodop.
Dat was eigenlijk niets nieuws. Hij was er aan gewend dat hij altijd doodop was. Volgens Perkamentus zou hij misschien wat meer kleur krijgen als hij eens wat zou werken aan zijn nachtrust.
Die Perkamentus ook. Sommige dingen kon men nu eenmaal niet veranderen. Waarom zelfs de moeite doen?
Perkamentus had geprobeerd hem te veranderen. Severus had veel verwacht, die avond dat hij al zijn zonden bij Perkamentus opbiechtte. Hij wilde weg van de Duistere Heer. Perkamentus had hem kunnen aangeven bij het Ministerie, of hem misschien zelf uit zijn lijden kunnen verlossen. Azkaban leek een hotel vergeleken met hetgeen Perkamentus hem had aangeboden: afdelingshoofd van Zwadderich te worden en te spioneren bij Dooddoeners, en, als Voldemort zou terugkeren, spioneren. Maar het was niet dat wat aan hem knaagde. Perkamentus had hem een tweede kans gegeven. En hij wilde die kans nog steeds niet. Hij had de kans gekregen zijn leven te beteren. De enige vraag was: welk leven?
Nee, hij wist dat hij die tweede kans niet had verdiend. Perkamentus had hem die kans beter niet gegeven.
De ironie. Hij werd gevraagd zijn beste vriend te verraden. Neen, niet zijn beste vriend, zijn enige vriend. Lucius Malfidus. Ook al was Lucius ouder, hij had Severus altijd beschermd.
En Severus' leven was zo mogelijk nog ironischer. De Toverdrankprofessor was nu deel van een organisatie die als doel had de zoon van de man die hij het meest had gehaat te beschermen. En het joch was net hetzelfde. Harry haatte hem, net zoals James hem had gehaat. Hij leek zelfs op James, met als enige verschil dat Harry Lily’s ogen had. Ook Harry werd enkel beloond als hij de regels overtrad. Hij kon niet begrijpen hoe Perkamentus zo blind kon zijn. Griffoendors…
Maar de ironie zat er dik in. Hij moest de enige vriend die hij ooit had gehad verraden en de zoon van zijn grootste vijand beschermen.
En dat was zo al jaren aan de gang. Een ergere straf had Perkamentus niet kunnen bedenken voor hem. Vaak had hij gewenst dat hij dood was. Hij had niets meer om voor te leven.
Dat was het verschil tussen hem en de andere leden van de Orde. Zij hadden iets om voor te vechten, iets om te beschermen. Hij had niets behalve zijn eigen leven. En de herinneringen aan al zijn zonden uit het verleden. Daarom kon hij nog niet sterven. Het enige wat hem gaande hield was een verwrongen eergevoel.
Hij had het Perkamentus beloofd.
Zijn gedachten dwaalden af naar de vergadering van de Orde eerder die avond. Iedereen was daar geweest. Zelfs Potter en enkele van zijn vrienden. Griffel natuurlijk, en Wemel. Bijna de ganse familie Wemel had de vergadering bijgewoond. Omdat het Kerstvakantie was verbleven ze allemaal in het hoofdkwartier. Perkamentus had hem ook uitgenodigd, maar hij ging liever terug naar zijn eigen huis in de vakantie, weg van de leerlingen en zijn collega’s - en liefst mijlen ver weg van Potter en de Wemels.
Voldemort was een plan aan het beramen om nieuwe Dooddoeners aan te werven. Logisch, sinds het geheim van de tovenaarswereld een jaar geleden was uitgekomen bij de Dreuzels, kreeg het Ministerie en de Orde nog meer hulp. Voldemort vond dat het tijd was om de oudste leerlingen van Zweinstein en Klammfels bij de Dooddoeners in te lijven. Toch had de Duistere Heer geen woord gerept over hoe hij dit zou doen.
Severus' gedachten dreven plots terug naar een oude herinnering: hoe Lucius hem op een avond had meegenomen, alsof hij Severus de mooiste ervaring van zijn leven zou bezorgen. Severus was niet bang geweest toen hij de Duistere Heer had gezien. Voldemort gaf hem de kans Potter en zijn vrienden het terug betaald te zetten, en Severus, jong en naïef, had die kans gegrepen. Hij voelde de meest onrealistisch vreselijke pijn toen Voldemort grijnzend het teken op zijn linkeronderarm had gebrand.
En toen was het begonnen. Voor even was hij Voldemort’s lieveling geweest. Hij brouwde alles wat Voldemort maar wou hebben. Het was pas toen hij zag hoe de Dreuzels ermee misbruikt werden dat zijn geweten terug wakker werd. Hij wilde eruit.
Plots schrok Severus recht in zijn bed en greep hij naar zijn linkeronderarm. Het brandde vreselijk. Severus nam snel zijn toverstaf erbij en fluisterde ‘Lumos’. Het doodshoofd en de slang stonden gietzwart op zijn arm. Voorzichtig voelde Severus over het lange litteken dat bovenop het Duistere Teken stond. Toen hij terug was gekeerd naar de Duistere Heer had hij Severus met een mes diep in zijn vlees gesneden. Toen hij na afloop van de bijeenkomst naar de Orde was verschijnseld, hadden zij het bloeden doen stoppen, maar het litteken was gebleven. En iedere keer dat hij nu opgeroepen werd voelde hij opnieuw die pijn, zodat hij er niet aan zou denken weg te blijven.
Snel sprong Severus recht en trok hij zijn lang, zwart dooddoenergewaad aan en nam hij het masker erbij. Hij haastte zich naar de keuken, waar hij een grote fles Veritaserum had klaarstaan, maar hij had het Veritaserum erg uitgedund, waardoor het niet honderd procent betrouwbaar was, maar dat hoefde de Heer van het Duister niet te weten.
Hij moest snel contact opnemen met de Orde. Ze moesten weten waar hij was, in het geval er iets zou gebeuren.