27/08/2020, 21:18
2.
Verveeld liet hij zich in een leren bank van de grote kamer vallen. Starend naar de grote boekenkasten en duistere artefacten in de kamer kwam hij tot de conclusie dat het misschien niet zo een goed idee was geweest thuis te komen met Kerstmis. Zijn vader was er zelden. Ofwel had hij zaken te regelen op het Ministerie, ofwel had hij zich te verantwoorden aan de Duistere Heer in een Dooddoenersbijeenkomst. Zijn moeder was er ook niet. Zij had de gewoonte zich op te sluiten in de wijnkelder. Hij kon haar wel begrijpen. Als er het ganse jaar zo weinig te doen viel in huis… Misschien dat hij zijn moeder ooit eens zou kunnen vervoegen. Hij zag er niet naar uit om in een half jaar Zweinstein te verlaten.
Natuurlijk, eindelijk weg van Perkamentus, Potter, de Griffoendors en alle modderbloedjes… Het klonk fantastisch. Maar waar zou hij terecht komen? Zou hij net als zijn moeder vergaan in dit reusachtige, maar toch lege huis? Hij was een Malfidus, en een Malfidus werkte niet. Betekende dat dan dat hij gevangen zat? Of dat hij enkel buiten zou komen als hij geld kon schenken aan goede doelen die hij niet eens wilde steunen, net zoals zijn vader?
Hij had geen ambities, geen toekomstplannen, en niemand anders zou hem een toekomst geven. Kon hij misschien beter sterven?
Verveeld draaide de blonde jongen een staf rond in zijn hand. Wat een kerstcadeau. Een staf, een Malfidusstaf, zoals zijn vader er een had, en sinds een paar dagen had hij het nu ook. Nu was hij een echte Malfidus, volgens zijn vader. En eens hij van school af was, kon hij in de stappen treden van zijn vader.
Was dat dan de grootste ambitie van een Zwadderaar? De precieze stappen van zijn vader te herhalen?
Draco liet de staf op de grond langs de bank vallen en keek verveeld om zich heen.
“Bracker!” riep hij plots luid, en een seconde later verscheen een huiself naast hem.
“Ja, jonge Meester Malfidus?” vroeg de huiself.
“Ik wil iets lekkers. Hebben we nog Smekkies?” vroeg hij op arrogante toon.
“Jazeker!”, antwoordde de huiself opgewonden.
“Goed. Breng mij Smekkies. En haast je.”
De huiself verdween meteen. Draco zuchtte. Deze huiself was zo perfect dat het saai werd. Natuurlijk, Dobby was geen makkelijke huiself geweest. Altijd had zijn geweten aan hem zitten knagen. Maar daardoor maakte hij zoveel fouten. En niets was zo leuk als een huiself zichzelf zien straffen. Bracker was saai.
Met een kraak verscheen Bracker weer naast zijn meester en hij bood hem smekkies aan in een zilveren schotel. Draco nam de schotel van hem over en keek verveeld om zich heen.
“Bracker, kan jij op je handen staan?”
“Jazeker!” antwoordde Bracker weeral opgewonden.
“Toon eens,” beval Draco en hij nestelde zich gemakkelijk in de zetel.
Bracker ging op zijn handen staan.
“En hoe lang hou je dat vol?” vroeg Draco.
“Erg lang, jonge Meester Malfidus,” antwoordde Bracker terwijl hij nog steeds op zijn handen stond.
“Kan je ook zo van die flips doen?”
“Jazeker!” antwoordde Bracker enthousiast knikkend terwijl hij nog steeds op zijn handen stond.
“Doe eens.”
“Hoe vaak, jonge Meester Malfidus?”
“Gewoon, een paar keer rond de kamer.”
De huiself begon flips te doen rond de grote kamer, en Draco keek lichtjes geïnteresseerd toe terwijl hij wat Smekkies at.
Het was een vijftal minuten later dat Draco een luide kraak hoorde achter zijn rug en hij sprong snel recht, waardoor hij per ongeluk de Smekkies liet vallen.
Lucius Malfidus kon nog net een botsing met de rondflippende huiself vermijden en keek zijn zoon woedend aan.
“Bracker! Stop daarmee! Ga terug aan het werk!” riep hij luid naar de huiself, die in het midden van een flip plots verdween.
“Wat heb ik gedaan om zo een luie zoon te verdienen?” siste hij woedend en hij sloeg met de staf naar zijn zoon, maar Draco ontweek die met opgeheven arm.
“Vader, ik ben niet lui, ik verveelde me alleen. Waar was u heen?”
“Ik had nog wat ingrediënten aan Severus te leveren.”
Draco keek verrast op.
“Waarom heeft u daar niets van gezegd? Ik had anders wel graag willen meegaan!”
“We hadden nog wat dingen te bespreken," zei hij lijzig terwijl hij met een sierlijke zwaai van zijn toverstaf de Smekkies terug in de schotel toverde. “Daar hoort een kind als jij niet bij te zijn.”
Draco snoof woedend door zijn neus. Hij was al 17, binnenkort 18. Hoe durfde zijn vader hem nog steeds een kind te noemen?
“Daarenboven zou Severus je ook alleen maar irritant vinden. Hij zou het niet appreciëren als ik mijn zoon mee nam om zijn huis te doorsnuffelen.”
“Maar ik ben er toch al vaker geweest!” reageerde Draco snel en defensief. “En professor Sneep leek het nooit erg te vinden! En ik snuffel helemaal niet!”
“Ga naar je kamer Draco,” zei zijn vader boos.
Draco draaide zich woendend om en rende de grote kamer uit, door de reusachtige hal, naar de wijde trappen, naar nog een lange hal. Het was pas toen hij boven op zijn kamer zat, dat hij zich realiseerde dat zijn toverstaf nog beneden lag.
Verveeld liet hij zich in een leren bank van de grote kamer vallen. Starend naar de grote boekenkasten en duistere artefacten in de kamer kwam hij tot de conclusie dat het misschien niet zo een goed idee was geweest thuis te komen met Kerstmis. Zijn vader was er zelden. Ofwel had hij zaken te regelen op het Ministerie, ofwel had hij zich te verantwoorden aan de Duistere Heer in een Dooddoenersbijeenkomst. Zijn moeder was er ook niet. Zij had de gewoonte zich op te sluiten in de wijnkelder. Hij kon haar wel begrijpen. Als er het ganse jaar zo weinig te doen viel in huis… Misschien dat hij zijn moeder ooit eens zou kunnen vervoegen. Hij zag er niet naar uit om in een half jaar Zweinstein te verlaten.
Natuurlijk, eindelijk weg van Perkamentus, Potter, de Griffoendors en alle modderbloedjes… Het klonk fantastisch. Maar waar zou hij terecht komen? Zou hij net als zijn moeder vergaan in dit reusachtige, maar toch lege huis? Hij was een Malfidus, en een Malfidus werkte niet. Betekende dat dan dat hij gevangen zat? Of dat hij enkel buiten zou komen als hij geld kon schenken aan goede doelen die hij niet eens wilde steunen, net zoals zijn vader?
Hij had geen ambities, geen toekomstplannen, en niemand anders zou hem een toekomst geven. Kon hij misschien beter sterven?
Verveeld draaide de blonde jongen een staf rond in zijn hand. Wat een kerstcadeau. Een staf, een Malfidusstaf, zoals zijn vader er een had, en sinds een paar dagen had hij het nu ook. Nu was hij een echte Malfidus, volgens zijn vader. En eens hij van school af was, kon hij in de stappen treden van zijn vader.
Was dat dan de grootste ambitie van een Zwadderaar? De precieze stappen van zijn vader te herhalen?
Draco liet de staf op de grond langs de bank vallen en keek verveeld om zich heen.
“Bracker!” riep hij plots luid, en een seconde later verscheen een huiself naast hem.
“Ja, jonge Meester Malfidus?” vroeg de huiself.
“Ik wil iets lekkers. Hebben we nog Smekkies?” vroeg hij op arrogante toon.
“Jazeker!”, antwoordde de huiself opgewonden.
“Goed. Breng mij Smekkies. En haast je.”
De huiself verdween meteen. Draco zuchtte. Deze huiself was zo perfect dat het saai werd. Natuurlijk, Dobby was geen makkelijke huiself geweest. Altijd had zijn geweten aan hem zitten knagen. Maar daardoor maakte hij zoveel fouten. En niets was zo leuk als een huiself zichzelf zien straffen. Bracker was saai.
Met een kraak verscheen Bracker weer naast zijn meester en hij bood hem smekkies aan in een zilveren schotel. Draco nam de schotel van hem over en keek verveeld om zich heen.
“Bracker, kan jij op je handen staan?”
“Jazeker!” antwoordde Bracker weeral opgewonden.
“Toon eens,” beval Draco en hij nestelde zich gemakkelijk in de zetel.
Bracker ging op zijn handen staan.
“En hoe lang hou je dat vol?” vroeg Draco.
“Erg lang, jonge Meester Malfidus,” antwoordde Bracker terwijl hij nog steeds op zijn handen stond.
“Kan je ook zo van die flips doen?”
“Jazeker!” antwoordde Bracker enthousiast knikkend terwijl hij nog steeds op zijn handen stond.
“Doe eens.”
“Hoe vaak, jonge Meester Malfidus?”
“Gewoon, een paar keer rond de kamer.”
De huiself begon flips te doen rond de grote kamer, en Draco keek lichtjes geïnteresseerd toe terwijl hij wat Smekkies at.
Het was een vijftal minuten later dat Draco een luide kraak hoorde achter zijn rug en hij sprong snel recht, waardoor hij per ongeluk de Smekkies liet vallen.
Lucius Malfidus kon nog net een botsing met de rondflippende huiself vermijden en keek zijn zoon woedend aan.
“Bracker! Stop daarmee! Ga terug aan het werk!” riep hij luid naar de huiself, die in het midden van een flip plots verdween.
“Wat heb ik gedaan om zo een luie zoon te verdienen?” siste hij woedend en hij sloeg met de staf naar zijn zoon, maar Draco ontweek die met opgeheven arm.
“Vader, ik ben niet lui, ik verveelde me alleen. Waar was u heen?”
“Ik had nog wat ingrediënten aan Severus te leveren.”
Draco keek verrast op.
“Waarom heeft u daar niets van gezegd? Ik had anders wel graag willen meegaan!”
“We hadden nog wat dingen te bespreken," zei hij lijzig terwijl hij met een sierlijke zwaai van zijn toverstaf de Smekkies terug in de schotel toverde. “Daar hoort een kind als jij niet bij te zijn.”
Draco snoof woedend door zijn neus. Hij was al 17, binnenkort 18. Hoe durfde zijn vader hem nog steeds een kind te noemen?
“Daarenboven zou Severus je ook alleen maar irritant vinden. Hij zou het niet appreciëren als ik mijn zoon mee nam om zijn huis te doorsnuffelen.”
“Maar ik ben er toch al vaker geweest!” reageerde Draco snel en defensief. “En professor Sneep leek het nooit erg te vinden! En ik snuffel helemaal niet!”
“Ga naar je kamer Draco,” zei zijn vader boos.
Draco draaide zich woendend om en rende de grote kamer uit, door de reusachtige hal, naar de wijde trappen, naar nog een lange hal. Het was pas toen hij boven op zijn kamer zat, dat hij zich realiseerde dat zijn toverstaf nog beneden lag.