27/08/2020, 18:48
Epiloog
“Kom je niet bij de rest zitten?”
Draco keek op van zijn plek aan de rand van het meer en voelde zijn hart opzwellen bij het zien van de vrouw waarvan hij hield. Ze was beeldschoon in haar rode zomerjurk en haar blik zoog hem naar binnen. Het was moeilijk om nee te antwoorden – hij hield gewoon te veel van haar om haar wat dan ook te ontkennen.
“Gaat het?” vroeg ze opeens bezorgd bij het zien van zijn diepe blik en ze ging op haar blote knieën in het gras naast hem zitten.
“Het is enkel wat druk,” excuseerde hij zichzelf en ze keek hem begripvol aan.
“Heb je het nog steeds moeilijk in grote menigtes?”
“Het gaat wel. Als ik af en toe mag vluchten en wat rust kan opzoeken.”
Hermelien boog zich voorover en kuste hem. Hij genoot van haar aanraking en haar liefde. Een gelukzalig gevoel verspreidde zich door zijn borstkas en hij miste Hermelien al weer vanaf het moment dat ze de kus verbrak.
“Kom,” probeerde Hermelien hem zacht te motiveren. “Je wilt Severus toch niet alleen laten in die menigte? Hij heeft het nog moeilijker dan jou door al die positieve aandacht.”
Draco grinnikte. “Ik was er gisteren even van overtuigd dat hij hoopte dat hij niet vrijgesproken zou worden. De afgelopen maanden zijn een hel geweest voor hem. Al die aandacht van mensen die hij liever nooit meer had willen zien.”
Hermelien glimlachte. “Ik weet het niet,” mijmerde ze. “Ik denk wel dat hij zal genieten van de luxe om tijd voor zichzelf te hebben vanaf nu – maar het was goed dat hij niet in zijn eentje in Azkaban heeft gezeten al die tijd. Het is goed geweest voor zijn zelfbeeld om terug het vertrouwen te winnen van zijn oude collega’s en de andere Orde-leden.”
Hij schudde zijn hoofd. “Ik ben er niet zeker van,” gaf hij toe. “Er schuilt nog steeds veel verdriet in hem.”
“Akkoord, maar zijn laatste huilbui is inmiddels van weken geleden. En het is niet gemakkelijk geweest voor hem om geconfronteerd te worden met al die oude gezichten. Harry zegt dat hij hem nog steeds niet langer dan een minuut kan spreken of hij begint raar te doen.”
“Raar?” herhaalde Draco.
“Ja, emotioneel. Alsof hij liever wil vluchten. Harry laat hem nu met rust. En Anderling zegt dat hij vreselijk gespannen is wanneer zij in de buurt is. Alsof hij bang van haar is.”
“Bang?! Hij is heus niet bang van een Griffoendor hoor,” grijnsde Draco met trots in zijn stem. “Hij schaamt zich tegenover haar omdat hij degene is geweest die Perkamentus heeft vermoord. Hij en Anderling waren zijn linker- en rechterhand. En van alle stafleden is Anderling degene die Perkamentus het meeste mist. Dat voelt hij. En daarom is hij gespannen.”
Verrast trok Hermelien een wenkbrauw omhoog. “Het klinkt haast alsof je het hier al eens met hem over hebt gehad.”
Draco bloosde schuldig en was dankbaar dat Hermelien niet door zijn masker heen kon kijken. “Het is niet omdat we mannen zijn, dat we nooit over gevoelens praten.”
“Oh?” reageerde Hermelien geïnteresseerd. “En over welke gevoelens praat jij dan met hem?”
Hij verstarde voor een moment en Hermelien merkte dat er iets mis was. Ze wilde hem vragen wat er scheelde, tot hij opeens met zijn hand in de binnenzak van zijn mantel ging en er een klein doosje uit haalde.
De gil die te horen was op het tuinfeest buiten Zweinstein, verschrok de meeste gasten, maar enkelen hadden al die tijd vanop afstand toegekeken. Ron zat van een kippeboutje te knabbelen terwijl hij toekeek. Marcel had zijn hand boven zijn ogen om het zonlicht eruit te weren terwijl hij naar het tafereel staarde dat zich aan de rand van het Grote Meer afspeelde. Loena stond een paar meter voor hen en leek die ruimte ook daadwerkelijk voor zichzelf nodig te hebben. Op haar hoofd droeg ze een hoed waaraan een reusachtig grote parasol was bevestigd die haarzelf en de twee babies op haar rug beschermde tegen de felle zomerzon. De babies sliepen terwijl hun hoofdjes op haar schouders lagen en ze keek door een lila verrekijker naar het tafereel. Tops klapte enthousiast in haar handen en Remus sloeg tevreden zijn arm om haar schouder. Severus had zijn armen over elkaar heen gevouwen terwijl hij toekeek en knikte goedkeurend.
“Wat?! Heeft hij haar al gevraagd?!”
Harry kwam aangehold met Ginny aan zijn hand en ze bleven naast Ron staan terwijl ze probeerden een glimps op te vangen van het gelukkige koppel.
“Je hebt het net gemist,” grijnsde Marcel.
“Wat zei ze?” vroeg Harry.
“Alsof wij dat zouden kunnen verstaan vanaf hier...” reageerde Severus ironisch terwijl hij met zijn ogen rolde.
“Ze zei niets,” zei Loena in haar dromerige stem terwijl ze bleef staren door haar verrekijker. “Ze gilde en besprong hem alsof ze bezeten werd door Kriebelkevers en nu is ze nog steeds niet opgehouden met hem te zoenen.”
“Wat romantisch, vind je ook niet Remus?” mijmerde Tops terwijl ze haar hoofd tegen zijn schouder liet vallen.
“Oh, er is niets romantisch aan Kriebelkevers,” ging Loena ongestoord verder in haar dromerige stem. “Ze kruipen je lichaam binnen via je teennagels wanneer ze nog te klein zijn voor te zien met het blote oog, en dan...”
“Schat,” onderbrak Ron haar berispend met een beschaamde blos op zijn wangen. “Het zijn vast geen Kriebelkevers.”
“Heeft hij haar gevraagd?”
Enkele hoofden draaiden zich naar professor Anderling.
“Zonet,” antwoordde Harry.
“Mooi,” knikte professor Anderling terwijl ze tot bij Sneep stapte. “Dan veronderstel ik dat het nu het moment is om Severus te vragen.”
“Oh,” merkte Loena nieuwsgierig op. “Gaat u hem ook ten huwelijk vragen?”
Iedereen, inclusief Sneep en Anderling, draaide zich naar Loena en staarde haar aan alsof ze gestoord was.
Loena knipperde even met haar ogen. “Oh, wacht!” merkte ze begripvol op na een korte stilte. “U gaat hem iets anders vragen!”
Zowel Anderling als Sneep rolden met hun ogen, waarna de Zwadderaar zich tot het schoolhoofd richtte. “Wat wilt u me dan vragen?”
Anderling schonk hem een korte, maar bemoedigende glimlach voordat ze een serieuzere uitdrukking over haar gezicht liet vallen. “Het is iets dat meneer Malfidus deze ochtend met me besproken heeft,” legde ze uit. “Aangezien ik er vanuit ga dat juffrouw Griffel positief is ingegaan op zijn huwelijksverzoek en ze weldra Zweinstein zullen verlaten voor onbepaalde tijd, bracht meneer Malfidus me aan het licht dat er hoogst waarschijnlijk een nieuwe professor Toverdranken nodig zou zijn in september.” Anderling pauzeerde even en corrigeerde zichzelf langzaam. “Of... een oude.”
Sneeps ogen werden groot en nog voor hij iets kon zeggen, schudde hij al met zijn hoofd.
“Geen sprake van!” Hij keek wanhopig om zich heen, alsof hij verwachtte dat iemand hem te hulp zou schieten. “De enige reden waarom ik ooit professor ben geworden, is omdat het mijn geloofwaardigheid als dubbelspion zou versterken en omdat Perkamentus het Ministerie had beloofd me in de gaten te houden. Laat me verzekeren dat het geen persoonlijke ambitie van me was om professor te worden. Daarenboven is Toverdranken nooit mijn eerste keuze geweest! Als ik terugkom als professor, is het in zijn job.”
Hij wees naar Lupos, die hem uitdagend aanstaarde.
“We weten allemaal wat er met het vorige schoolhoofd is gebeurd toen je zijn job had, Severus,” zei Anderling sluw. “Ik denk niet dat het het beste in je naar boven brengt.”
Sneep liet verontwaardigd zijn mond open vallen. “Dat is niet eens grappig, Minerva!”
Anderling had er zichtbaar plezier in om hem op stang te jagen hiermee. “Aangezien ik nu schoolhoofd ben, kan je vast snappen waarom ik daartegen zou protesteren.”
“Het is nog steeds niet grappig!” protesteerde hij.
“Maar het aanbod geldt nog steeds,” drong ze aan. “We hebben een nieuwe professor Toverdranken nodig. En ik was van plan om deze zomervakantie in Frankrijk door te brengen. Ik zou het vreselijk vinden om mijn vrije tijd te moeten spenderen aan een lange en vermoeiende sollicitatie-procedure om een geschikte nieuwe professor te vinden.”
Sneep kneep zijn ogen tot kleine spleetjes en zijn blik was woedend. “Dat is emotionele chantage.”
“Heb je het moeilijk om een oude vriendin een gunst te weigeren?” vroeg Anderling sluw.
“Pas maar op, Minerva,” plaagde Remus hen. “Als je zo persoonlijk verder gaat, barst hij nog in tranen uit.”
Voordat iemand het door had, trok Sneep opeens zijn toverstaf en richtte hij die op de professor Verweer. “Dat is niet grappig!” reageerde hij woedend.
“Ho, Severus, het was maar een grapje,” verdedigde Tops haar man terwijl ze lichtjes voor hem in ging staan. “Geen reden om je toverstaf te trekken. Je hebt hem nog maar terug sinds gisteren. Wil je hem alweer kwijt?”
Severus beet op zijn tanden en liet zijn toverstaf zakken. Gefrustreerd pleitte hij verder: “Ik ben de vreselijkste professor die Zweinstein ooit heeft gekend! Daar staat een hele generatie die het kan bevestigen!”
Harry, Ginny, Ron, Marcel en Loena keken elkaar even aan en het was uiteindelijk Loena die haar mond als eerste open trok: “Zelfkennis is het begin van alle wijsheid.”
“Niet enkel dat,” ging Ron verder. “Je hebt vorige week zelf op het proces getuigd dat je de Zwadderaars ook altijd voortrok omdat zij dat tegen hun ouders zouden zeggen en je anders je collega-Dooddoeners op je nek zou halen – en dat dat ook de reden was waarom je als professor ook niet altijd even aardig kon doen tegen dreuzelgeborenen, halfbloedjes en dreuzelliefhebbers. Dus dan zou dat betekenen dat je ditmaal wél aardig zou kunnen zijn.”
“Je zal mij niet horen ontkennen dat Sneep een vreselijk onaardige leerkracht was,” gaf Marcel toe met een schuldige glimlach op zijn gezicht. “Maar hij was extreem goed in Toverdranken. En al die keren dat hij Willibrord vergiftigde, had hij ook op geen tijd een antigif om toe te dienen.”
“Om maar te zwijgen van het feit dat het handig is om een professor te hebben die Legilimentie beheerst en leugenaars door de mand kan laten vallen,” ging Harry luchtig verder. “En Sneep was als student al beter in Toverdranken dan Slakhoorn. En is waarschijnlijk nog steeds meer bedreven in Toverdranken dan Hermelien is op haar huidige niveau.” Harry aarzelde even. “Zeg Hermelien niet dat ik dat gezegd heb.”
“Wat gezegd?” Hermelien en Draco naderden de anderen en als Hermelien nog meer kon stralen van trots, zou ze ieder moment vlam vatten. Draco grijnsde breed en schaapachtig.
Harry lachte even nerveus terwijl hij zichzelf uit deze situatie probeerde te redden. “Dat je nogal straalt.”
Sneep trok een wenkbrauw op en draaide zich naar Harry. “Dat is niet wat je...”
“Zwijg nou,” onderbrak Harry hem dringend.
Draco nam Hermelien’s hand en schraapte zijn keel zuiver. “Ik heb een aankondiging. Hermelien en ik gaan trouwen,” kondigde hij trots aan.
Iedereen bood het gelukkige paar hun felicitaties aan.
“Wanneer is de bruiloft?” vroeg Ron voordat hij weer verderging met zijn kippenboutje te verorberen.
“Ooit,” glimlachte Hermelien mysterieus. “We gaan eerst een beetje van de wereld zien. Volgende zomer misschien.” Ze draaide zich naar Sneep. “Ik hoop dat u mijn baan wil overnemen in mijn afwezigheid.”
“Jij ook al,” reageerde hij in een verveelde toon. “Krijg ik dan op zijn minst de garantie dat het maar voor één jaar zal zijn?”
“We zullen zien,” antwoordde Anderling in Hermeliens plaats. “Je hebt sowieso een baan nodig, Severus. En ik zie je niet zo snel op het Ministerie aan de slag.”
“Ik denk niet dat je veel keuze hebt,” stond Remus Anderling bij.
Severus zuchtte als teken dat hij zich gewonnen gaf. “Het is al goed. Zolang ik me niet hoef te verantwoorden voor de huilende eerstejaars in mijn lessen.”
Het zomerfeest liep op zijn einde en Hermelien merkte dat Draco zoekend om zich heen keek.
“Wat scheelt er?” vroeg ze.
“Ik zie Severus niet,” mijmerde hij.
Hermelien ging op de toppen van haar tenen staan en keek ook om zich heen, maar bespeurde de tovenaar ook nergens.
Het was haast alsof Marcel had kunnen zien naar wie ze zochten, want hij naderde hen opeens en ging in een stille toon verder. “Ik heb hem zonet de heuvel zien afwandelen. Ik denk dat hij naar de tombe van Perkamentus gaat.”
“Oh...”
Hermelien en Draco begrepen beiden wat voor een belangrijk moment dit was. Al die maanden dat Sneep op Zweinstein in de gaten was gehouden door de Orde-leden, Schouwers en professoren van Zweinstein, was hij niet één keer in de buurt gekomen van de begraafplaats van zijn vroegere mentor. Het feit dat hij na al die maanden eindelijk de plek durfde opzoeken, stemde Draco en Hermelien zowel ingetogen als nieuwsgierig.
“Best om hem met rust te laten,” besloot Hermelien stil.
Draco en Marcel knikten instemmend.
De witte tombe lag er rustig bij in de dalende zomerzon en Severus naderde behoedzaam. Hij was niet gevolgd, daar had hij op gelet, en al was het een verademing om eindelijk eens een keer alleen te zijn, op deze mooie plek werd hij onverwachts overmand door een gevoel van eenzaamheid.
In stilte keek hij naar het witte graf en het drong niet helemaal tot hem door dat dit de plek was waar Albus Perkamentus begraven lag, al was het wel een prachtige plek. De lage zon weerspiegelde in het water van het Grote Meer en in de verte was de Reuzeninktvis te zien terwijl die met zijn tentakels naar kleine zwermen muggen boven het water sloeg. In de verte hoorde hij de nachtelijke bewoners van het Verboden Bos ontwaken: het gekrijs van een groep vleermuizen, het ge-oehoe van een eenzame uil, het geknars van Boomtrullen, het gekraak van enkele bomen en hij dacht zelfs dat hij de toppen van enkele bomen zag schudden in de verte. De wind waaide over de met bloemen bezaaide grasvelden van Zweinstein en de zoete geuren die de wind meedroeg, prikkelden zijn neus.
Zijn blik werd opeens getrokken door een lichte verschijning aan de rand van het duistere bos en het duurde niet lang of hij de gedaante van Loena Leeflang herkende. Ze had ondertussen haar reusachtige parasol-hoed afgedaan, maar droeg nog steeds de twee kleine babies mee op haar rug. Al bevond hij zich te ver van hen af om iets te kunnen verstaan, het leek erop dat Loena tegen ze sprak en iedere zoveel meter hurkte ze neer om bloemen te plukken en te verzamelen in een boeketje.
Hij keek toe hoe ze langzaam maar zeker haar weg naar de tombe baande en iedere drietal meter een kleurrijke bloem bleef toevoegen aan haar boeket.Toen ze hem uiteindelijk naderde, leek ze hem compleet te negeren en zette ze zich op haar knieën voor de tombe neer terwijl ze de bloemen eerbiedig ervoor neerlegde.
Severus keek haar raar aan. Het was vreemd dat ze hem zo negeerde. Hij had haar een aantal keren gezien in de maanden dat hij op Zweinstein wachtte op het proces en ze was niet zo irritant als hij aanvankelijk had gedacht. Ze straalde een rust uit die hij wel aangenaam vond. En ze uitte nooit verwachtingen of verwijten tegen hem. Iedere keer dat ze samen met Ron Wemel op Zweinstein was geweest, had ze hem de laatste editie van de Kibbelaar gegeven. Ze had zelfs een keer koekjes gebakken en meegenomen. Deze waren wel niet te eten geweest, maar het was het gedacht dat telde. Haar stilzwijgendheid van nu verwarde hem, en hij staarde haar schaamteloos aan terwijl ze in stilte naar het graf keek en haar hand tegen de witte steen legde.
Alsof ze zijn ogen voelde prikken, draaide ze zich opeens naar hem toe en Severus voelde zich ongemakkelijk toen hij zag dat niet enkel zij hem aankeek, maar ook de twee babies met hun felblauwe ogen boven haar schouders naar hem lonkten. Maar net zoals anders was er ditmaal geen verwachting te lezen in die ogen en Severus ontspande lichtjes.
“Alles goed, Severus?” vroeg ze in haar dromerige stem en hij knikte snel. Zij was – samen met Hermelien en Draco – de enige van haar generatie die hem bij zijn voornaam durfde noemen. De rest noemde hem altijd gewoon “Sneep”.
Hij had altijd gedacht dat het hem vreselijk zou storen dat jonge mensen hem bij zijn voornaam noemden – maar dat deed het eigenlijk niet. Het was fijn om als een gelijke gezien te worden.
Ze draaide zich weer naar de steen en liet haar vingers over het witte marmer glijden, alsof ze een blinde was die enkel op deze manier een verhaal kon lezen. “Kom je hier vaak?”
Hij schudde zijn hoofd, maar realiseerde zich dat zij dit niet kon zien. “Nee. Dit is de eerste keer.”
Verbaasd draaide ze haar hoofd naar hem en hij kreeg het benauwd. Haar ogen onderzochten hem en hij dacht dat ze hem zou veroordelen omwille van zijn antwoord, maar dat deed ze niet. Ze knikte alsof ze opeens zijn hele bestaan kon begrijpen en klopte op de grond naast haar als teken dat hij moest zitten.
Hij naderde argwanend en zette zich op zijn knieën naast haar neer. Ze nam zonder iets te zeggen zijn hand en plaatste deze tegen het witte marmer. Severus stond versteld van de warmte die zich opeens door zijn vingertoppen verspreidde en zijn mond viel lichtjes open. Hij had een veel koeler oppervlak verwacht. Verrast liet hij de steen weer los en de warmte in zijn vingertoppen verdween haast onmiddellijk.
Snel wierp hij een blik opzij en hij zag dat Loena haar ogen gesloten had en met een gelukkige glimlach op haar gezicht haar hand tegen de tombe drukte. Ze leek te verdwalen in het moment en Severus dacht dat hij haar zachtjes hoorde neuriën.
Verward staarde hij naar de tombe voor hem en liet hij zijn hand weer tegen het matte oppervlak rusten. De warmte kroop vertrouwd door zijn vingers en nadat hij een diepe adem nam, sloot hij zijn ogen ook. Het fijne gevoel kroop door zijn vingers, omhelsde zijn hand als in een aangename handdruk en verspreidde zich vervolgens verder door zijn onderarm, voorbij zijn elleboog en schouder totdat uiteindelijk het gevoel zich ook verspreidde in zijn borstkas. Het was haast alsof hij verstikt werd in een liefdevolle omhelzing.
“Ik vergeef het je.”
Severus schrok en liet de steen los. Hij wist niet of hijzelf die gedachte gevormd had, of dat de tombe hem die boodschap had doorgegeven. Langzaamaan verdween de warmte weer uit zijn lijf en zijn blik was ondoorgrondelijk terwijl hij het witte marmer bekeek. Zijn hart klopte in zijn keel.
Loena trok echter zijn aandacht. Ze grinnikte zachtjes en toen hij keek, zag hij dat ze nog steeds haar hand op de steen had liggen en haar ogen gesloten had. Langzaam opende ze haar ogen en liet ze de steen weer los, met een tevreden glimlach op haar gezicht. “Hij is grappig, vind je ook niet?”
Severus snapte er niets van. “Wat...” Hij staarde naar zijn hand en keek daarna Loena vragend aan. “Wat wil dit zeggen?”
“Jij kan hem ook voelen, toch?” zei Loena in een bemoedigende stem.
Severus slikte. “Perkamentus?”
Ze knikte simpelweg terwijl ze met haar grote, blauwgrijze ogen in de zijne keek. “Niet iedereen kan hem voelen. Ron denkt nog steeds dat ik alles verzin. Ik was erbij toen hij het probeerde,” lichtte ze hem snel toe. “Hij heeft maar een paar secondes geprobeerd. Ik denk dat hij bang was. Ron is niet al te goed in het omgaan met de dood. Bij Harry ging het wel! Ik was er niet bij, maar Harry zei dat hij hem ook had gevoeld.”
“Wat?” vroeg Severus verward. “Wat voelde hij dan?”
Loena haalde haar schouders op en de twee babies hikten even van plezier. “Ik weet het niet. Dat heb ik niet gevraagd. Maar ik vermoed wel dat het voor iedereen anders is.”
“Wat voel jij dan?”
Loena glimlachte sereen. “Het begint met een aangename tinteling. En naarmate dat de aanraking blijft duren, voel ik aangename kriebels in mijn buik. Alsof iemand een heel leuke grap heeft verteld. En soms kan ik hem horen.”
“Horen?!” herhaalde Severus. “Wat zegt hij dan?”
“Oh, hij zegt niets hoor. Ik denk niet dat hij me iets te vertellen zou hebben. Weet je, ik heb hem nooit echt gekend – zelfs al heb ik hem altijd bewonderd. Nee, ik hoor hem meestal kamermuziek brommen. Pom pom... Pom pom pom...” Loena zong een melodietje dat Severus nog nooit had gehoord en de babies op haar schouders kraaiden van de pret bij het horen van het melodietje. “Lorcan en Lysander houden ook van kamermuziek,” besloot ze tevreden terwijl ze de draagtas waarin de babies zaten van haar rug haalde en de babies eruit haalde en ze tegen haar knieën liet leunen zodat ze rechtop zouden kunnen zitten.
Een van de babies viel echter naar voren, met zijn handjes tegen de tombe, en krijste van de pret.
Loena glimlachte tevreden. “Ik denk altijd dat hij ook voor hen zingt.”
Severus kon niet anders dan ook glimlachen, maar zijn glimlach verdween toen hij zag hoe de andere baby hem doodserieus aanstaarde. Loena merkte dit ook op en nam de baby op.
“Lysander is nogal het serieuze type,” vertelde ze gewoontjes. “We waren eerst van plan om Fred als peetvader te vragen, maar hij barst in tranen uit als we hem in zijn nabijheid brengen. Hetzelfde met George. En eigenlijk ook met Bill en Charlie.” Loena keek denkend naar Lysander, die nog steeds naar Severus keek alsof hij nog nooit een tovenaar had gezien in zijn hele leven. “Neem hem even,” zei ze opeens terwijl ze zijlings de baby doorgaf aan Severus.
Deze schrok van het kleine wezen dat in zijn handen geduwd werd en staarde in horror naar de baby. Lysander staarde even serieus terug, tot hij opeens zijn mond opende. Severus was ervan overtuigd dat de baby in huilen zou uitbarsten, en al leek het daar aanvankelijk wel op, het geluid dat eruit kwam was belange niet zo hevig en hij leek simpelweg te brabbelen tegen de tovenaar.
Het hart van de oude Zwadderaar klopte als een gek. Van alle dingen die hij de afgelopen maanden had meegemaakt, sloeg dit toch wel alles. Hij kon niets bedenken wat angstaanjagender was dan een kleine baby in zijn handen.
Loena observeerde hen twee tesamen en knikte goedkeurend. “Ik denk dat Lysander jou wel als peetvader ziet zitten.”
Severus hield niet van de beslissende toon waarin Loena dat zei en trok een pijnlijk gezicht. “En ik veronderstel niet dat het er iets aan toe doet of ik dat zie zitten?”
Ze knipperde even met haar ogen terwijl ze over die woorden nadacht. “Oh!” bracht ze er opeens uit. “Mijn Sikkel valt nu pas! Zie jij dat wel zitten, Severus?” Hij kreeg niet de kans om haar verzoek beleefd af te slaan, want ze ging al snel weer verder. “Ik dacht dat je het misschien leuk zou vinden. Ik weet dat je geen familie hebt. En ook niet zo heel veel vrienden. En ik was bang dat je je anders niet welkom zou voelen. Je bent altijd welkom bij ons. En je bent op zijn minst de eerste buitenstaander, behalve zijn grootouders, bij wie Lysander zich op zijn gemak lijkt te voelen. Zou het aan de leeftijd liggen, denk je? Misschien houdt hij gewoon van oudere mensen.”
Severus had nog steeds de baby op de meest ongemakkelijke manier mogelijk vast en het leek erop dat als hij nog veel langer de baby zou moeten vasthouden, hij zijn schouders zou verrekken.
Loena zag de benarde positie waarin ze de man had gebracht en nam Lysander weer van hem over. De baby’s onbezorgde blik verdween weer en hij ging verder met Severus ondoorgrondelijk aan te staren.
Severus trok een wenkbrauw op terwijl hij de rare baby aankeek. Zodra hij dit deed, veranderde de uitdrukking van Lysander ook en hij kraaide opeens van de pret.
“Hij vindt je echt wel leuk.”
Severus aarzelde. Het was een nogal rare gedachte. Peetvader. Hij had geen familie en dus was er nooit de gedachte in hem opgekomen dat hij peetvader zou worden. En nu hij de kans werd geboden, wist hij niet of het beter was om deze kans aan te grijpen of af te slaan. Hij was niet bepaald aangenaam gezelschap.
Zelfs al leek Lysander overtuigd te zijn van het tegendeel...
“Wat vind jij dat ik moet doen?” vroeg hij opeens. Hij wist niet of Loena degene was die hem hierin kon adviseren, maar ze straalde van trots dat hij haar genoeg vertrouwde om die vraag te stellen.
“Ben je bang, Severus?” vroeg ze zelfzeker.
“Bang?” herhaalde hij.
“Dat je niet goed genoeg zal zijn?”
Hij knikte. Bang omschreef het niet. Versteend van angst kwam eerder in de buurt.
“Dan denk ik dat je een prima peetvader zou zijn. Je bent nog nooit eerder voor je angsten weggerend.”
Het scheelde niet veel of hij zou blozen. Ingetogen richtte hij zijn blik op de grond en even legde Loena haar hand op de zijne.
“Denk er nog maar een paar dagen over na,” besloot ze uiteindelijk.
Severus knikte en keek opeens naar Lorcan met een verdwaasde blik. De ondeugende bengel zat zodanig voorover dat hij de tombe nu was aan het likken. Loena volgde zijn blik en lachte toen ze haar zoon bezig zag. “Net zijn vader!” bracht ze er lachend uit terwijl ze zich voorover boog en Lorcan op haar schoot nam. “Die zijn wereldkennis is ook opgebouwd uit alles waaraan hij ooit heeft gelikt.”
Hij kon niet anders dan in lachen uitbarsten omwille van die opmerking en Loena lachte opgelucht mee, zich maar half bewust van de hilarische uitspraak die ze had gedaan.
Severus keek – nog steeds met een glimlach op zijn gezicht – opzij en zag hoe de zon bijna volledig verdween achter de bergen rondom het Grote Meer en de laatste schitterende weerkaatsing in het meer sterren tekende op het oppervlak.
Loena zette Lorcan en Lysander weer in de draagtas en hief deze over haar hoofd en liet ze op haar schouders rusten. Ze stond recht en legde even haar hand op de tombe.
“Tot gauw, Perkamentus,” zei ze dromerig en de babies brabbelden in haar oren.
Severus volgde haar voorbeeld en stond ook recht. Aarzelend legde hij zijn hand op de steen en terwijl de warmte door zijn lichaam stroomde, glimlachte hij en zei hij: “Tot gauw, Albus.”
Loena draaide zich om en liep het grasvlak op naar boven, waar in de verte de laatste tovenaars en heksen afscheid namen op het feestje.
Severus voelde zich – tegen zijn eigen verwachtingen in – ontspannen. Alsof er vandaag heel wat lasten van zijn schouders waren gevallen – al leek het er in principe op dat hij vandaag enkel was gebombardeerd met meer verantwoordelijkheiden.
Maar misschien hadden die er niets mee te maken. Misschien had het aangename gezelschap zijn gemoed verlicht. Perkamentus had hem immers vroeger ook al proberen te overtuigen om anderen toe te staan om licht in zijn leven te laten brengen. Severus had het helaas nooit toegelaten, tot grote spijt van Perkamentus. Dat was nu anders.
Hij glimlachte bij die herinnering terwijl hij zag hoe Loena opeens stilhield en hem afwachtend aankeek terwijl hij ook de grasheuvel opklom.
Wat Perkamentus hem echter nooit had gezegd, was dat sommigen dat licht ongevraagd en onverbiddelijk uitstraalden. Loena Leeflang was zo een zeldzaam iemand.
Het was een aangename ervaring. En op de terugweg naar het feest, besloot hij dat het ditmaal geen kwaad zou kunnen om zulke mensen toe te staan in zijn leven. De oorlog was nu voorbij en hij had niets meer te vrezen. Al had hij nog steeds geen doel in het leven en geen idee waar hij zichzelf zou bevinden in vijf jaar tijd, hij wist waar hij naar verlangde: geluk. Deze tovenaars en heksen hadden allemaal het beste met hem voor, en voor het eerst vertrouwde hij erin dat zij hem de in juiste richting zouden duwen. Te lang had hij zichzelf gewikkeld in eenzaamheid en ellende. Hij zou dat gevoel van zich afschuiven en zich nooit meer daardoor laten overspoelen. Hij had een nieuwe wens: dat warme gevoel dat Perkamentus hem had gegeven leren kweken en behouden.
Een warme zomerbries blies de haren uit zijn gezicht en hij keek op naar het kasteel van Zweinstein in de verte. De fabelachtige schoonheid van het kasteel was vanavond even magisch als die avond dat hij de eerste keer het kasteel gezien had.
Enkel een dwaas zou het geluk zoeken op een plek hier ver vandaan. Zodra hij leerde hoe, zou hij het hier op Zweinstein onder zijn eigen voeten kweken.
Hand in hand liepen ze door de vertrouwde kerkergangen van Zweinstein. De koelte die er hing voelde aangenaam aan na een lange en vermoeiende dag in de zon. De deur van het lokaal Toverdranken stond open en ze stapten binnen en liepen verder tot het voorraadlokaaltje, waar een gewelfde boog de ingang naar de Geheime Kamer prijsgaf. De boekenkast die Draco’s schuilplaats jarenlang had verborgen, stond inmiddels aan de andere kant van de kleine ruimte en de anders zo duistere gang die erachter lag, was verlicht door tientallen kleine toortsen.
De vloer en muren waren nu bedekt door zwarte tegels en het licht van de toortsen leek tot in het oneindige weerspiegeld te worden door hun gladde reflecties.
Terwijl ze de eerste val passeerden, keken ze naar beneden, waar onder een groot stuk glas tientallen lichtgevende vissen te zien waren. Het was Dolleman’s idee geweest en Draco had de oude Schouwer met veel plezier geholpen om de val om te bouwen tot een aquarium.
Ze stapten door tot aan de driesplitsing en volgden de gang waarboven een felgekleurd bordje met de tekst “Geheime Kamer” hing – een cadeautje van Loena.
Ze liepen door totdat opeens een grote, rieten mand naar hun toe zweefde – een mand die identiek was aan die van een luchtballon – met als enige uitzondering dat het stenen Zweinstein embleem aan alle vier de kanten ervan was ingevlochten. Een voorstel van Anderling – die niet goed was bekomen van haar eerste bliksemsnelle rit tot de Geheime Kamer.
Ze stapten naar binnen en toen Draco zijn toverstaf bovenhaalde om hen sneller tot hun doelbestemming te krijgen, legde Hermelien haar hand op de zijne en liet hij zijn toverstaf weer zakken. De mand zweefde langzaam, maar zeker, naar hun thuis zovelen meters onder Zweinstein.
Hij keek even naar haar hand en zag zijn ring die ze aan haar middelvinger droeg. Onwillekeurig glimlachte hij terwijl ze over zijn hand streelde en hij keek naar haar op terwijl ze langzaam door de gangen naar de Geheime Kamer vlogen.
“We hoeven ons niet te haasten,” mijmerde ze terwijl ze tegen hem aan ging staan en haar handen in zijn zij legde. “We hebben alle tijd van de wereld.”
Hij voelde een spanning in zijn maag die hem deed wensen dat ze al in de Geheime Kamer waren, maar weerstond aan die drang en ging met zijn vingers door haar haren. Hij boog zich voorover en drukte een kus in haar nek en voor een moment spinde ze van genot.
“Je bent ongelooflijk, Draco Malfidus,” fluisterde ze in zijn oor en met een ondeugende glimlach keek hij haar aan. “Wie had dit ooit kunnen bedenken?”
“Dat ik zou vallen voor de meest intelligente, onmenselijk mooie en uiterst getalenteerde Hermelien Griffel?” slijmde hij – al geloofde hij zelf dat ieder woord waarheid was.
Ze keek voor een moment naar de verlovingsring en keek daarna weer in zijn heldergrijze ogen terwijl ze de zachte bries haar armen voelde afkoelen. “En dat ik voor jou zou vallen,” vulde ze stil aan en haar blik stond mijlenver weg.
Draco tilde met zijn wijsvinger zachtjes haar kin omhoog en ze keek hem weer aan. Hij glimlachte. “Ik ben je alles verschuldigd, Hermelien. Jij hebt mijn eenzaamheid gedeeld, me door enkele duistere momenten gesleurd en me uiteindelijk weten te bevrijden uit de schaduw. Mijn geluk zou onmogelijk zijn geweest zonder jou. Ik zou hier nog steeds zitten wegkwijnen, Severus zou nooit een tweede kans hebben gekregen en iedereen zou ervan overtuigd zijn dat Perkamentus een mafketel was. Jij hebt ons allen gered.”
Hermelien bloosde en schudde haar hoofd. “Ik verdien zoveel eer niet. Als jij me jouw hart niet had laten zien...” Haar gezicht vertrok. “...Had ik je waarschijnlijk overgeleverd aan het Ministerie. Je zou dan de Kus van de Dementor hebben gekregen, Severus zou zichzelf iets aangedaan hebben en Perkamentus zou voor eeuwig als dwaas herinnerd worden.”
Troostend omhelsde hij haar. “Maar zo is het niet gegaan, Hermelien. Jij hebt die toekomst voorkomen, ondanks je vele twijfels, en ik zou niet meer dankbaar en trots kunnen zijn dan nu.”
Hermelien glimlachte terwijl ze haar gezicht in zijn hemd duwde en ze genoot van zijn armen om haar heen.
“Ik zou gek zijn om jou ooit te laten gaan,” ging hij fluisterend verder. “En ik zal alles doen om je gelukkig te maken. Alles. Beloofd. Dat ben ik je verschuldigd.”
“Zeg dat nou niet,” drong ze lichtjes aan. “Dan ga ik haast denken dat ik je niets meer mag geven.”
“Je hebt me al alles gegeven,” ging Draco in een lichtjes betweterige toon verder,die Hermelien aan zichzelf deed denken, en ze kon niet anders dan grinniken.
“En ik zal je voor eeuwig alles blijven geven,” glimlachte Hermelien en ze kuste hem terwijl ze zacht hun armen verder om elkaar heen sloegen en alles om zich heen vergaten.
De mand landde op het grootste platform, maar dat zouden ze pas vele momenten later merken. Voor nu was alles goed op Zweinstein. En al zouden ze de dag erna niet voor de laatste keer vertrekken voor een aanzienlijk lange tijd, ze zouden steevast terugkeren, keer op keer. Omringd door vrienden en familie zou niemand zich ooit nog gevangen voelen in de schaduwen van dit magnifieke thuis – de Geheime Kamer.
Einde.
“Kom je niet bij de rest zitten?”
Draco keek op van zijn plek aan de rand van het meer en voelde zijn hart opzwellen bij het zien van de vrouw waarvan hij hield. Ze was beeldschoon in haar rode zomerjurk en haar blik zoog hem naar binnen. Het was moeilijk om nee te antwoorden – hij hield gewoon te veel van haar om haar wat dan ook te ontkennen.
“Gaat het?” vroeg ze opeens bezorgd bij het zien van zijn diepe blik en ze ging op haar blote knieën in het gras naast hem zitten.
“Het is enkel wat druk,” excuseerde hij zichzelf en ze keek hem begripvol aan.
“Heb je het nog steeds moeilijk in grote menigtes?”
“Het gaat wel. Als ik af en toe mag vluchten en wat rust kan opzoeken.”
Hermelien boog zich voorover en kuste hem. Hij genoot van haar aanraking en haar liefde. Een gelukzalig gevoel verspreidde zich door zijn borstkas en hij miste Hermelien al weer vanaf het moment dat ze de kus verbrak.
“Kom,” probeerde Hermelien hem zacht te motiveren. “Je wilt Severus toch niet alleen laten in die menigte? Hij heeft het nog moeilijker dan jou door al die positieve aandacht.”
Draco grinnikte. “Ik was er gisteren even van overtuigd dat hij hoopte dat hij niet vrijgesproken zou worden. De afgelopen maanden zijn een hel geweest voor hem. Al die aandacht van mensen die hij liever nooit meer had willen zien.”
Hermelien glimlachte. “Ik weet het niet,” mijmerde ze. “Ik denk wel dat hij zal genieten van de luxe om tijd voor zichzelf te hebben vanaf nu – maar het was goed dat hij niet in zijn eentje in Azkaban heeft gezeten al die tijd. Het is goed geweest voor zijn zelfbeeld om terug het vertrouwen te winnen van zijn oude collega’s en de andere Orde-leden.”
Hij schudde zijn hoofd. “Ik ben er niet zeker van,” gaf hij toe. “Er schuilt nog steeds veel verdriet in hem.”
“Akkoord, maar zijn laatste huilbui is inmiddels van weken geleden. En het is niet gemakkelijk geweest voor hem om geconfronteerd te worden met al die oude gezichten. Harry zegt dat hij hem nog steeds niet langer dan een minuut kan spreken of hij begint raar te doen.”
“Raar?” herhaalde Draco.
“Ja, emotioneel. Alsof hij liever wil vluchten. Harry laat hem nu met rust. En Anderling zegt dat hij vreselijk gespannen is wanneer zij in de buurt is. Alsof hij bang van haar is.”
“Bang?! Hij is heus niet bang van een Griffoendor hoor,” grijnsde Draco met trots in zijn stem. “Hij schaamt zich tegenover haar omdat hij degene is geweest die Perkamentus heeft vermoord. Hij en Anderling waren zijn linker- en rechterhand. En van alle stafleden is Anderling degene die Perkamentus het meeste mist. Dat voelt hij. En daarom is hij gespannen.”
Verrast trok Hermelien een wenkbrauw omhoog. “Het klinkt haast alsof je het hier al eens met hem over hebt gehad.”
Draco bloosde schuldig en was dankbaar dat Hermelien niet door zijn masker heen kon kijken. “Het is niet omdat we mannen zijn, dat we nooit over gevoelens praten.”
“Oh?” reageerde Hermelien geïnteresseerd. “En over welke gevoelens praat jij dan met hem?”
Hij verstarde voor een moment en Hermelien merkte dat er iets mis was. Ze wilde hem vragen wat er scheelde, tot hij opeens met zijn hand in de binnenzak van zijn mantel ging en er een klein doosje uit haalde.
De gil die te horen was op het tuinfeest buiten Zweinstein, verschrok de meeste gasten, maar enkelen hadden al die tijd vanop afstand toegekeken. Ron zat van een kippeboutje te knabbelen terwijl hij toekeek. Marcel had zijn hand boven zijn ogen om het zonlicht eruit te weren terwijl hij naar het tafereel staarde dat zich aan de rand van het Grote Meer afspeelde. Loena stond een paar meter voor hen en leek die ruimte ook daadwerkelijk voor zichzelf nodig te hebben. Op haar hoofd droeg ze een hoed waaraan een reusachtig grote parasol was bevestigd die haarzelf en de twee babies op haar rug beschermde tegen de felle zomerzon. De babies sliepen terwijl hun hoofdjes op haar schouders lagen en ze keek door een lila verrekijker naar het tafereel. Tops klapte enthousiast in haar handen en Remus sloeg tevreden zijn arm om haar schouder. Severus had zijn armen over elkaar heen gevouwen terwijl hij toekeek en knikte goedkeurend.
“Wat?! Heeft hij haar al gevraagd?!”
Harry kwam aangehold met Ginny aan zijn hand en ze bleven naast Ron staan terwijl ze probeerden een glimps op te vangen van het gelukkige koppel.
“Je hebt het net gemist,” grijnsde Marcel.
“Wat zei ze?” vroeg Harry.
“Alsof wij dat zouden kunnen verstaan vanaf hier...” reageerde Severus ironisch terwijl hij met zijn ogen rolde.
“Ze zei niets,” zei Loena in haar dromerige stem terwijl ze bleef staren door haar verrekijker. “Ze gilde en besprong hem alsof ze bezeten werd door Kriebelkevers en nu is ze nog steeds niet opgehouden met hem te zoenen.”
“Wat romantisch, vind je ook niet Remus?” mijmerde Tops terwijl ze haar hoofd tegen zijn schouder liet vallen.
“Oh, er is niets romantisch aan Kriebelkevers,” ging Loena ongestoord verder in haar dromerige stem. “Ze kruipen je lichaam binnen via je teennagels wanneer ze nog te klein zijn voor te zien met het blote oog, en dan...”
“Schat,” onderbrak Ron haar berispend met een beschaamde blos op zijn wangen. “Het zijn vast geen Kriebelkevers.”
“Heeft hij haar gevraagd?”
Enkele hoofden draaiden zich naar professor Anderling.
“Zonet,” antwoordde Harry.
“Mooi,” knikte professor Anderling terwijl ze tot bij Sneep stapte. “Dan veronderstel ik dat het nu het moment is om Severus te vragen.”
“Oh,” merkte Loena nieuwsgierig op. “Gaat u hem ook ten huwelijk vragen?”
Iedereen, inclusief Sneep en Anderling, draaide zich naar Loena en staarde haar aan alsof ze gestoord was.
Loena knipperde even met haar ogen. “Oh, wacht!” merkte ze begripvol op na een korte stilte. “U gaat hem iets anders vragen!”
Zowel Anderling als Sneep rolden met hun ogen, waarna de Zwadderaar zich tot het schoolhoofd richtte. “Wat wilt u me dan vragen?”
Anderling schonk hem een korte, maar bemoedigende glimlach voordat ze een serieuzere uitdrukking over haar gezicht liet vallen. “Het is iets dat meneer Malfidus deze ochtend met me besproken heeft,” legde ze uit. “Aangezien ik er vanuit ga dat juffrouw Griffel positief is ingegaan op zijn huwelijksverzoek en ze weldra Zweinstein zullen verlaten voor onbepaalde tijd, bracht meneer Malfidus me aan het licht dat er hoogst waarschijnlijk een nieuwe professor Toverdranken nodig zou zijn in september.” Anderling pauzeerde even en corrigeerde zichzelf langzaam. “Of... een oude.”
Sneeps ogen werden groot en nog voor hij iets kon zeggen, schudde hij al met zijn hoofd.
“Geen sprake van!” Hij keek wanhopig om zich heen, alsof hij verwachtte dat iemand hem te hulp zou schieten. “De enige reden waarom ik ooit professor ben geworden, is omdat het mijn geloofwaardigheid als dubbelspion zou versterken en omdat Perkamentus het Ministerie had beloofd me in de gaten te houden. Laat me verzekeren dat het geen persoonlijke ambitie van me was om professor te worden. Daarenboven is Toverdranken nooit mijn eerste keuze geweest! Als ik terugkom als professor, is het in zijn job.”
Hij wees naar Lupos, die hem uitdagend aanstaarde.
“We weten allemaal wat er met het vorige schoolhoofd is gebeurd toen je zijn job had, Severus,” zei Anderling sluw. “Ik denk niet dat het het beste in je naar boven brengt.”
Sneep liet verontwaardigd zijn mond open vallen. “Dat is niet eens grappig, Minerva!”
Anderling had er zichtbaar plezier in om hem op stang te jagen hiermee. “Aangezien ik nu schoolhoofd ben, kan je vast snappen waarom ik daartegen zou protesteren.”
“Het is nog steeds niet grappig!” protesteerde hij.
“Maar het aanbod geldt nog steeds,” drong ze aan. “We hebben een nieuwe professor Toverdranken nodig. En ik was van plan om deze zomervakantie in Frankrijk door te brengen. Ik zou het vreselijk vinden om mijn vrije tijd te moeten spenderen aan een lange en vermoeiende sollicitatie-procedure om een geschikte nieuwe professor te vinden.”
Sneep kneep zijn ogen tot kleine spleetjes en zijn blik was woedend. “Dat is emotionele chantage.”
“Heb je het moeilijk om een oude vriendin een gunst te weigeren?” vroeg Anderling sluw.
“Pas maar op, Minerva,” plaagde Remus hen. “Als je zo persoonlijk verder gaat, barst hij nog in tranen uit.”
Voordat iemand het door had, trok Sneep opeens zijn toverstaf en richtte hij die op de professor Verweer. “Dat is niet grappig!” reageerde hij woedend.
“Ho, Severus, het was maar een grapje,” verdedigde Tops haar man terwijl ze lichtjes voor hem in ging staan. “Geen reden om je toverstaf te trekken. Je hebt hem nog maar terug sinds gisteren. Wil je hem alweer kwijt?”
Severus beet op zijn tanden en liet zijn toverstaf zakken. Gefrustreerd pleitte hij verder: “Ik ben de vreselijkste professor die Zweinstein ooit heeft gekend! Daar staat een hele generatie die het kan bevestigen!”
Harry, Ginny, Ron, Marcel en Loena keken elkaar even aan en het was uiteindelijk Loena die haar mond als eerste open trok: “Zelfkennis is het begin van alle wijsheid.”
“Niet enkel dat,” ging Ron verder. “Je hebt vorige week zelf op het proces getuigd dat je de Zwadderaars ook altijd voortrok omdat zij dat tegen hun ouders zouden zeggen en je anders je collega-Dooddoeners op je nek zou halen – en dat dat ook de reden was waarom je als professor ook niet altijd even aardig kon doen tegen dreuzelgeborenen, halfbloedjes en dreuzelliefhebbers. Dus dan zou dat betekenen dat je ditmaal wél aardig zou kunnen zijn.”
“Je zal mij niet horen ontkennen dat Sneep een vreselijk onaardige leerkracht was,” gaf Marcel toe met een schuldige glimlach op zijn gezicht. “Maar hij was extreem goed in Toverdranken. En al die keren dat hij Willibrord vergiftigde, had hij ook op geen tijd een antigif om toe te dienen.”
“Om maar te zwijgen van het feit dat het handig is om een professor te hebben die Legilimentie beheerst en leugenaars door de mand kan laten vallen,” ging Harry luchtig verder. “En Sneep was als student al beter in Toverdranken dan Slakhoorn. En is waarschijnlijk nog steeds meer bedreven in Toverdranken dan Hermelien is op haar huidige niveau.” Harry aarzelde even. “Zeg Hermelien niet dat ik dat gezegd heb.”
“Wat gezegd?” Hermelien en Draco naderden de anderen en als Hermelien nog meer kon stralen van trots, zou ze ieder moment vlam vatten. Draco grijnsde breed en schaapachtig.
Harry lachte even nerveus terwijl hij zichzelf uit deze situatie probeerde te redden. “Dat je nogal straalt.”
Sneep trok een wenkbrauw op en draaide zich naar Harry. “Dat is niet wat je...”
“Zwijg nou,” onderbrak Harry hem dringend.
Draco nam Hermelien’s hand en schraapte zijn keel zuiver. “Ik heb een aankondiging. Hermelien en ik gaan trouwen,” kondigde hij trots aan.
Iedereen bood het gelukkige paar hun felicitaties aan.
“Wanneer is de bruiloft?” vroeg Ron voordat hij weer verderging met zijn kippenboutje te verorberen.
“Ooit,” glimlachte Hermelien mysterieus. “We gaan eerst een beetje van de wereld zien. Volgende zomer misschien.” Ze draaide zich naar Sneep. “Ik hoop dat u mijn baan wil overnemen in mijn afwezigheid.”
“Jij ook al,” reageerde hij in een verveelde toon. “Krijg ik dan op zijn minst de garantie dat het maar voor één jaar zal zijn?”
“We zullen zien,” antwoordde Anderling in Hermeliens plaats. “Je hebt sowieso een baan nodig, Severus. En ik zie je niet zo snel op het Ministerie aan de slag.”
“Ik denk niet dat je veel keuze hebt,” stond Remus Anderling bij.
Severus zuchtte als teken dat hij zich gewonnen gaf. “Het is al goed. Zolang ik me niet hoef te verantwoorden voor de huilende eerstejaars in mijn lessen.”
Het zomerfeest liep op zijn einde en Hermelien merkte dat Draco zoekend om zich heen keek.
“Wat scheelt er?” vroeg ze.
“Ik zie Severus niet,” mijmerde hij.
Hermelien ging op de toppen van haar tenen staan en keek ook om zich heen, maar bespeurde de tovenaar ook nergens.
Het was haast alsof Marcel had kunnen zien naar wie ze zochten, want hij naderde hen opeens en ging in een stille toon verder. “Ik heb hem zonet de heuvel zien afwandelen. Ik denk dat hij naar de tombe van Perkamentus gaat.”
“Oh...”
Hermelien en Draco begrepen beiden wat voor een belangrijk moment dit was. Al die maanden dat Sneep op Zweinstein in de gaten was gehouden door de Orde-leden, Schouwers en professoren van Zweinstein, was hij niet één keer in de buurt gekomen van de begraafplaats van zijn vroegere mentor. Het feit dat hij na al die maanden eindelijk de plek durfde opzoeken, stemde Draco en Hermelien zowel ingetogen als nieuwsgierig.
“Best om hem met rust te laten,” besloot Hermelien stil.
Draco en Marcel knikten instemmend.
De witte tombe lag er rustig bij in de dalende zomerzon en Severus naderde behoedzaam. Hij was niet gevolgd, daar had hij op gelet, en al was het een verademing om eindelijk eens een keer alleen te zijn, op deze mooie plek werd hij onverwachts overmand door een gevoel van eenzaamheid.
In stilte keek hij naar het witte graf en het drong niet helemaal tot hem door dat dit de plek was waar Albus Perkamentus begraven lag, al was het wel een prachtige plek. De lage zon weerspiegelde in het water van het Grote Meer en in de verte was de Reuzeninktvis te zien terwijl die met zijn tentakels naar kleine zwermen muggen boven het water sloeg. In de verte hoorde hij de nachtelijke bewoners van het Verboden Bos ontwaken: het gekrijs van een groep vleermuizen, het ge-oehoe van een eenzame uil, het geknars van Boomtrullen, het gekraak van enkele bomen en hij dacht zelfs dat hij de toppen van enkele bomen zag schudden in de verte. De wind waaide over de met bloemen bezaaide grasvelden van Zweinstein en de zoete geuren die de wind meedroeg, prikkelden zijn neus.
Zijn blik werd opeens getrokken door een lichte verschijning aan de rand van het duistere bos en het duurde niet lang of hij de gedaante van Loena Leeflang herkende. Ze had ondertussen haar reusachtige parasol-hoed afgedaan, maar droeg nog steeds de twee kleine babies mee op haar rug. Al bevond hij zich te ver van hen af om iets te kunnen verstaan, het leek erop dat Loena tegen ze sprak en iedere zoveel meter hurkte ze neer om bloemen te plukken en te verzamelen in een boeketje.
Hij keek toe hoe ze langzaam maar zeker haar weg naar de tombe baande en iedere drietal meter een kleurrijke bloem bleef toevoegen aan haar boeket.Toen ze hem uiteindelijk naderde, leek ze hem compleet te negeren en zette ze zich op haar knieën voor de tombe neer terwijl ze de bloemen eerbiedig ervoor neerlegde.
Severus keek haar raar aan. Het was vreemd dat ze hem zo negeerde. Hij had haar een aantal keren gezien in de maanden dat hij op Zweinstein wachtte op het proces en ze was niet zo irritant als hij aanvankelijk had gedacht. Ze straalde een rust uit die hij wel aangenaam vond. En ze uitte nooit verwachtingen of verwijten tegen hem. Iedere keer dat ze samen met Ron Wemel op Zweinstein was geweest, had ze hem de laatste editie van de Kibbelaar gegeven. Ze had zelfs een keer koekjes gebakken en meegenomen. Deze waren wel niet te eten geweest, maar het was het gedacht dat telde. Haar stilzwijgendheid van nu verwarde hem, en hij staarde haar schaamteloos aan terwijl ze in stilte naar het graf keek en haar hand tegen de witte steen legde.
Alsof ze zijn ogen voelde prikken, draaide ze zich opeens naar hem toe en Severus voelde zich ongemakkelijk toen hij zag dat niet enkel zij hem aankeek, maar ook de twee babies met hun felblauwe ogen boven haar schouders naar hem lonkten. Maar net zoals anders was er ditmaal geen verwachting te lezen in die ogen en Severus ontspande lichtjes.
“Alles goed, Severus?” vroeg ze in haar dromerige stem en hij knikte snel. Zij was – samen met Hermelien en Draco – de enige van haar generatie die hem bij zijn voornaam durfde noemen. De rest noemde hem altijd gewoon “Sneep”.
Hij had altijd gedacht dat het hem vreselijk zou storen dat jonge mensen hem bij zijn voornaam noemden – maar dat deed het eigenlijk niet. Het was fijn om als een gelijke gezien te worden.
Ze draaide zich weer naar de steen en liet haar vingers over het witte marmer glijden, alsof ze een blinde was die enkel op deze manier een verhaal kon lezen. “Kom je hier vaak?”
Hij schudde zijn hoofd, maar realiseerde zich dat zij dit niet kon zien. “Nee. Dit is de eerste keer.”
Verbaasd draaide ze haar hoofd naar hem en hij kreeg het benauwd. Haar ogen onderzochten hem en hij dacht dat ze hem zou veroordelen omwille van zijn antwoord, maar dat deed ze niet. Ze knikte alsof ze opeens zijn hele bestaan kon begrijpen en klopte op de grond naast haar als teken dat hij moest zitten.
Hij naderde argwanend en zette zich op zijn knieën naast haar neer. Ze nam zonder iets te zeggen zijn hand en plaatste deze tegen het witte marmer. Severus stond versteld van de warmte die zich opeens door zijn vingertoppen verspreidde en zijn mond viel lichtjes open. Hij had een veel koeler oppervlak verwacht. Verrast liet hij de steen weer los en de warmte in zijn vingertoppen verdween haast onmiddellijk.
Snel wierp hij een blik opzij en hij zag dat Loena haar ogen gesloten had en met een gelukkige glimlach op haar gezicht haar hand tegen de tombe drukte. Ze leek te verdwalen in het moment en Severus dacht dat hij haar zachtjes hoorde neuriën.
Verward staarde hij naar de tombe voor hem en liet hij zijn hand weer tegen het matte oppervlak rusten. De warmte kroop vertrouwd door zijn vingers en nadat hij een diepe adem nam, sloot hij zijn ogen ook. Het fijne gevoel kroop door zijn vingers, omhelsde zijn hand als in een aangename handdruk en verspreidde zich vervolgens verder door zijn onderarm, voorbij zijn elleboog en schouder totdat uiteindelijk het gevoel zich ook verspreidde in zijn borstkas. Het was haast alsof hij verstikt werd in een liefdevolle omhelzing.
“Ik vergeef het je.”
Severus schrok en liet de steen los. Hij wist niet of hijzelf die gedachte gevormd had, of dat de tombe hem die boodschap had doorgegeven. Langzaamaan verdween de warmte weer uit zijn lijf en zijn blik was ondoorgrondelijk terwijl hij het witte marmer bekeek. Zijn hart klopte in zijn keel.
Loena trok echter zijn aandacht. Ze grinnikte zachtjes en toen hij keek, zag hij dat ze nog steeds haar hand op de steen had liggen en haar ogen gesloten had. Langzaam opende ze haar ogen en liet ze de steen weer los, met een tevreden glimlach op haar gezicht. “Hij is grappig, vind je ook niet?”
Severus snapte er niets van. “Wat...” Hij staarde naar zijn hand en keek daarna Loena vragend aan. “Wat wil dit zeggen?”
“Jij kan hem ook voelen, toch?” zei Loena in een bemoedigende stem.
Severus slikte. “Perkamentus?”
Ze knikte simpelweg terwijl ze met haar grote, blauwgrijze ogen in de zijne keek. “Niet iedereen kan hem voelen. Ron denkt nog steeds dat ik alles verzin. Ik was erbij toen hij het probeerde,” lichtte ze hem snel toe. “Hij heeft maar een paar secondes geprobeerd. Ik denk dat hij bang was. Ron is niet al te goed in het omgaan met de dood. Bij Harry ging het wel! Ik was er niet bij, maar Harry zei dat hij hem ook had gevoeld.”
“Wat?” vroeg Severus verward. “Wat voelde hij dan?”
Loena haalde haar schouders op en de twee babies hikten even van plezier. “Ik weet het niet. Dat heb ik niet gevraagd. Maar ik vermoed wel dat het voor iedereen anders is.”
“Wat voel jij dan?”
Loena glimlachte sereen. “Het begint met een aangename tinteling. En naarmate dat de aanraking blijft duren, voel ik aangename kriebels in mijn buik. Alsof iemand een heel leuke grap heeft verteld. En soms kan ik hem horen.”
“Horen?!” herhaalde Severus. “Wat zegt hij dan?”
“Oh, hij zegt niets hoor. Ik denk niet dat hij me iets te vertellen zou hebben. Weet je, ik heb hem nooit echt gekend – zelfs al heb ik hem altijd bewonderd. Nee, ik hoor hem meestal kamermuziek brommen. Pom pom... Pom pom pom...” Loena zong een melodietje dat Severus nog nooit had gehoord en de babies op haar schouders kraaiden van de pret bij het horen van het melodietje. “Lorcan en Lysander houden ook van kamermuziek,” besloot ze tevreden terwijl ze de draagtas waarin de babies zaten van haar rug haalde en de babies eruit haalde en ze tegen haar knieën liet leunen zodat ze rechtop zouden kunnen zitten.
Een van de babies viel echter naar voren, met zijn handjes tegen de tombe, en krijste van de pret.
Loena glimlachte tevreden. “Ik denk altijd dat hij ook voor hen zingt.”
Severus kon niet anders dan ook glimlachen, maar zijn glimlach verdween toen hij zag hoe de andere baby hem doodserieus aanstaarde. Loena merkte dit ook op en nam de baby op.
“Lysander is nogal het serieuze type,” vertelde ze gewoontjes. “We waren eerst van plan om Fred als peetvader te vragen, maar hij barst in tranen uit als we hem in zijn nabijheid brengen. Hetzelfde met George. En eigenlijk ook met Bill en Charlie.” Loena keek denkend naar Lysander, die nog steeds naar Severus keek alsof hij nog nooit een tovenaar had gezien in zijn hele leven. “Neem hem even,” zei ze opeens terwijl ze zijlings de baby doorgaf aan Severus.
Deze schrok van het kleine wezen dat in zijn handen geduwd werd en staarde in horror naar de baby. Lysander staarde even serieus terug, tot hij opeens zijn mond opende. Severus was ervan overtuigd dat de baby in huilen zou uitbarsten, en al leek het daar aanvankelijk wel op, het geluid dat eruit kwam was belange niet zo hevig en hij leek simpelweg te brabbelen tegen de tovenaar.
Het hart van de oude Zwadderaar klopte als een gek. Van alle dingen die hij de afgelopen maanden had meegemaakt, sloeg dit toch wel alles. Hij kon niets bedenken wat angstaanjagender was dan een kleine baby in zijn handen.
Loena observeerde hen twee tesamen en knikte goedkeurend. “Ik denk dat Lysander jou wel als peetvader ziet zitten.”
Severus hield niet van de beslissende toon waarin Loena dat zei en trok een pijnlijk gezicht. “En ik veronderstel niet dat het er iets aan toe doet of ik dat zie zitten?”
Ze knipperde even met haar ogen terwijl ze over die woorden nadacht. “Oh!” bracht ze er opeens uit. “Mijn Sikkel valt nu pas! Zie jij dat wel zitten, Severus?” Hij kreeg niet de kans om haar verzoek beleefd af te slaan, want ze ging al snel weer verder. “Ik dacht dat je het misschien leuk zou vinden. Ik weet dat je geen familie hebt. En ook niet zo heel veel vrienden. En ik was bang dat je je anders niet welkom zou voelen. Je bent altijd welkom bij ons. En je bent op zijn minst de eerste buitenstaander, behalve zijn grootouders, bij wie Lysander zich op zijn gemak lijkt te voelen. Zou het aan de leeftijd liggen, denk je? Misschien houdt hij gewoon van oudere mensen.”
Severus had nog steeds de baby op de meest ongemakkelijke manier mogelijk vast en het leek erop dat als hij nog veel langer de baby zou moeten vasthouden, hij zijn schouders zou verrekken.
Loena zag de benarde positie waarin ze de man had gebracht en nam Lysander weer van hem over. De baby’s onbezorgde blik verdween weer en hij ging verder met Severus ondoorgrondelijk aan te staren.
Severus trok een wenkbrauw op terwijl hij de rare baby aankeek. Zodra hij dit deed, veranderde de uitdrukking van Lysander ook en hij kraaide opeens van de pret.
“Hij vindt je echt wel leuk.”
Severus aarzelde. Het was een nogal rare gedachte. Peetvader. Hij had geen familie en dus was er nooit de gedachte in hem opgekomen dat hij peetvader zou worden. En nu hij de kans werd geboden, wist hij niet of het beter was om deze kans aan te grijpen of af te slaan. Hij was niet bepaald aangenaam gezelschap.
Zelfs al leek Lysander overtuigd te zijn van het tegendeel...
“Wat vind jij dat ik moet doen?” vroeg hij opeens. Hij wist niet of Loena degene was die hem hierin kon adviseren, maar ze straalde van trots dat hij haar genoeg vertrouwde om die vraag te stellen.
“Ben je bang, Severus?” vroeg ze zelfzeker.
“Bang?” herhaalde hij.
“Dat je niet goed genoeg zal zijn?”
Hij knikte. Bang omschreef het niet. Versteend van angst kwam eerder in de buurt.
“Dan denk ik dat je een prima peetvader zou zijn. Je bent nog nooit eerder voor je angsten weggerend.”
Het scheelde niet veel of hij zou blozen. Ingetogen richtte hij zijn blik op de grond en even legde Loena haar hand op de zijne.
“Denk er nog maar een paar dagen over na,” besloot ze uiteindelijk.
Severus knikte en keek opeens naar Lorcan met een verdwaasde blik. De ondeugende bengel zat zodanig voorover dat hij de tombe nu was aan het likken. Loena volgde zijn blik en lachte toen ze haar zoon bezig zag. “Net zijn vader!” bracht ze er lachend uit terwijl ze zich voorover boog en Lorcan op haar schoot nam. “Die zijn wereldkennis is ook opgebouwd uit alles waaraan hij ooit heeft gelikt.”
Hij kon niet anders dan in lachen uitbarsten omwille van die opmerking en Loena lachte opgelucht mee, zich maar half bewust van de hilarische uitspraak die ze had gedaan.
Severus keek – nog steeds met een glimlach op zijn gezicht – opzij en zag hoe de zon bijna volledig verdween achter de bergen rondom het Grote Meer en de laatste schitterende weerkaatsing in het meer sterren tekende op het oppervlak.
Loena zette Lorcan en Lysander weer in de draagtas en hief deze over haar hoofd en liet ze op haar schouders rusten. Ze stond recht en legde even haar hand op de tombe.
“Tot gauw, Perkamentus,” zei ze dromerig en de babies brabbelden in haar oren.
Severus volgde haar voorbeeld en stond ook recht. Aarzelend legde hij zijn hand op de steen en terwijl de warmte door zijn lichaam stroomde, glimlachte hij en zei hij: “Tot gauw, Albus.”
Loena draaide zich om en liep het grasvlak op naar boven, waar in de verte de laatste tovenaars en heksen afscheid namen op het feestje.
Severus voelde zich – tegen zijn eigen verwachtingen in – ontspannen. Alsof er vandaag heel wat lasten van zijn schouders waren gevallen – al leek het er in principe op dat hij vandaag enkel was gebombardeerd met meer verantwoordelijkheiden.
Maar misschien hadden die er niets mee te maken. Misschien had het aangename gezelschap zijn gemoed verlicht. Perkamentus had hem immers vroeger ook al proberen te overtuigen om anderen toe te staan om licht in zijn leven te laten brengen. Severus had het helaas nooit toegelaten, tot grote spijt van Perkamentus. Dat was nu anders.
Hij glimlachte bij die herinnering terwijl hij zag hoe Loena opeens stilhield en hem afwachtend aankeek terwijl hij ook de grasheuvel opklom.
Wat Perkamentus hem echter nooit had gezegd, was dat sommigen dat licht ongevraagd en onverbiddelijk uitstraalden. Loena Leeflang was zo een zeldzaam iemand.
Het was een aangename ervaring. En op de terugweg naar het feest, besloot hij dat het ditmaal geen kwaad zou kunnen om zulke mensen toe te staan in zijn leven. De oorlog was nu voorbij en hij had niets meer te vrezen. Al had hij nog steeds geen doel in het leven en geen idee waar hij zichzelf zou bevinden in vijf jaar tijd, hij wist waar hij naar verlangde: geluk. Deze tovenaars en heksen hadden allemaal het beste met hem voor, en voor het eerst vertrouwde hij erin dat zij hem de in juiste richting zouden duwen. Te lang had hij zichzelf gewikkeld in eenzaamheid en ellende. Hij zou dat gevoel van zich afschuiven en zich nooit meer daardoor laten overspoelen. Hij had een nieuwe wens: dat warme gevoel dat Perkamentus hem had gegeven leren kweken en behouden.
Een warme zomerbries blies de haren uit zijn gezicht en hij keek op naar het kasteel van Zweinstein in de verte. De fabelachtige schoonheid van het kasteel was vanavond even magisch als die avond dat hij de eerste keer het kasteel gezien had.
Enkel een dwaas zou het geluk zoeken op een plek hier ver vandaan. Zodra hij leerde hoe, zou hij het hier op Zweinstein onder zijn eigen voeten kweken.
Hand in hand liepen ze door de vertrouwde kerkergangen van Zweinstein. De koelte die er hing voelde aangenaam aan na een lange en vermoeiende dag in de zon. De deur van het lokaal Toverdranken stond open en ze stapten binnen en liepen verder tot het voorraadlokaaltje, waar een gewelfde boog de ingang naar de Geheime Kamer prijsgaf. De boekenkast die Draco’s schuilplaats jarenlang had verborgen, stond inmiddels aan de andere kant van de kleine ruimte en de anders zo duistere gang die erachter lag, was verlicht door tientallen kleine toortsen.
De vloer en muren waren nu bedekt door zwarte tegels en het licht van de toortsen leek tot in het oneindige weerspiegeld te worden door hun gladde reflecties.
Terwijl ze de eerste val passeerden, keken ze naar beneden, waar onder een groot stuk glas tientallen lichtgevende vissen te zien waren. Het was Dolleman’s idee geweest en Draco had de oude Schouwer met veel plezier geholpen om de val om te bouwen tot een aquarium.
Ze stapten door tot aan de driesplitsing en volgden de gang waarboven een felgekleurd bordje met de tekst “Geheime Kamer” hing – een cadeautje van Loena.
Ze liepen door totdat opeens een grote, rieten mand naar hun toe zweefde – een mand die identiek was aan die van een luchtballon – met als enige uitzondering dat het stenen Zweinstein embleem aan alle vier de kanten ervan was ingevlochten. Een voorstel van Anderling – die niet goed was bekomen van haar eerste bliksemsnelle rit tot de Geheime Kamer.
Ze stapten naar binnen en toen Draco zijn toverstaf bovenhaalde om hen sneller tot hun doelbestemming te krijgen, legde Hermelien haar hand op de zijne en liet hij zijn toverstaf weer zakken. De mand zweefde langzaam, maar zeker, naar hun thuis zovelen meters onder Zweinstein.
Hij keek even naar haar hand en zag zijn ring die ze aan haar middelvinger droeg. Onwillekeurig glimlachte hij terwijl ze over zijn hand streelde en hij keek naar haar op terwijl ze langzaam door de gangen naar de Geheime Kamer vlogen.
“We hoeven ons niet te haasten,” mijmerde ze terwijl ze tegen hem aan ging staan en haar handen in zijn zij legde. “We hebben alle tijd van de wereld.”
Hij voelde een spanning in zijn maag die hem deed wensen dat ze al in de Geheime Kamer waren, maar weerstond aan die drang en ging met zijn vingers door haar haren. Hij boog zich voorover en drukte een kus in haar nek en voor een moment spinde ze van genot.
“Je bent ongelooflijk, Draco Malfidus,” fluisterde ze in zijn oor en met een ondeugende glimlach keek hij haar aan. “Wie had dit ooit kunnen bedenken?”
“Dat ik zou vallen voor de meest intelligente, onmenselijk mooie en uiterst getalenteerde Hermelien Griffel?” slijmde hij – al geloofde hij zelf dat ieder woord waarheid was.
Ze keek voor een moment naar de verlovingsring en keek daarna weer in zijn heldergrijze ogen terwijl ze de zachte bries haar armen voelde afkoelen. “En dat ik voor jou zou vallen,” vulde ze stil aan en haar blik stond mijlenver weg.
Draco tilde met zijn wijsvinger zachtjes haar kin omhoog en ze keek hem weer aan. Hij glimlachte. “Ik ben je alles verschuldigd, Hermelien. Jij hebt mijn eenzaamheid gedeeld, me door enkele duistere momenten gesleurd en me uiteindelijk weten te bevrijden uit de schaduw. Mijn geluk zou onmogelijk zijn geweest zonder jou. Ik zou hier nog steeds zitten wegkwijnen, Severus zou nooit een tweede kans hebben gekregen en iedereen zou ervan overtuigd zijn dat Perkamentus een mafketel was. Jij hebt ons allen gered.”
Hermelien bloosde en schudde haar hoofd. “Ik verdien zoveel eer niet. Als jij me jouw hart niet had laten zien...” Haar gezicht vertrok. “...Had ik je waarschijnlijk overgeleverd aan het Ministerie. Je zou dan de Kus van de Dementor hebben gekregen, Severus zou zichzelf iets aangedaan hebben en Perkamentus zou voor eeuwig als dwaas herinnerd worden.”
Troostend omhelsde hij haar. “Maar zo is het niet gegaan, Hermelien. Jij hebt die toekomst voorkomen, ondanks je vele twijfels, en ik zou niet meer dankbaar en trots kunnen zijn dan nu.”
Hermelien glimlachte terwijl ze haar gezicht in zijn hemd duwde en ze genoot van zijn armen om haar heen.
“Ik zou gek zijn om jou ooit te laten gaan,” ging hij fluisterend verder. “En ik zal alles doen om je gelukkig te maken. Alles. Beloofd. Dat ben ik je verschuldigd.”
“Zeg dat nou niet,” drong ze lichtjes aan. “Dan ga ik haast denken dat ik je niets meer mag geven.”
“Je hebt me al alles gegeven,” ging Draco in een lichtjes betweterige toon verder,die Hermelien aan zichzelf deed denken, en ze kon niet anders dan grinniken.
“En ik zal je voor eeuwig alles blijven geven,” glimlachte Hermelien en ze kuste hem terwijl ze zacht hun armen verder om elkaar heen sloegen en alles om zich heen vergaten.
De mand landde op het grootste platform, maar dat zouden ze pas vele momenten later merken. Voor nu was alles goed op Zweinstein. En al zouden ze de dag erna niet voor de laatste keer vertrekken voor een aanzienlijk lange tijd, ze zouden steevast terugkeren, keer op keer. Omringd door vrienden en familie zou niemand zich ooit nog gevangen voelen in de schaduwen van dit magnifieke thuis – de Geheime Kamer.
Einde.