27/08/2020, 18:09
Hoofdstuk 15: Dromen van Vrijspraak
Hermelien ontwaakte die ochtend met een arm rond haar middel. Het was een fijn gevoel om naast Draco wakker te worden. Eigenlijk was ze helemaal niet van plan geweest om bij hem te blijven slapen, maar ze was zo moe geweest... Daarenboven wilde ze niets missen van wat Severus Sneep te zeggen had tegen Draco. Ongelooflijk wat een groot mysterie die man nog steeds was. Hermelien vond het fascinerend.
Iets aan haar manier van ademen moest haar hebben verraden, want opeens fluisterde Draco in haar oor: “Ook wakker?”
Ze draaide zich naar hem toe en was lichtjes verbaasd om te zien dat hij het masker alweer op had. Hoe lang was hij dan al wakker? En had hij die avond ervoren niet het masker afgedaan om in slaap te vallen?
“Mag ik je ochtendgezicht niet zien?” mijmerde ze terwijl ze met haar vingers over het masker ging.
Hij grijnsde en ging grappend verder: “Ben je gek? Dat is nog erger dan anders. Je zou je rot verschrikken.”
Liefdevol liet ze haar vingers over zijn lippen gaan en hij boog zich naar haar toe om een zachte kus op de hare te drukken. Hermelien genoot van die warme aanraking en een klagend jank-geluidje ontsnapte uit haar keel toen hij wat afstand van haar nam.
Hij lag op zijn zij naast haar met een arm onder zijn hoofd en keek haar glimlachend aan.
“Ik vind het wel leuk om zo wakker te worden,” gaf Hermelien mijmerend toe.
“Ik ook,” glimlachte Draco. “Het zou fijn zijn als je hier gewoon zou kunnen wonen.” Toen hij Hermelien’s verstarde blik zag, ging hij snel verder. “Ooit he. Ik weet ook wel dat dat heel moeilijk zou zijn voor je. Mensen zouden iets doorhebben, dat snap ik ook wel.”
Hermelien schoot opeens rechtop in bed en keek verwilderd om zich heen.
“Oh hemeltje!” piepte ze nerveus. “Hoe laat is het? Ze verwachten me vast al in de Grote Zaal voor het ontbijt!”
Draco draaide zijn hoofd naar een klok die boven op een kleerkast stond. “Acht uur, maar...”
Hermelien sprong recht uit bed. “Als ik me haast, kan ik het doen lijken alsof ik me een beetje heb verslapen – wat in feite ook echt zo is! Mijn toverstaf!”
Draco rolde snel uit bed en nam haar toverstaf van zijn nachtkastje. Hij gaf deze aan Hermelien en ze haastte zich in haar witte nachtkleed naar buiten. Een beetje verwilderd bleef hij alleen achter in de tent, tot ze opeens de doek van de tent weer opengooide en op Draco afstormde en hem een kus gaf. Het overdonderde hem zo enorm dat hij niet wist waar hij zijn handen moest doen terwijl Hermelien zijn gezicht met haar beide handen vastnam en hem vurig kuste.
“Ik kom terug!” zei ze gedecideerd toen ze hem eenmaal weer vrijliet en Draco knikte, compleet verslagen door de onverwachte en verlangende manier waarop ze die laatste kus van hem had gestolen en ze haastte zich in haar nachtkleed weer de tent uit.
Draco kon er niets aan doen dat hij een kwartier later nog steeds op dezelfde plek stond te grijnzen als een oen.
Hermelien verliet gehaast het lokaal Toverdranken en keek argwanend de gang in. Ze had het geluk dat de leerlingen van Huffelpuf en Zwadderich deze gang niet moesten passeren om naar de Grote Zaal te gaan. Ze zou niet graag in haar nachtkleed betrapt worden terwijl ze terug sloop naar haar kamer.
Ze schrok echter toen ze het getippel van hakjes hoorde in een aangrenzende gang en bleef als verlamd staan toen een leerlinge van Zwadderich haar naderde met een open boek in haar handen.
De zesdejaars had aanvankelijk niets door en las geïnteresseerd verder uit haar boek, tot ze opeens ook stil hield en haar blik hief terwijl ze slechts enkele meters van haar professor Toverdranken stond.
Ze staarde met open mond naar Hermelien en de uitdrukking in haar ogen leek te schommelen tussen “Ik ben gek geworden” en “Professor Griffel is gek geworden”.
Voor enkele momenten stonden ze stokstil tegenover elkaar en zeiden ze beiden niets.
“Professor Griffel?” vroeg de leerlinge opeens, alsof ze bevestiging nodig had dat ze niet droomde.
“Juffrouw Hogers?” vroeg Hermelien op haar beurt, alsof ze niet snapte waarover de Zwadderaar bevestiging nodig had.
Lynn Hogers had nog steeds haar mond niet gesloten en bleef haar lerares aangapen.
“Kan ik u ergens mee helpen?” vroeg Hermelien, zich maar al te goed bewust van het feit dat ze deze conversatie in haar nachtkleed voerde met een student, maar niet van plan om wat dan ook prijs te geven over wat ze die nacht had gedaan.
Lynn schudde haar hoofd van niet.
“Goed, dan wens ik u een aangenaam ontbijt en dan zie ik u zodadelijk in de Grote Zaal.”
Hermelien stapte gehaast de leerlinge voorbij, maar juffrouw Hogers draaide zich plots om.
“Professor Griffel,” vroeg ze opeens. “Waarom hebt u uw nachtkleed nog aan?”
“Ah!” zei Hermelien langzaam terwijl ze een excuus probeerde te bedenken en zich omdraaide. Ze wees denkend met haar vinger naar de lucht. “Een goede vraag,” rekte ze haar denktijd. “Ik... had... een toverdrank... Op het vuur!”
Lynn’s gezicht was gefronst in een blik van onbegrip en frustratie.
“Als ik me eerst had omgekleed, was de toverdrank vast ontploft. En dat, beste juffrouw Hogers, is de reden waarom ik iedereen aanraad... om op tijd op te staan!”
Lynn Hogers keek haar professor met grote ogen aan.
“...Inclusief mezelf,” voegde Hermelien er ongemakkelijk aan toe en ze knikte, eerder tegen zichzelf dan tegen haar student.
Lynn trok een wenkbrauw op en de tot nog toe verwarde blik veranderde opeens in een sluwe.
“Geen zorgen, professor,” zei ze met geveinsd medeleven. “Ik kan heus wel een geheim houden.”
Zelfzeker sloeg Lynn haar armen rond het boek van Bezweringen en ze keek haar professor afwachtend aan.
Hermelien zuchtte.
Zwadderaars.
“Ben je tevreden met tien afdelingspunten?”
“Dertig.”
“Twintig!”
“Deal.”
Draco landde op het platform met de toverstaf van Sneep in zijn hand. Hij was eerst de toverstaf gaan halen bij de val, want hij wist dat zijn oude vriend als eerste ernaar zou vragen. Tijdens die wandeling had hij zitten mijmeren over het oude afdelingshoofd van Zwadderich. Het was een aangename verrassing geweest om te weten dat zijn vriend nog leefde en wat hem nog enthousiaster maakte, was het feit dat ze elkaar vanaf nu gezelschap zouden kunnen houden. Hij had nooit gedacht een lotgenoot te vinden – en nu was Severus er.
Anderzijds frustreerde het hem ook lichtjes dat de timing zo vreselijk slecht was geweest. Hij had amper Hermelien kunnen spreken nadat ze die kus gedeeld hadden buiten Zweinsveld en de komst van Sneep gooide nu wel wat roet in het eten. Zou hij nog wel wat tijd aan Hermelien kunnen besteden? Het was helemaal niet zijn bedoeling om haar vanaf nu te verwaarlozen, maar het zou onbeleefd zijn om zijn gast teveel uit te sluiten.
Stil stapte hij de tent binnen, bang dat hij Severus zou wekken en de tovenaar lag inderdaad nog steeds te slapen op de bank. Draco’s voeten kraakten echten op het houten platform en Severus schrok opeens in een ruk overeind. Zijn hand verdween onmiddellijk onder het kussen, alsof hij zijn toverstaf zocht en het was pas toen hij Draco herkende in de schemering van het kaarslicht, dat hij enigszins tot rust leek te komen.
“Goeiemorgen,” groette Draco hem. “Goed geslapen?”
De vroegere professor leek er niet blij mee te zijn dat iemand hem had gewekt en gromde instemmend, al wilde hij eerder vragen naar zijn toverstaf.
Draco zag deze blik en gaf hem de toverstaf. De oude Zwadderaar aanvaardde deze met een opgeluchte uitdrukking op zijn gezicht, alsof het leven opeens een pak draaglijker was geworden.
“Ik zie je zodadelijk wel,” zei Draco kalm. “Ik zal wat ontbijt klaar maken.”
Het ontbijt verliep zonder al te veel woorden. Severus Sneep had die ochtend amper een woord gezegd. Draco vertelde af en toe iets, over de spreuken die hij op de platformen had uitgesproken, of over hoe oud het platform was waarop ze zich bevonden, maar Severus luisterde enkel. Hij stelde geen vragen en antwoordde steeds met een minimum aan woorden op de vragen die Draco stelde. Draco wist niet of dit volledig normaal was, of dat de tovenaar uit zichzelf zo stil was. De jaren hadden hem ongetwijfeld veranderd.
“Ik herinner me je spraakzamer dan dit,” merkte Draco op terwijl hij zijn handen liet rusten rond een glas pompoensap.
De oude professor staarde van het glas in zijn handen naar Draco en terug en leek voor een moment niets te willen zeggen.
“Ik herinner me jou net zwijgzamer,” merkte hij op.
Draco was dankbaar dat hij voor één keer eens meer dan drie woorden na elkaar uitsprak. Hij begon al te vrezen voor de geestelijke gezondheid van de man.
“Ben je alleen geweest sinds het gevecht aan Azkaban?” vroeg Draco opeens.
Hij knikte, al was het overduidelijk dat hij dit met tegenzin deed. “Ja. Ik wist weg te komen voordat ze de gevangenis lieten instorten. Ik had wel verwacht dat het Ministerie iets dergelijks zou doen om zoveel mogelijk Dooddoeners kwijt te raken. En ik wist dat ze niet te beroerd zouden zijn om hun eigen Schouwers ook op te offeren. Ik was al verdwenen voor het bloedbad begon.”
“En toen heb je mij gezocht?”
“Inderdaad. Zonder veel succes, tot gisteren.”
Draco wilde niet geloven dat de oude Zwadderaar geen contact met andere tovenaars had gehad in de tien jaar sinds ze elkaar voor het laatst hadden gezien. “En in al die jaren heb je niemand gesproken?”
De tovenaar schudde langzaam zijn hoofd.
“En jij?” kaatste Sneep de vraag terug. “Hoe heb jij de jaren doorgebracht?”
Draco haalde zijn schouders losjes op. “Ik heb van de Geheime Kamer mijn thuis gemaakt. Ik had Dobby. En ik had contact via brieven met professor Slakhoorn. Al deed ik me niet voor als mezelf en al waren deze brieven nooit van persoonlijke aard. In ieder geval, dat was zo totdat professor Slakhoorn met pensioen ging en Hermelien opeens verscheen.”
“Zij had je door,” zei Severus kort.
“Niet onmiddellijk.” Draco grijnsde. “Ze dacht eerst dat ik jou was!”
“Ja, zoiets zei ze me gisteren ook al,” mijmerde hij. “Ze is...”
Draco wachtte geduldig af, maar Severus leek niet te weten wat hij precies wilde zeggen en had moeite om uit zijn woorden te komen.
“Ja?” vroeg Draco afwachtend.
“Ik zag jullie gisterenavond kussen,” viel hij opeens met de deur in huis. “Buiten Zweinsveld.”
Draco glimlachte. Dus daar was de vroegere professor hen op het spoor gekomen.
“Klopt,” gaf Draco toe.
De oude Zwadderaar zweeg nu. Hij vond niet dat het aan hem was om de aard van de relatie nader te omschrijven en keek naar zijn eigen lege glas pompoensap.
“Vindt u het erg?” vroeg Draco opeens.
“Wat erg?”
Draco leek een tikje onzeker. “Ze is een Griffoendor.”
Severus trok een wenkbrauw op. “Het feit dat ze Griffoendor is, stoort me niet zo erg als het feit dat ze de beste vriendin van Harry Potter is. Of het feit dat ze Schouwer is. En in principe zou ze ons beiden moeten uitleveren aan het Ministerie. Zo staat het in hun codeboek.”
“Dat zal ze nooit doen,” zei Draco snel. “Daarenboven werkt ze op dit moment als Toverdrankprofessor – niet als Schouwer!”
Severus schudde zijn hoofd, alsof hij zijn eigen gedachte wilde wegwuiven. “Ik hoop dan maar dat haar geweten haar niet inhaalt. Ik blijf achterdochtig.”
“Ze is te vertrouwen,” verzekerde Draco hem. “Ze zal ons niet verraden, dat zou haar eigen geweten haar helemaal niet toestaan. Ze weet dat we onschuldig zijn.”
“Ik weiger het om mezelf als onschuldig te benoemen, Draco. Ik heb een man gedood.”
Draco moest de neiging weerstaan om zijn ogen te rollen. Hij wenste dat Sneep eens ophield met zichzelf zo een verwijten te maken over het verleden.
“Een man die je vriend was en het jou heeft gevraagd!” zei Draco snel en hij hoopte dat hij geen tranen veroorzaakte door hier weer over te beginnen.
Severus blik was echter ondoorgrondelijk en hard ditmaal. “Hiervan zal je niemand van het Ministerie overtuigd krijgen en ik zou niet eens de moeite doen.”
“Kijk, Severus, wat mij betreft is het duidelijk: ik zal het Ministerie niet opzoeken en zolang ik hier in de Geheime Kamer veilig ben, blijf ik hier. En als jij hier ook je toevlucht wilt zoeken, ben je welkom. Het heeft geen zin om te spreken over het Ministerie. Er is geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om hen op te zoeken.”
“Jullie moeten naar het Ministerie!”
Ze staarden Hermelien aan alsof ze gestoord was.
Severus was inmiddels al een week te gast in de Geheime Kamer – en al leken de twee mannen het goed te kunnen vinden met elkaar – voor Hermelien was dat niet genoeg. Al vond ze de vriendschap tussen Draco en Severus hartverwarmend, ze voelde zich steeds meer als een Heler in Sint-Holisto die instond voor de geestelijke gezondheid van haar patiënten. Het was niet goed voor hen beiden om hier zo opgesloten te zitten – dat viel haar iedere dag meer en meer op. Daarenboven moest ze toegeven dat ze het met momenten een beetje moeilijk vond om Draco te delen met haar oude Toverdrankmeester.
Ze liep opgewonden over het platform terwijl de twee mannen op de bank zaten en haar nerveuze bewegingen volgden met hun ogen.
“Het is toch niet eerlijk!” ging ze enthousiast verder. “Jullie zijn onschuldig en jullie zouden niet moeten vluchten of jullie moeten verstoppen. Dat is toch niet juist? Jullie verdienen een plek in de gewone tovenaarswereld. Jullie zijn helden.”
“Ik beschouw mezelf eerder als een lafaard, Hermelien,” mompelde Draco. “Ik heb niets gedaan om de tovenaarsoorlog ten gunste van de goede zijde te veranderen. Dus toegegeven: ik was een waardeloze Dooddoener. Maar ik denk niet dat dit bepaalt dat ik een held ben.”
“Ik heb nog steeds Perkamentus vermoord,” vulde Severus aan. “Held lijkt me niet de juiste omschrijving.”
“Komop, Sneep!” ging Hermelien enthousiast verder. “Je hebt jarenlang informatie doorgespeeld aan de Orde van de Feniks. Ga je me nou zeggen dat je hen geen bruikbare informatie hebt doorgegeven? Dat je hun levens nooit hebt gered door ze uit een val weg te houden? Perkamentus vertrouwde je zo hard – heeft hij je nooit opdrachten gegeven?” Ze keek de twee Zwadderaars afwachtend aan, maar ze zaten aarzelend op de bank. Ze hadden meer overtuigingskracht nodig en Hermelien ging gedreven verder. Ze wilde kost wat kost deze twee mannen overtuigen om een weg te zoeken naar de gewone tovenaarswereld – uit de ballingschap waarin ze nu zichzelf hadden geplaatst. “Laten we nou inderdaad stellen dat Draco een lafaard was die nooit enig nut voor de goede zijde heeft gehad. Geldt dat ook voor jou – geloof je dat nou zelf?”
Hermelien keek haar oude professor bemoedigend aan, maar zijn blik was wantrouwend en hij leek vastberaden om te zwijgen.
“Ik durf te wedden dat jij een groter aandeel in het einde van de oorlog hebt gehad dan je zelf beweert!” zei Hermelien vastberaden.
Draco keek naar zijn vriend en knikte opeens. “Inderdaad, Severus. Toen ik je vroeg om mee te vluchten, zei je me dat je dat niet kon omdat je Perkamentus nog belangrijke zaken had beloofd. Maar wat dan? Wat had je Perkamentus beloofd? Wat heb jij nog gedaan?”
Severus keek aarzelend van Draco naar Hermelien en zuchtte.
“Ik heb Nagini afgemaakt.”
Hermelien gilde opeens. Een gil van verschrikking, verrassing en opgewondenheid tegelijkertijd.
“Merlijns baard!” piepte ze.
Draco leek het niet volledig te snappen. “Is dat wat Perkamentus je had gevraagd? Om Nagini af te maken?”
Severus knikte. “De slang was één van de Gruzielementen. Zolang Nagini leefde, zou Potter de Heer van het Duister niet kunnen verslaan.”
Hermelien piepte weer van enthousiasme. “We wisten wel dat Nagini dood was teruggevonden in de ruïnes van Azkaban, en we wisten ook dat hij een Gruzielement was, maar we hadden echt geen flauw idee wie de slang dan had vermoord. We dachten dat het misschien één van de overleden Schouwers was geweest!”
Severus schudde zijn hoofd. “Ik was het geweest. En zodra Nagini verslagen was, ben ik gevlucht, in de hoop dat ik Draco zou kunnen vinden. Ik had mijn belofte aan Perkamentus uitgevoerd.”
Hermelien ijsbeerde door de kamer en dacht diep na.
“Is er nergens een schriftelijk bewijs of zo overgebleven waarin Perkamentus je onschuldig verklaarde?” mijmerde ze. “Als we zoiets hadden, zouden we zo gemakkelijk bij het Ministerie kunnen aankloppen en je schuld kunnen aanvechten.”
“Als zoiets bestond wel,” zei Severus met een stem waar de ironie vanaf droop. “Maar daar heeft Perkamentus kennelijk nooit aan gedacht. De Heer van het Duister verslaan was altijd het hoofddoel. Kennelijk had zelfs Perkamentus niet verwacht dat ik de oorlog zou overleven. Er is geen bewijs dat ik in opdracht van Perkamentus handelde. Geen enkel. Misschien dat hij dit ook niet heeft achtergelaten met het idee dat het mijn leven in gevaar zou brengen als de Heer van het Duister dit bewijs in handen zou krijgen.” De oude Zwadderaar staarde Hermelien aan terwijl ze over het platform bleef ijsberen. “Geef het op, juffrouw Griffel. Het heeft geen zin om uw hersenen hierover te pijnigen. We zullen nooit excuses van het Ministerie krijgen. Onze schuld aanvechten zou onze dood betekenen.”
Hermelien schoot even een dodelijke blik naar de oude professor. “Ik zal het niet opgeven,” beet ze hem vastberaden toe. “Als jullie onschuldig zijn, moet dit aan het licht komen! Denken jullie dat ik mijn hele leven op Zweinstein wil wonen? Ik wil niet voor eeuwig afhankelijk zijn van deze plek, enkel en alleen omdat jullie hier veilig zitten! Ik wil hier weg kunnen – en Draco meenemen!”
Draco staarde haar met grote ogen aan. Het was de eerste keer dat ze dit zei in zijn bijzijn en hij had het niet verwacht. Wat zij zei, klonk hem beangstigend in de oren – maar misschien kwam dit ook door de vrees die hij had dat hij opgepakt zou worden en dat dan de dood zou volgen. Weggaan als een vrij man – dat kon hij misschien nog wel aan. Maar vluchten terwijl hij nog steeds als een gevaar voor de samenleving werd beschouwd – niet.
“Maar Hermelien,” zei Draco sussend terwijl hij rechtstond en naar haar toe liep. Hij nam haar beide handen vast en dit bedaarde haar tot rust. “Je krijgt onze onschuld nooit bewezen. Het is ons woord tegen het hunne. Alsjeblieft, laat dit idee rusten. We zitten hier toch goed?”
Hermelien sloeg opeens zijn handen weg.
“Nee, Draco, ik laat dit idee NIET rusten!” Ze keek hem geïrriteerd aan. “En jullie zitten hier niet goed! Dit gaat in hemelsnaam om jullie vrijheid – iets waar jullie recht op hebben! Waarom willen jullie er niet eens voor vechten?”
Draco’s blik was ellendig en opeens stond Severus recht om het op te nemen voor de jonge Zwadderaar.
“Omdat dit gevecht ons heel gemakkelijk ons leven zou kunnen kosten,” zei hij simpelweg. “Niet iedereen verkiest dapper sterven boven leven als lafaards. Maar een Griffoendor kan dat niet begrijpen.”
Beledigd draaide Hermelien zich om en rende ze de tent uit.
Sneep en Draco wisselden snel een blik en Draco spurtte haar achterna.
“Hermelien!” riep hij haar na voordat ze het platform kon verlaten. “Alsjeblieft!”
Hermelien hield tegen haar eigen wil stil, maar draaide zich niet om. Draco haalde haar bij en ging snel voor haar staan terwijl hij haar bij haar bovenarmen vasthield. De ogen achter zijn masker keken haar smekend aan.
“Vanwaar de haast?” vroeg hij zacht. “Vanwaar die impulsiviteit? We hebben toch tijd genoeg om hierover na te denken?”
Hermelien keek hem nors aan. “Maar jullie denken niet na. Jullie leggen je neer bij het feit dat jullie voor eeuwig vluchtelingen zullen zijn. Jullie willen niet vechten. Jullie willen hier in de Geheime Kamer blijven. Toverdrankjes brouwen. Gezellig gaan zwemmen. Boeken lezen. Dat is hoe jullie de rest van jullie leven voor je zien. Niet ik, Draco, niet ik!”
De spijt viel te lezen op Draco’s gezicht. “Wat wil je zeggen, Hermelien? Dat we ons halsoverkop moeten aangeven bij het Ministerie en hopen dat ze ons vrijspreken?”
“Nee, natuurlijk niet!” zei Hermelien toen ze realiseerde hoe belachelijk dat idee klonk. “Maar jullie zijn er totaal niet mee bezig. Ik vind het vreselijk dat ik de enige ben die jullie vrij wil zien! Draco, ik hou van je.”
Draco’s blik verzachtte en hij glimlachte haar warm toe, maar haar blik was nog steeds gefrustreerd.
“Maar dat wil niet zeggen dat ik mijn eigen vrijheid zal opgeven om bij jou te blijven,” vulde ze aan. “Op termijn wil ik een normaal leven. Met jou, als jij dat ook wil. Maar als jij dat nooit zal kunnen of willen...” Hermelien beet op haar lip terwijl Draco haar meelevend aankeek. “Als dat voor jou niet lukt, nu niet of nooit niet, dan zie ik geen reden waarom ik bij jou moet blijven.”
Die laatste woorden kwamen bij Draco aan als een hamerslag. Hij staarde haar verdoofd aan.
“Ik meen het, Draco,” zei Hermelien vastbesloten. “Ik hou van je en ik vind je fantastisch. Maar ik wil niet leven in de schaduwen van de Geheime Kamer. Ik wil niet zoals jij hier gevangen zitten. Ik wil vrijheid. Niet alleen voor mezelf, maar ook voor jou. Maar als jij daar niet voor durft te gaan, als jij liever hier blijft, dan komt er een einde aan dit verhaal. Dan moet het ook maar gedaan zijn tussen ons.” Ze keek hem excuserend aan terwijl hij met open mond en trillende onderlip haar aanstaarde. “Het spijt me, Draco. Maar er is geen tussenweg. Mijn liefde voor jou is nog steeds ontzettend groot, maar ik voel nu al een verdriet in mij omdat je me nooit zal kunnen geven wat ik wil. En hoe meer tijd verstrijkt, hoe groter dat verdriet zal worden. Ik wil niet oud en verbitterd worden. Zo ver wil ik niet gaan.”
Ze deed een stap achteruit en hij liet haar weer los. Met een verontschuldigende blik haalde ze haar toverstaf boven en verliet ze het platform. Draco keek haar radeloos na.
Severus Sneep had binnen in de tent alles kunnen horen.
Het kind had gelijk. Ze zou gek zijn om haar eigen vrijheid op te geven om bij Draco te kunnen blijven. Maar toch vond hij het vreselijk jammer voor Draco. Het was niet juist dat de jongen zijn liefde moest verliezen doordat hij zijn eigen vrijheid niet in de hand had. Severus begaf zich naar de ingang van de tent en keek naar buiten, en zag Draco verslagen aan de rand van het platform staan.
Draco kon Sneep’s aanwezigheid voelen terwijl hij met zijn rug naar de oude Toverdrankmeester stond.
“Ze heeft eigenlijk wel gelijk,” mompelde de jonge man in een stem die niet zo zelfzeker klonk als anders – alsof het hem moeite kostte om dit toe te geven. Hij ging echter verbitterd verder: “Maar welke andere optie heb ik dan?”
Hij gaf Severus niet de kans om te antwoorden en geïrriteerd verdween hij naar een lager gelegen platform. Severus zuchtte meelevend. Het beklemmende gevoel bekroop hem dat hij degene was geweest die juffrouw Griffel had doen hopen op de vrijspraak van Draco.
Als hij verantwoordelijk was voor het huidige ongeluk van zijn jonge vriend, moest hij degene zijn die het weer goed zou maken tussen hen beide. Zoveel was hij de jonge man wel verschuldigd.
Hij had een idee hoe hij dit misschien zou kunnen klaarspelen, maar moest toegeven dat hij er zelf tegen op zag.
Hij zou wachten tot na het avondeten, en dan...
Hermelien ontwaakte die ochtend met een arm rond haar middel. Het was een fijn gevoel om naast Draco wakker te worden. Eigenlijk was ze helemaal niet van plan geweest om bij hem te blijven slapen, maar ze was zo moe geweest... Daarenboven wilde ze niets missen van wat Severus Sneep te zeggen had tegen Draco. Ongelooflijk wat een groot mysterie die man nog steeds was. Hermelien vond het fascinerend.
Iets aan haar manier van ademen moest haar hebben verraden, want opeens fluisterde Draco in haar oor: “Ook wakker?”
Ze draaide zich naar hem toe en was lichtjes verbaasd om te zien dat hij het masker alweer op had. Hoe lang was hij dan al wakker? En had hij die avond ervoren niet het masker afgedaan om in slaap te vallen?
“Mag ik je ochtendgezicht niet zien?” mijmerde ze terwijl ze met haar vingers over het masker ging.
Hij grijnsde en ging grappend verder: “Ben je gek? Dat is nog erger dan anders. Je zou je rot verschrikken.”
Liefdevol liet ze haar vingers over zijn lippen gaan en hij boog zich naar haar toe om een zachte kus op de hare te drukken. Hermelien genoot van die warme aanraking en een klagend jank-geluidje ontsnapte uit haar keel toen hij wat afstand van haar nam.
Hij lag op zijn zij naast haar met een arm onder zijn hoofd en keek haar glimlachend aan.
“Ik vind het wel leuk om zo wakker te worden,” gaf Hermelien mijmerend toe.
“Ik ook,” glimlachte Draco. “Het zou fijn zijn als je hier gewoon zou kunnen wonen.” Toen hij Hermelien’s verstarde blik zag, ging hij snel verder. “Ooit he. Ik weet ook wel dat dat heel moeilijk zou zijn voor je. Mensen zouden iets doorhebben, dat snap ik ook wel.”
Hermelien schoot opeens rechtop in bed en keek verwilderd om zich heen.
“Oh hemeltje!” piepte ze nerveus. “Hoe laat is het? Ze verwachten me vast al in de Grote Zaal voor het ontbijt!”
Draco draaide zijn hoofd naar een klok die boven op een kleerkast stond. “Acht uur, maar...”
Hermelien sprong recht uit bed. “Als ik me haast, kan ik het doen lijken alsof ik me een beetje heb verslapen – wat in feite ook echt zo is! Mijn toverstaf!”
Draco rolde snel uit bed en nam haar toverstaf van zijn nachtkastje. Hij gaf deze aan Hermelien en ze haastte zich in haar witte nachtkleed naar buiten. Een beetje verwilderd bleef hij alleen achter in de tent, tot ze opeens de doek van de tent weer opengooide en op Draco afstormde en hem een kus gaf. Het overdonderde hem zo enorm dat hij niet wist waar hij zijn handen moest doen terwijl Hermelien zijn gezicht met haar beide handen vastnam en hem vurig kuste.
“Ik kom terug!” zei ze gedecideerd toen ze hem eenmaal weer vrijliet en Draco knikte, compleet verslagen door de onverwachte en verlangende manier waarop ze die laatste kus van hem had gestolen en ze haastte zich in haar nachtkleed weer de tent uit.
Draco kon er niets aan doen dat hij een kwartier later nog steeds op dezelfde plek stond te grijnzen als een oen.
Hermelien verliet gehaast het lokaal Toverdranken en keek argwanend de gang in. Ze had het geluk dat de leerlingen van Huffelpuf en Zwadderich deze gang niet moesten passeren om naar de Grote Zaal te gaan. Ze zou niet graag in haar nachtkleed betrapt worden terwijl ze terug sloop naar haar kamer.
Ze schrok echter toen ze het getippel van hakjes hoorde in een aangrenzende gang en bleef als verlamd staan toen een leerlinge van Zwadderich haar naderde met een open boek in haar handen.
De zesdejaars had aanvankelijk niets door en las geïnteresseerd verder uit haar boek, tot ze opeens ook stil hield en haar blik hief terwijl ze slechts enkele meters van haar professor Toverdranken stond.
Ze staarde met open mond naar Hermelien en de uitdrukking in haar ogen leek te schommelen tussen “Ik ben gek geworden” en “Professor Griffel is gek geworden”.
Voor enkele momenten stonden ze stokstil tegenover elkaar en zeiden ze beiden niets.
“Professor Griffel?” vroeg de leerlinge opeens, alsof ze bevestiging nodig had dat ze niet droomde.
“Juffrouw Hogers?” vroeg Hermelien op haar beurt, alsof ze niet snapte waarover de Zwadderaar bevestiging nodig had.
Lynn Hogers had nog steeds haar mond niet gesloten en bleef haar lerares aangapen.
“Kan ik u ergens mee helpen?” vroeg Hermelien, zich maar al te goed bewust van het feit dat ze deze conversatie in haar nachtkleed voerde met een student, maar niet van plan om wat dan ook prijs te geven over wat ze die nacht had gedaan.
Lynn schudde haar hoofd van niet.
“Goed, dan wens ik u een aangenaam ontbijt en dan zie ik u zodadelijk in de Grote Zaal.”
Hermelien stapte gehaast de leerlinge voorbij, maar juffrouw Hogers draaide zich plots om.
“Professor Griffel,” vroeg ze opeens. “Waarom hebt u uw nachtkleed nog aan?”
“Ah!” zei Hermelien langzaam terwijl ze een excuus probeerde te bedenken en zich omdraaide. Ze wees denkend met haar vinger naar de lucht. “Een goede vraag,” rekte ze haar denktijd. “Ik... had... een toverdrank... Op het vuur!”
Lynn’s gezicht was gefronst in een blik van onbegrip en frustratie.
“Als ik me eerst had omgekleed, was de toverdrank vast ontploft. En dat, beste juffrouw Hogers, is de reden waarom ik iedereen aanraad... om op tijd op te staan!”
Lynn Hogers keek haar professor met grote ogen aan.
“...Inclusief mezelf,” voegde Hermelien er ongemakkelijk aan toe en ze knikte, eerder tegen zichzelf dan tegen haar student.
Lynn trok een wenkbrauw op en de tot nog toe verwarde blik veranderde opeens in een sluwe.
“Geen zorgen, professor,” zei ze met geveinsd medeleven. “Ik kan heus wel een geheim houden.”
Zelfzeker sloeg Lynn haar armen rond het boek van Bezweringen en ze keek haar professor afwachtend aan.
Hermelien zuchtte.
Zwadderaars.
“Ben je tevreden met tien afdelingspunten?”
“Dertig.”
“Twintig!”
“Deal.”
Draco landde op het platform met de toverstaf van Sneep in zijn hand. Hij was eerst de toverstaf gaan halen bij de val, want hij wist dat zijn oude vriend als eerste ernaar zou vragen. Tijdens die wandeling had hij zitten mijmeren over het oude afdelingshoofd van Zwadderich. Het was een aangename verrassing geweest om te weten dat zijn vriend nog leefde en wat hem nog enthousiaster maakte, was het feit dat ze elkaar vanaf nu gezelschap zouden kunnen houden. Hij had nooit gedacht een lotgenoot te vinden – en nu was Severus er.
Anderzijds frustreerde het hem ook lichtjes dat de timing zo vreselijk slecht was geweest. Hij had amper Hermelien kunnen spreken nadat ze die kus gedeeld hadden buiten Zweinsveld en de komst van Sneep gooide nu wel wat roet in het eten. Zou hij nog wel wat tijd aan Hermelien kunnen besteden? Het was helemaal niet zijn bedoeling om haar vanaf nu te verwaarlozen, maar het zou onbeleefd zijn om zijn gast teveel uit te sluiten.
Stil stapte hij de tent binnen, bang dat hij Severus zou wekken en de tovenaar lag inderdaad nog steeds te slapen op de bank. Draco’s voeten kraakten echten op het houten platform en Severus schrok opeens in een ruk overeind. Zijn hand verdween onmiddellijk onder het kussen, alsof hij zijn toverstaf zocht en het was pas toen hij Draco herkende in de schemering van het kaarslicht, dat hij enigszins tot rust leek te komen.
“Goeiemorgen,” groette Draco hem. “Goed geslapen?”
De vroegere professor leek er niet blij mee te zijn dat iemand hem had gewekt en gromde instemmend, al wilde hij eerder vragen naar zijn toverstaf.
Draco zag deze blik en gaf hem de toverstaf. De oude Zwadderaar aanvaardde deze met een opgeluchte uitdrukking op zijn gezicht, alsof het leven opeens een pak draaglijker was geworden.
“Ik zie je zodadelijk wel,” zei Draco kalm. “Ik zal wat ontbijt klaar maken.”
Het ontbijt verliep zonder al te veel woorden. Severus Sneep had die ochtend amper een woord gezegd. Draco vertelde af en toe iets, over de spreuken die hij op de platformen had uitgesproken, of over hoe oud het platform was waarop ze zich bevonden, maar Severus luisterde enkel. Hij stelde geen vragen en antwoordde steeds met een minimum aan woorden op de vragen die Draco stelde. Draco wist niet of dit volledig normaal was, of dat de tovenaar uit zichzelf zo stil was. De jaren hadden hem ongetwijfeld veranderd.
“Ik herinner me je spraakzamer dan dit,” merkte Draco op terwijl hij zijn handen liet rusten rond een glas pompoensap.
De oude professor staarde van het glas in zijn handen naar Draco en terug en leek voor een moment niets te willen zeggen.
“Ik herinner me jou net zwijgzamer,” merkte hij op.
Draco was dankbaar dat hij voor één keer eens meer dan drie woorden na elkaar uitsprak. Hij begon al te vrezen voor de geestelijke gezondheid van de man.
“Ben je alleen geweest sinds het gevecht aan Azkaban?” vroeg Draco opeens.
Hij knikte, al was het overduidelijk dat hij dit met tegenzin deed. “Ja. Ik wist weg te komen voordat ze de gevangenis lieten instorten. Ik had wel verwacht dat het Ministerie iets dergelijks zou doen om zoveel mogelijk Dooddoeners kwijt te raken. En ik wist dat ze niet te beroerd zouden zijn om hun eigen Schouwers ook op te offeren. Ik was al verdwenen voor het bloedbad begon.”
“En toen heb je mij gezocht?”
“Inderdaad. Zonder veel succes, tot gisteren.”
Draco wilde niet geloven dat de oude Zwadderaar geen contact met andere tovenaars had gehad in de tien jaar sinds ze elkaar voor het laatst hadden gezien. “En in al die jaren heb je niemand gesproken?”
De tovenaar schudde langzaam zijn hoofd.
“En jij?” kaatste Sneep de vraag terug. “Hoe heb jij de jaren doorgebracht?”
Draco haalde zijn schouders losjes op. “Ik heb van de Geheime Kamer mijn thuis gemaakt. Ik had Dobby. En ik had contact via brieven met professor Slakhoorn. Al deed ik me niet voor als mezelf en al waren deze brieven nooit van persoonlijke aard. In ieder geval, dat was zo totdat professor Slakhoorn met pensioen ging en Hermelien opeens verscheen.”
“Zij had je door,” zei Severus kort.
“Niet onmiddellijk.” Draco grijnsde. “Ze dacht eerst dat ik jou was!”
“Ja, zoiets zei ze me gisteren ook al,” mijmerde hij. “Ze is...”
Draco wachtte geduldig af, maar Severus leek niet te weten wat hij precies wilde zeggen en had moeite om uit zijn woorden te komen.
“Ja?” vroeg Draco afwachtend.
“Ik zag jullie gisterenavond kussen,” viel hij opeens met de deur in huis. “Buiten Zweinsveld.”
Draco glimlachte. Dus daar was de vroegere professor hen op het spoor gekomen.
“Klopt,” gaf Draco toe.
De oude Zwadderaar zweeg nu. Hij vond niet dat het aan hem was om de aard van de relatie nader te omschrijven en keek naar zijn eigen lege glas pompoensap.
“Vindt u het erg?” vroeg Draco opeens.
“Wat erg?”
Draco leek een tikje onzeker. “Ze is een Griffoendor.”
Severus trok een wenkbrauw op. “Het feit dat ze Griffoendor is, stoort me niet zo erg als het feit dat ze de beste vriendin van Harry Potter is. Of het feit dat ze Schouwer is. En in principe zou ze ons beiden moeten uitleveren aan het Ministerie. Zo staat het in hun codeboek.”
“Dat zal ze nooit doen,” zei Draco snel. “Daarenboven werkt ze op dit moment als Toverdrankprofessor – niet als Schouwer!”
Severus schudde zijn hoofd, alsof hij zijn eigen gedachte wilde wegwuiven. “Ik hoop dan maar dat haar geweten haar niet inhaalt. Ik blijf achterdochtig.”
“Ze is te vertrouwen,” verzekerde Draco hem. “Ze zal ons niet verraden, dat zou haar eigen geweten haar helemaal niet toestaan. Ze weet dat we onschuldig zijn.”
“Ik weiger het om mezelf als onschuldig te benoemen, Draco. Ik heb een man gedood.”
Draco moest de neiging weerstaan om zijn ogen te rollen. Hij wenste dat Sneep eens ophield met zichzelf zo een verwijten te maken over het verleden.
“Een man die je vriend was en het jou heeft gevraagd!” zei Draco snel en hij hoopte dat hij geen tranen veroorzaakte door hier weer over te beginnen.
Severus blik was echter ondoorgrondelijk en hard ditmaal. “Hiervan zal je niemand van het Ministerie overtuigd krijgen en ik zou niet eens de moeite doen.”
“Kijk, Severus, wat mij betreft is het duidelijk: ik zal het Ministerie niet opzoeken en zolang ik hier in de Geheime Kamer veilig ben, blijf ik hier. En als jij hier ook je toevlucht wilt zoeken, ben je welkom. Het heeft geen zin om te spreken over het Ministerie. Er is geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om hen op te zoeken.”
“Jullie moeten naar het Ministerie!”
Ze staarden Hermelien aan alsof ze gestoord was.
Severus was inmiddels al een week te gast in de Geheime Kamer – en al leken de twee mannen het goed te kunnen vinden met elkaar – voor Hermelien was dat niet genoeg. Al vond ze de vriendschap tussen Draco en Severus hartverwarmend, ze voelde zich steeds meer als een Heler in Sint-Holisto die instond voor de geestelijke gezondheid van haar patiënten. Het was niet goed voor hen beiden om hier zo opgesloten te zitten – dat viel haar iedere dag meer en meer op. Daarenboven moest ze toegeven dat ze het met momenten een beetje moeilijk vond om Draco te delen met haar oude Toverdrankmeester.
Ze liep opgewonden over het platform terwijl de twee mannen op de bank zaten en haar nerveuze bewegingen volgden met hun ogen.
“Het is toch niet eerlijk!” ging ze enthousiast verder. “Jullie zijn onschuldig en jullie zouden niet moeten vluchten of jullie moeten verstoppen. Dat is toch niet juist? Jullie verdienen een plek in de gewone tovenaarswereld. Jullie zijn helden.”
“Ik beschouw mezelf eerder als een lafaard, Hermelien,” mompelde Draco. “Ik heb niets gedaan om de tovenaarsoorlog ten gunste van de goede zijde te veranderen. Dus toegegeven: ik was een waardeloze Dooddoener. Maar ik denk niet dat dit bepaalt dat ik een held ben.”
“Ik heb nog steeds Perkamentus vermoord,” vulde Severus aan. “Held lijkt me niet de juiste omschrijving.”
“Komop, Sneep!” ging Hermelien enthousiast verder. “Je hebt jarenlang informatie doorgespeeld aan de Orde van de Feniks. Ga je me nou zeggen dat je hen geen bruikbare informatie hebt doorgegeven? Dat je hun levens nooit hebt gered door ze uit een val weg te houden? Perkamentus vertrouwde je zo hard – heeft hij je nooit opdrachten gegeven?” Ze keek de twee Zwadderaars afwachtend aan, maar ze zaten aarzelend op de bank. Ze hadden meer overtuigingskracht nodig en Hermelien ging gedreven verder. Ze wilde kost wat kost deze twee mannen overtuigen om een weg te zoeken naar de gewone tovenaarswereld – uit de ballingschap waarin ze nu zichzelf hadden geplaatst. “Laten we nou inderdaad stellen dat Draco een lafaard was die nooit enig nut voor de goede zijde heeft gehad. Geldt dat ook voor jou – geloof je dat nou zelf?”
Hermelien keek haar oude professor bemoedigend aan, maar zijn blik was wantrouwend en hij leek vastberaden om te zwijgen.
“Ik durf te wedden dat jij een groter aandeel in het einde van de oorlog hebt gehad dan je zelf beweert!” zei Hermelien vastberaden.
Draco keek naar zijn vriend en knikte opeens. “Inderdaad, Severus. Toen ik je vroeg om mee te vluchten, zei je me dat je dat niet kon omdat je Perkamentus nog belangrijke zaken had beloofd. Maar wat dan? Wat had je Perkamentus beloofd? Wat heb jij nog gedaan?”
Severus keek aarzelend van Draco naar Hermelien en zuchtte.
“Ik heb Nagini afgemaakt.”
Hermelien gilde opeens. Een gil van verschrikking, verrassing en opgewondenheid tegelijkertijd.
“Merlijns baard!” piepte ze.
Draco leek het niet volledig te snappen. “Is dat wat Perkamentus je had gevraagd? Om Nagini af te maken?”
Severus knikte. “De slang was één van de Gruzielementen. Zolang Nagini leefde, zou Potter de Heer van het Duister niet kunnen verslaan.”
Hermelien piepte weer van enthousiasme. “We wisten wel dat Nagini dood was teruggevonden in de ruïnes van Azkaban, en we wisten ook dat hij een Gruzielement was, maar we hadden echt geen flauw idee wie de slang dan had vermoord. We dachten dat het misschien één van de overleden Schouwers was geweest!”
Severus schudde zijn hoofd. “Ik was het geweest. En zodra Nagini verslagen was, ben ik gevlucht, in de hoop dat ik Draco zou kunnen vinden. Ik had mijn belofte aan Perkamentus uitgevoerd.”
Hermelien ijsbeerde door de kamer en dacht diep na.
“Is er nergens een schriftelijk bewijs of zo overgebleven waarin Perkamentus je onschuldig verklaarde?” mijmerde ze. “Als we zoiets hadden, zouden we zo gemakkelijk bij het Ministerie kunnen aankloppen en je schuld kunnen aanvechten.”
“Als zoiets bestond wel,” zei Severus met een stem waar de ironie vanaf droop. “Maar daar heeft Perkamentus kennelijk nooit aan gedacht. De Heer van het Duister verslaan was altijd het hoofddoel. Kennelijk had zelfs Perkamentus niet verwacht dat ik de oorlog zou overleven. Er is geen bewijs dat ik in opdracht van Perkamentus handelde. Geen enkel. Misschien dat hij dit ook niet heeft achtergelaten met het idee dat het mijn leven in gevaar zou brengen als de Heer van het Duister dit bewijs in handen zou krijgen.” De oude Zwadderaar staarde Hermelien aan terwijl ze over het platform bleef ijsberen. “Geef het op, juffrouw Griffel. Het heeft geen zin om uw hersenen hierover te pijnigen. We zullen nooit excuses van het Ministerie krijgen. Onze schuld aanvechten zou onze dood betekenen.”
Hermelien schoot even een dodelijke blik naar de oude professor. “Ik zal het niet opgeven,” beet ze hem vastberaden toe. “Als jullie onschuldig zijn, moet dit aan het licht komen! Denken jullie dat ik mijn hele leven op Zweinstein wil wonen? Ik wil niet voor eeuwig afhankelijk zijn van deze plek, enkel en alleen omdat jullie hier veilig zitten! Ik wil hier weg kunnen – en Draco meenemen!”
Draco staarde haar met grote ogen aan. Het was de eerste keer dat ze dit zei in zijn bijzijn en hij had het niet verwacht. Wat zij zei, klonk hem beangstigend in de oren – maar misschien kwam dit ook door de vrees die hij had dat hij opgepakt zou worden en dat dan de dood zou volgen. Weggaan als een vrij man – dat kon hij misschien nog wel aan. Maar vluchten terwijl hij nog steeds als een gevaar voor de samenleving werd beschouwd – niet.
“Maar Hermelien,” zei Draco sussend terwijl hij rechtstond en naar haar toe liep. Hij nam haar beide handen vast en dit bedaarde haar tot rust. “Je krijgt onze onschuld nooit bewezen. Het is ons woord tegen het hunne. Alsjeblieft, laat dit idee rusten. We zitten hier toch goed?”
Hermelien sloeg opeens zijn handen weg.
“Nee, Draco, ik laat dit idee NIET rusten!” Ze keek hem geïrriteerd aan. “En jullie zitten hier niet goed! Dit gaat in hemelsnaam om jullie vrijheid – iets waar jullie recht op hebben! Waarom willen jullie er niet eens voor vechten?”
Draco’s blik was ellendig en opeens stond Severus recht om het op te nemen voor de jonge Zwadderaar.
“Omdat dit gevecht ons heel gemakkelijk ons leven zou kunnen kosten,” zei hij simpelweg. “Niet iedereen verkiest dapper sterven boven leven als lafaards. Maar een Griffoendor kan dat niet begrijpen.”
Beledigd draaide Hermelien zich om en rende ze de tent uit.
Sneep en Draco wisselden snel een blik en Draco spurtte haar achterna.
“Hermelien!” riep hij haar na voordat ze het platform kon verlaten. “Alsjeblieft!”
Hermelien hield tegen haar eigen wil stil, maar draaide zich niet om. Draco haalde haar bij en ging snel voor haar staan terwijl hij haar bij haar bovenarmen vasthield. De ogen achter zijn masker keken haar smekend aan.
“Vanwaar de haast?” vroeg hij zacht. “Vanwaar die impulsiviteit? We hebben toch tijd genoeg om hierover na te denken?”
Hermelien keek hem nors aan. “Maar jullie denken niet na. Jullie leggen je neer bij het feit dat jullie voor eeuwig vluchtelingen zullen zijn. Jullie willen niet vechten. Jullie willen hier in de Geheime Kamer blijven. Toverdrankjes brouwen. Gezellig gaan zwemmen. Boeken lezen. Dat is hoe jullie de rest van jullie leven voor je zien. Niet ik, Draco, niet ik!”
De spijt viel te lezen op Draco’s gezicht. “Wat wil je zeggen, Hermelien? Dat we ons halsoverkop moeten aangeven bij het Ministerie en hopen dat ze ons vrijspreken?”
“Nee, natuurlijk niet!” zei Hermelien toen ze realiseerde hoe belachelijk dat idee klonk. “Maar jullie zijn er totaal niet mee bezig. Ik vind het vreselijk dat ik de enige ben die jullie vrij wil zien! Draco, ik hou van je.”
Draco’s blik verzachtte en hij glimlachte haar warm toe, maar haar blik was nog steeds gefrustreerd.
“Maar dat wil niet zeggen dat ik mijn eigen vrijheid zal opgeven om bij jou te blijven,” vulde ze aan. “Op termijn wil ik een normaal leven. Met jou, als jij dat ook wil. Maar als jij dat nooit zal kunnen of willen...” Hermelien beet op haar lip terwijl Draco haar meelevend aankeek. “Als dat voor jou niet lukt, nu niet of nooit niet, dan zie ik geen reden waarom ik bij jou moet blijven.”
Die laatste woorden kwamen bij Draco aan als een hamerslag. Hij staarde haar verdoofd aan.
“Ik meen het, Draco,” zei Hermelien vastbesloten. “Ik hou van je en ik vind je fantastisch. Maar ik wil niet leven in de schaduwen van de Geheime Kamer. Ik wil niet zoals jij hier gevangen zitten. Ik wil vrijheid. Niet alleen voor mezelf, maar ook voor jou. Maar als jij daar niet voor durft te gaan, als jij liever hier blijft, dan komt er een einde aan dit verhaal. Dan moet het ook maar gedaan zijn tussen ons.” Ze keek hem excuserend aan terwijl hij met open mond en trillende onderlip haar aanstaarde. “Het spijt me, Draco. Maar er is geen tussenweg. Mijn liefde voor jou is nog steeds ontzettend groot, maar ik voel nu al een verdriet in mij omdat je me nooit zal kunnen geven wat ik wil. En hoe meer tijd verstrijkt, hoe groter dat verdriet zal worden. Ik wil niet oud en verbitterd worden. Zo ver wil ik niet gaan.”
Ze deed een stap achteruit en hij liet haar weer los. Met een verontschuldigende blik haalde ze haar toverstaf boven en verliet ze het platform. Draco keek haar radeloos na.
Severus Sneep had binnen in de tent alles kunnen horen.
Het kind had gelijk. Ze zou gek zijn om haar eigen vrijheid op te geven om bij Draco te kunnen blijven. Maar toch vond hij het vreselijk jammer voor Draco. Het was niet juist dat de jongen zijn liefde moest verliezen doordat hij zijn eigen vrijheid niet in de hand had. Severus begaf zich naar de ingang van de tent en keek naar buiten, en zag Draco verslagen aan de rand van het platform staan.
Draco kon Sneep’s aanwezigheid voelen terwijl hij met zijn rug naar de oude Toverdrankmeester stond.
“Ze heeft eigenlijk wel gelijk,” mompelde de jonge man in een stem die niet zo zelfzeker klonk als anders – alsof het hem moeite kostte om dit toe te geven. Hij ging echter verbitterd verder: “Maar welke andere optie heb ik dan?”
Hij gaf Severus niet de kans om te antwoorden en geïrriteerd verdween hij naar een lager gelegen platform. Severus zuchtte meelevend. Het beklemmende gevoel bekroop hem dat hij degene was geweest die juffrouw Griffel had doen hopen op de vrijspraak van Draco.
Als hij verantwoordelijk was voor het huidige ongeluk van zijn jonge vriend, moest hij degene zijn die het weer goed zou maken tussen hen beide. Zoveel was hij de jonge man wel verschuldigd.
Hij had een idee hoe hij dit misschien zou kunnen klaarspelen, maar moest toegeven dat hij er zelf tegen op zag.
Hij zou wachten tot na het avondeten, en dan...