27/08/2020, 18:09
Hoofdstuk 14: De Gast
Draco stapte als eerste de tent binnen en Sneep en Hermelien volgden hem, maar toen ze beiden door de ingang moesten, bleven ze stilstaan – vastberaden om de ander eerst naar binnen te laten gaan.
“Na u,” zei Hermelien kil.
De oude Toverdrankprofessor vouwde zijn armen en keek haar met een dreigende blik aan. Ze week echter niet en imiteerde zijn houding, al zag hij er in zijn zwarte gewaden veel gevaarlijker uit dan zij in haar witte nachtkleed.
“U zult toch eerst gaan!” drong hij aan.
“Dwing me maar,” reageerde ze uitdagend.
Opeens trok hij een toverstaf en Hermelien herkende de hare.
“Draco!” riep ze nu in een verontwaardigde stem. “Sneep wil mijn eigen toverstaf tegen me gebruiken!”
“Geloof me, juffrouw Griffel, ik zou ook liever de mijne gebruiken, maar die ligt nog in het water van die val.”
Hermelien hoorde hoe Draco in de tent gehaast hun richting uitliep en toen hij zijn hoofd door de opening stak, keek hij geïrriteerd naar Hermelien en Sneep. Zijn oude professor had inderdaad de toverstaf op Hermelien gericht en zij keek hem tartend aan.
“Zo is het wel genoeg!” zei Draco streng en hij greep de toverstaf uit Sneeps hand. Deze liet zijn mond even openvallen en wilde protesteren, maar Draco keek hem ook streng aan. “Ik heb geen zin in deze onzin. Kom nou binnen!”
Ze bleven beiden vastberaden buiten de tent staan en Draco verloor zijn geduld terwijl hij het zeil dat de ingang bedekte open hield. “Hermelien!” zei hij kort als teken dat zij eerst moest gaan.
“Waarom ik?” mopperde Hermelien terwijl ze woedend de tent binnen stormde.
“Dames eerst,” reageerde Draco zo kalm als hij maar kon, maar ze was niet geamuseerd.
“Krijg ik mijn toverstaf dan terug?”
“Nee,” zei Draco zelfzeker en toen hij Severus’ vragende blik zag ging hij kordaat verder: “Jullie krijgen allebei geen toverstaf tot jullie eens een keer naar elkaar luisteren.”
“Ik heb haar niets te vertellen,” gromde Sneep kort terwijl hij ook de tent binnenstapte.
“En ik hem al helemaal niet,” zei Hermelien in een hatelijke stem.
Beiden bleven ze rechtstaan en ze leken vastberaden om elkaar zo lang aan te staren tot één van hen doodviel.
De jonge Zwadderaar kreunde toen hij dit zag en gooide wanhopig zijn armen in de lucht. “Kunnen jullie nou eens een keer ophouden?!”
Met iets meer geduld dan dat ze voor elkaar hadden, draaiden Severus en Hermelien hun hoofd naar Draco.
“Alsjeblieft,” smeekte hij. “Jullie zijn de enige twee vrienden die ik op deze aardbol heb. Het zou heel veel voor mij betekenen als jullie op zijn minst even naar elkaar zouden kunnen luisteren. Alsjeblieft.”
Beiden leken hun hatelijke blikken weg te ebben en Draco wees naar de banken die in de ruimte stonden als teken dat ze konden gaan zitten.
Hermelien ging zitten op de hoek van een brede fauteuil en professor Sneep zorgde ervoor dat hij zo ver mogelijk van haar af ging zitten op de andere bank. De kaarsverlichting wierp enge schaduwen op de wanden van de tent.
Draco zuchtte en ging voorzichtig naast Hermelien zitten, maar zij was voor het moment afstandelijk. Ze wilde niet dichter bij hem gaan zitten, niet zolang haar oude toverdrankprofessor zich in dezelfde ruimte bevond en ze geen verklaring had voor al deze waanzin.
“Je moet het haar vertellen, Severus,” zei Draco vastberaden en de vroegere professor keek hem vreemd aan. Ten eerste was hij het niet gewoon dat Draco hem Severus noemde. Ten tweede klonk zijn stem merkwaardig veel als die van Lucius wanneer hij zijn naam uit sprak. Ten derde wilde hij haar niets vertellen.
“Wat vertellen?” vroeg Hermelien stil, maar het was nog steeds duidelijk te horen dat ze deze situatie niet vertrouwde.
De oude professor kneep zijn lippen opeen en was vastberaden om niets te zeggen.
Draco zuchtte. “Hij is goed, Hermelien.”
Ze trok een wenkbrauw op en staarde hem aan alsof hij een flauw grapje maakte.
“Ik meen het echt,” ging hij vastbesloten verder. “Hij doet misschien naar, maar hij is goed!”
“Naar?!” herhaalde Hermelien spottend. “Hij heeft Perkamentus vermoord! Wat naar van hem!” Ze klonk niet bepaald geamuseerd en staarde naar de man die Draco als zijn vriend beschouwde. Hij zat hooghartig op de bank, met een rechte rug en zijn armen defensief gevouwen. Hij keek rond in de tent, alsof hij het idee wilde wekken dat hij niet eens meeluisterde.
“Ik snap niet dat je het voor een moordenaar opneemt,” ging Hermelien verder in een gedempte stem. “Hijzelf wil geen illussies wekken, waarom jij dan wel?”
Draco schudde zijn hoofd en hij ging dichter bij haar zitten en nam haar handen vast. “Hij is de illussie, Hermelien!” Langzaam keek hij opzij en Severus staarde hem nu met een onberekenbare blik aan. “Het is een act!”
Zowel Hermelien en Severus brachten er nu een spottend “Ha!”-geluid eruit. Zodra ze realiseerden dat de ander identiek dezelfde reactie had gehad, voelden ze zichzelf vuil en verdwenen hun grijnzen.
“Hij heeft Perkamentus vermoord – dat is waar,” gaf Draco toe. “Maar hij had honderd redenen om het te doen!”
Hermelien rolde met haar ogen. “Uiteraard. Eén, op een goed blaadje staan bij de Duistere Heer. Twee, het lievelingetje worden van Heer Voldemort. Drie, loonsverhoging krijgen als dienaar van de Heer van het Duister. Vier, aanbeden worden door alle duistere tovenaars in Europa. Vijf, uitgenodigd worden op het Dooddoeners-Kerstfeestje. Daar doet men het voor, niet? Zal ik verder gaan? Zes...”
“HERMELIEN!” onderbrak Draco haar lastig en Sneep keek geamuseerd toe. “Luister nou eens een keer! De reden waarom hij Perkamentus heeft gedood, is omdat Perkamentus het hem had gevraagd!”
Hermelien schudde niet-begrijpend haar hoofd en wilde dit absurde idee wegwuiven, maar toen ze naar haar oude professor keek, zag ze dat de man gespannen de rand van de zetel vast had, en als Severus Sneep zich ongemakkelijk voelde... moest dat haast wel betekenen dat er iets verteld werd dat hij liever niet wilde prijsgeven.
“De Heer van het Duister had mij de taak gegeven om Perkamentus te vermoorden en de Dooddoeners naar Zweinstein te halen. Als ik zou falen, zou het de dood van mezelf én mijn familie betekenen. Maar ik kon het niet! Ik kon het echt niet!” Draco schudde zijn hoofd. “Mijn moeder zocht Severus op en sloot een Onbreekbare Eed met hem af. Hij moest mij helpen. Eerst wilde ik er niets van weten; ik was verbitterd. Ik kon de taak niet aan, dat wist ik, maar ik had nog steeds mijn trots. Ik wilde zijn hulp niet. Ik sloeg erin om de Dooddoeners op Zweinstein te krijgen, maar toen ik Perkamentus moest doden, kon ik het niet. Ik had bijna vreselijk gezichtsverlies geleden waar de andere Dooddoeners bijwaren, maar toen kwam Severus en Perkamentus vroeg hem om het te doen.”
Hermelien’s ogen schoten vuur toen Draco dat laatste zei en ze sprong woedend recht van haar plaats. “Perkamentus smeekte om hulp! Niet om te sterven! Harry was erbij! Je hoeft niet te liegen!”
“Ik lieg niet!” zei Draco snel en hij greep Hermeliens hand.
Ze keek opzij en zag hoe de oude Dooddoener gespannen naar de grond keek. Zijn handen trilden en Hermelien bleef de man aankijken terwijl Draco verdersprak. Iets aan zijn hele doen en laten verwarde haar meer dan wat dan ook.
“Severus was nog maar net boven op de Astronomietoren toen Perkamentus zei...” Draco liet zijn stem zakken en sloot af in een zachte fluister. “Severus, alsjeblieft.”
Hermelien schrok toen de voormalige professor plots en ruw rechtkwam en de tent uitstormde.
Draco sprong meteen recht en liep de man achterna, met Hermelien in zijn kielzog.
De jonge Zwadderaar zag hoe de voormalige Dooddoener aan de rand van het platform stond en hij leek van kop tot teen te trillen.
Hermelien keek vanuit de ingang van de tent toe hoe Draco langzaamaan de vroegere Toverdrankprofessor naderde, alsof hij een gewond dier was dat ieder moment zou wegvluchten.
“Geef me een toverstaf,” eiste hij kil en dreigend, maar met een stem die prijsgaf dat zijn emoties helemaal overhoop lagen.
“Severus,” zei Draco in een zachte stem. “Het spijt me als ik u heb beledigd.”
“Beledigd?!” beet Severus hem toe en hij draaide zich woedend om. “Beledigd?! Ik heb geen beledigingen gehoord, enkel ophemelingen en woorden van lof die totaal overroepen zijn!” Hij draaide zich nu naar Hermelien, die in de schaduw van de tent alles gadesloeg. “Juffrouw Griffel heeft gelijk! Ik ben een moordenaar! En of hij het me nou vroeg of niet, maakt geen enkel verschil!”
“Het maakt elk verschil!” ging Draco er wanhopig tegen in. “Je hebt mijn leven – mijn ziel gespaard! Je hebt Perkamentus vreselijke vernederingen bespaard in de laatste momenten voor zijn dood. Had je liever dat Bellatrix de klus had geklaard? Dat zij hem gemarteld had?”
Er was een hint van waanzin te lezen op het gezicht van Severus Sneep. Bezeten ijsbeerde hij over het platform. Zijn handen leken radeloos zonder toverstaf en hij liep opeens op Draco af.
“Geef me een toverstaf!” eiste hij en Draco deed snel, maar behoedzaam een stap naar achteren.
Hij hield zelf verschrokken stil toen hij de reactie van zijn jonge bondgenoot zag en hief radeloos zijn open handen. “Alsjeblieft, Draco, het is genoeg geweest. Laat me gaan.”
De jonge Zwadderaar was uitermate verward.
“Ik heb je hier nooit willen houden tegen je zin,” verdedigde hij zichzelf. “Ik had de indruk dat je me wilde zien.”
“Ja,” knikte Severus snel. “Ik heb je gezien, het gaat goed met je, mijn geweten is gesust, laat me nu gaan.” Hij stapte dichter naar Draco en nam de hem van zijn mantel vast. “Alsjeblieft, Draco, een toverstaf.”
Hermelien had het hele gebeuren vanuit de ingang van de tent gevolgd. Hoe langer ze keek, hoe zekerder ze van haar stuk werd. Draco had gelijk.
Sneep was goed.
“Geef hem niets,” beval Hermelien Draco en ze stapte naar voren.
Zodra Severus zag dat ze zijn richting uit stapte, deed hij een paar stappen naar achteren, tot hij uiteindelijk aan de rand van het platform stond en geen stap meer naar achteren kon doen.
Hermelien bleef erg dicht voor hem stilstaan en staarde in zijn zwarte ogen. Het schild dat zonet nog hoog was opgetrokken, was na Draco’s woorden helemaal verdwenen en ze staarde in de ogen van een onzekere en getormenteerde man. Haar harde blik veranderde in één van medelijden en ze zuchtte.
“Je bent goed,” gaf ze in een stille stem toe en ze keek naar Draco, die glimlachte en bemoedigend knikte. Voorzichtig deed ze een stap naar achteren. “Je vluchtte weg omdat je die herinnering niet wilt herleven, is het niet?”
Hij staarde haar aan, maar weigerde het om te antwoorden. Een zenuwachtige trek rond zijn lip verried echter de waarheid.
Hermelien schudde haar hoofd met een gepijnigde uitdrukking op haar gezicht. “Ik zou zeggen dat jij genoeg hebt gevlucht en dat jij vandaag nergens meer heen gaat. Kom,” ze bewoog een hand in de richting van de ingang van de tent en langzaam maar zeker kwam het vroegere hoofd van Zwadderich in beweging en stapte hij Draco voorbij. Hermelien volgde hem en toen ze Draco passeerde, keek hij haar gelukkig aan. Ze glimlachte half en samen volgden ze Severus Sneep.
Het voormalige hoofd van Zwadderich gaf een verslagen indruk terwijl hij in de zetel zat. Zijn schouders waren gebogen en zijn gezicht ging schuil achter zijn lange, zwarte haren. Het contrast met de man die er vijf minuten eerder had gezeten, kon niet groter zijn en Hermelien ging naast hem zitten.
“Wil je erover praten?” vroeg Hermelien voorzichtig en haast onmiddellijk schudde de man zijn hoofd. Hermelien knikte begripvol. “Is er iets dat je wil weten? Iets dat je Draco wil vragen?”
Hij aarzelde en keek op naar Draco, die naast Hermelien stond, maar schudde tegelijkertijd zijn hoofd.
“Wil je misschien iets te drinken hebben?” stelde Draco voor. “Ik heb elfenmede – die dronk je vroeger toch graag?”
Severus knikte kort en Draco glimlachte opgelucht. Voor een moment was hij bang geweest dat hij de man nergens mee zou kunnen plezieren.
“Ik zal wat halen. Jij ook, Hermelien?”
Al was het niet haar favoriete drankje, ze knikte ook en Draco verliet gehaast de tent. Hij kon evenzeer alles verzamelen met een Accio – maar hij had het idee dat het niet slecht zou zijn om Hermelien even alleen te laten met zijn oude vriend.
Ze keek nerveus om zich heen toen het besef tot haar doordrong dat ze alleen was met Severus Sneep. Hij was niet spraakzaam, maar dat betekende niet dat Hermelien de komende minuten in stilte wilde doorbrengen. Gelukkig kon ze al snel iets bedenken om tegen hem te zeggen.
“Weet je dat ik eerst dacht dat jij Draco was?”
Hij keek haar verward aan. “Vanavond?”
Hermelien staarde verward in zijn ogen. “Huh, wat?” Opeens dacht ze terug aan toen hij in haar slaapkamer had gestaan. “Oh, nee, toen niet. Ik bedoel... Voordat ik wist dat Draco hier was. Het is eigenlijk een lang verhaal...” Hermelien friemelde nerveus met haar handen. “Draco is hier inmiddels ook al tien jaar. Hij verbleef hier al die tijd en kreeg de hulp van Dobby en geraakte zo aan voedsel uit de keukens van Zweinstein. Maar tegelijkertijd hielp hij de Toverdrankprofessor met het verbeteren van de huiswerken. Eerst Slakhoorn, daarna mij. Ik ben nu Toverdrankprofessor,” zei ze snel. “Maar hij liet zich nooit zien en Slakhoorn geloofde steevast dat hij de hulp kreeg van een spook – en ik dacht hetzelfde.” Ze keek even in de ogen van de voormalige Toverdrankprofessor en was opgelucht dat hij geïnteresseerd luisterde naar wat ze te vertellen had. “Hij is best goed in Toverdranken, weet u. Ik vermoedde al dat het spook een voormalig Dooddoener zou zijn – omdat we hem nooit te zien kregen en ook de andere spoken op Zweinstein hem nog niet gezien hadden. We dachten dat het spook zich schuilhield om de reden dat hij zich schaamde voor zijn Dooddoenersverleden. Daarom dacht ik eerst dat u het spook was – u was namelijk ook uitstekend in Toverdranken.”
Severus knikte langzaam. “Excuses als ik u heb teleurgesteld. Al kan ik u ook verzekeren dat ik me schaam voor mijn Dooddoenersverleden.”
Hermelien was verrast dat hij degene was die er weer over begon. “Wilt u erover praten?”
Snel schudde hij zijn hoofd. “Nee, nee, echt niet.”
“Maar u begon erover!” verdedigde Hermelien zichzelf.
“Ik weet het, maar ik praat er liever niet over.”
“Maar toch begon u er weer over,” herhaalde Hermelien zichzelf.
“Ja, juffrouw Griffel, dat was mijn fout, en ik snap ook wel dat dit van psychologisch standpunt heel interessant moet zijn, maar ik wil er niet over praten.”
Ze slikte en keek naar de grond.
“Waar bent u de afgelopen tien jaar eigenlijk geweest? Waar hebt u zich schuilgehouden?”
Hij zuchtte. “Daar wil ik ook niet over praten.”
Hermelien werd een tikje wanhopig van de botte manier waarop hij tegen haar sprak en was dankbaar toen Draco binnenstapte met enkele glazen en een fles elfenmede in zijn handen.
In stilte deelde hij de glazen uit en vulde hij deze.
Draco hief als eerste het glas. “Op vrienden,” zei hij met een hint van trotsheid in zijn stem.
“Op vrienden,” herhaalde Hermelien en ze glimlachte terwijl ze hem betekenisvol aankeek.
Severus Sneep zat echter in absolute stilte met het glas in zijn hand. En al wilde hij het glas heffen, hij was hier niet toe in staat. Het was alsof een onzichtbare kracht hem weerhield om het glas hoger in de lucht te brengen en hij staarde zo lang naar het glas tot er tranen in zijn ogen sprongen.
Vrienden.
Het volgende moment liet hij abrupt het glas zakken en barstte hij in tranen uit.
Hermelien schrok zo hard van het gesnik dat ze spontaan opzij sprong in de zetel en Draco nam snel en bezorgd het glas van de man over toen hij merkte dat deze bijna uit de hand van de oude professor gleed.
Severus Sneep snikte hartstochtelijk en boog ellendig naar voren, met zijn handen voor zijn gezicht.
Hermelien staarde hem ongelovend en verward aan en keek radeloos op naar Draco. Deze gaf een klein knikje met zijn hoofd richting de ingang van de tent en snel stond Hermelien op en ontvluchtte ze deze vreemde scene. Draco zette zich naast zijn vriend neer en sloeg troostend een arm om zijn schokkende schouders.
“Het is goed, Severus, het is goed nu.”
Hermelien zat op het houten platform met haar rug tegen een van de doeken van de tent. Binnen in de tent kon ze horen hoe Severus Sneep langzaamaan tot bedaren kwam. Zonet had hij meer dan een kwartier liggen snikken en Draco had enkel troostende woorden kunnen bieden, al leken die woorden het gesnik vaak enkel erger temaken.
Wat een rare situatie, vond Hermelien. Voor vanavond was ze ervan overtuigd geweest dat Severus Sneep niets minder verdiende dan de kus van een Dementor. Maar nu zou ze eigenhandig iedere Dementor wegjagen die deze gekwelde man zou aanvallen.
Hij had zijn eigen goedheid verraden. Iedere belediging die ze naar hem slingerde, had hem zelfzekerder gemaakt. Iedere leugen had zijn hardheid verstevigd en zijn schijnbare eigendunk verhoogd. Maar van het moment dat Draco zijn ware aard aan het licht probeerde te brengen, en zijn goedheid beargumenteerde, was dat harde schild verdwenen en had ze enkel een gekwetste en onzekere tovenaar gezien. De goedheid die hij zo hard probeerde te verdringen, had hem tot wenen gebracht. En dat enkel door het simpele woord ‘vrienden’ uit te spreken.
“Waar is juffrouw Griffel?”
Hermelien hoorde hoe zijn stem al wat meer bedaard klonk.
“Ze is buiten. Wilt u dat ik haar er weer bij haal?”
“Nee... Nee,” zei hij snel, zich kennelijk niet bewust dat Hermelien ieder woord kon horen van wat ze zeiden. “Ik wil niet dat ze me zo ziet.”
“Ik denk dat het daar al iets te laat voor is,” zei Draco aarzelend.
“Ik weet het,” mompelde Severus ellendig. “Ik schaam me dood. Dit is allemaal wat te veel voor mij geweest, Draco. Ik had nooit gedacht dat het me zo zou overvallen allemaal. Ik dacht dat je dood was!”
“Zoals je ziet is dat niet zo,” zei Draco in een vriendschappelijke toon. “En ik ben zo blij dat jij nog leeft! Maar hoe heb je mij gevonden? Tien jaar! Waarom heeft het zo lang geduurd?”
“Ik dacht dat je in Tibet zat!”
“Tibet?!”
“Ja, zoiets zeiden we toch, die avond dat we elkaar het laatst spraken?”
“Ja, ok, maar dan nog! Dus tien jaar heb je me in Tibet lopen zoeken en nu zag je me in Zweinsveld op het bal?”
“Nee, zo is het niet gegaan!” Sneep leek het vermoeiend te vinden om dit te vertellen. “Ik ben eerst naar Tibet gegaan en daarna heb ik over heel Europa naar je gezocht. Ik wist echter niet dat je je op Zweinstein bevond, anders had ik je veel eerder kunnen vinden!”
“Uiteraard.”
“Nee, je snapt het niet, Draco. Herken je dit?”
Hermelien was nieuwsgierig naar hetgene dat Severus hem toonde en uit de stilte kon ze enkel afleiden dat Draco verward was.
“Hoe... Ja, ik heb de mijne ook nog!”
Meer stilte en Hermelien spitste haar oren.
“Maar hoe kan dit dan? Je zei dat deze steen me veilig zou houden, dat het me zou beschermen.”
“Dat was een leugen,” zei Severus simpelweg.
“Wat?!” Draco dacht even na. “Dus deze steen is niet al generaties lang in jouw familie... Zijn het dan... volgstenen?”
“Uiteraard.”
“Oh!” Uit zijn stem was af te leiden dat hij zichzelf nogal dom vond. “Dat verklaart waarom je me niet kon vinden! Ik heb me tien jaar schuilgehouden op Zweinstein!”
“Ja en alle beschermende spreuken die op het kasteel waren uitgesproken maakten het onmogelijk voor me om na te gaan waar je je bevond!”
“Bij Merlijns baard, het verbaast me dat je het niet hebt opgegeven na zo een lange tijd!”
Ditmaal was het de oude Toverdrankprofessor die zweeg.
“Ik heb het nooit opgegeven,” gaf hij uiteindelijk zacht toe. “Jij was het enige wat tussen mezelf en Azkaban stond. Als jij er niet was geweest, had ik me waarschijnlijk ingeleverd bij het Ministerie.”
“Maar ze zouden je ter dood veroordeeld hebben!” protesteerde Draco. “Waarom zou je het Ministerie willen opzoeken?! Je zou geen kans maken!”
“Ik denk niet dat ik erop zou hopen een kans te maken, Draco. Ik ben niet bang om te sterven.”
“Maar toch!” ging Draco tegen hem in. “Naar het Ministerie gaan is gelijk aan zelfmoord! Je verdient veel beter!”
Een korte stilte en daarna dacht Hermelien dat ze weer kon horen hoe de oude Zwadderaar snikte. Langzaam stond ze op en liep ze de tent binnen. Wat ze zag, bevestigde haar vermoeden al. Draco zat weer met een schouder om zijn huilende vriend geslagen en Draco keek hulpeloos naar haar op toen ze naderde. Ze kneep zachtjes in zijn schouder en het was op dat moment dat Severus haar opmerkte en snel probeerde hij zijn tranen te drogen.
“Draco, hij is uitgeput,” zei Hermelien zacht. “Misschien is het beter om onze gast wat rust te gunnen. Dit is emotioneel te veeleisend voor ieder van ons, en dit onmenselijke uur van de nacht maakt het er niet beter op!”
Draco knikte langzaam en draaide zich naar Severus.
“Het zou een eer voor me zijn als je hier zou willen blijven... Als gast! Er is zoveel dat ik je nog wil vertellen en wil laten zien. Ik zou het heel fijn vinden als je ons nog niet zou verlaten!”
Severus Sneep keek eerst Draco aan en zijn blik schoot omhoog, in de ogen van Hermelien. Toen hij daar geen vijandelijkheid bespeurde, draaide hij zich weer naar Draco en knikte hij kort.
“Maar enkel als ik niet tot last ben.”
“Als Draco een Griffoendor kan tolereren in de Geheime Kamer, kan hij vast wel een mede-Zwad verdragen,” grijnsde Hermelien voorzichtig.
De oude professor keek haar aan en voor een fractie van een seconde – Hermelien dacht bijna dat ze het inbeeldde – vertrokken zijn lippen in een korte glimlach. Ze staarde hem ongelovend aan terwijl hij zijn blik weer ondoorgrondelijk op Draco liet rusten.
"Je hebt hier niets te vrezen, Severus," zei Draco bemoedigend. "Hier zijn we veilig."
Draco stapte als eerste de tent binnen en Sneep en Hermelien volgden hem, maar toen ze beiden door de ingang moesten, bleven ze stilstaan – vastberaden om de ander eerst naar binnen te laten gaan.
“Na u,” zei Hermelien kil.
De oude Toverdrankprofessor vouwde zijn armen en keek haar met een dreigende blik aan. Ze week echter niet en imiteerde zijn houding, al zag hij er in zijn zwarte gewaden veel gevaarlijker uit dan zij in haar witte nachtkleed.
“U zult toch eerst gaan!” drong hij aan.
“Dwing me maar,” reageerde ze uitdagend.
Opeens trok hij een toverstaf en Hermelien herkende de hare.
“Draco!” riep ze nu in een verontwaardigde stem. “Sneep wil mijn eigen toverstaf tegen me gebruiken!”
“Geloof me, juffrouw Griffel, ik zou ook liever de mijne gebruiken, maar die ligt nog in het water van die val.”
Hermelien hoorde hoe Draco in de tent gehaast hun richting uitliep en toen hij zijn hoofd door de opening stak, keek hij geïrriteerd naar Hermelien en Sneep. Zijn oude professor had inderdaad de toverstaf op Hermelien gericht en zij keek hem tartend aan.
“Zo is het wel genoeg!” zei Draco streng en hij greep de toverstaf uit Sneeps hand. Deze liet zijn mond even openvallen en wilde protesteren, maar Draco keek hem ook streng aan. “Ik heb geen zin in deze onzin. Kom nou binnen!”
Ze bleven beiden vastberaden buiten de tent staan en Draco verloor zijn geduld terwijl hij het zeil dat de ingang bedekte open hield. “Hermelien!” zei hij kort als teken dat zij eerst moest gaan.
“Waarom ik?” mopperde Hermelien terwijl ze woedend de tent binnen stormde.
“Dames eerst,” reageerde Draco zo kalm als hij maar kon, maar ze was niet geamuseerd.
“Krijg ik mijn toverstaf dan terug?”
“Nee,” zei Draco zelfzeker en toen hij Severus’ vragende blik zag ging hij kordaat verder: “Jullie krijgen allebei geen toverstaf tot jullie eens een keer naar elkaar luisteren.”
“Ik heb haar niets te vertellen,” gromde Sneep kort terwijl hij ook de tent binnenstapte.
“En ik hem al helemaal niet,” zei Hermelien in een hatelijke stem.
Beiden bleven ze rechtstaan en ze leken vastberaden om elkaar zo lang aan te staren tot één van hen doodviel.
De jonge Zwadderaar kreunde toen hij dit zag en gooide wanhopig zijn armen in de lucht. “Kunnen jullie nou eens een keer ophouden?!”
Met iets meer geduld dan dat ze voor elkaar hadden, draaiden Severus en Hermelien hun hoofd naar Draco.
“Alsjeblieft,” smeekte hij. “Jullie zijn de enige twee vrienden die ik op deze aardbol heb. Het zou heel veel voor mij betekenen als jullie op zijn minst even naar elkaar zouden kunnen luisteren. Alsjeblieft.”
Beiden leken hun hatelijke blikken weg te ebben en Draco wees naar de banken die in de ruimte stonden als teken dat ze konden gaan zitten.
Hermelien ging zitten op de hoek van een brede fauteuil en professor Sneep zorgde ervoor dat hij zo ver mogelijk van haar af ging zitten op de andere bank. De kaarsverlichting wierp enge schaduwen op de wanden van de tent.
Draco zuchtte en ging voorzichtig naast Hermelien zitten, maar zij was voor het moment afstandelijk. Ze wilde niet dichter bij hem gaan zitten, niet zolang haar oude toverdrankprofessor zich in dezelfde ruimte bevond en ze geen verklaring had voor al deze waanzin.
“Je moet het haar vertellen, Severus,” zei Draco vastberaden en de vroegere professor keek hem vreemd aan. Ten eerste was hij het niet gewoon dat Draco hem Severus noemde. Ten tweede klonk zijn stem merkwaardig veel als die van Lucius wanneer hij zijn naam uit sprak. Ten derde wilde hij haar niets vertellen.
“Wat vertellen?” vroeg Hermelien stil, maar het was nog steeds duidelijk te horen dat ze deze situatie niet vertrouwde.
De oude professor kneep zijn lippen opeen en was vastberaden om niets te zeggen.
Draco zuchtte. “Hij is goed, Hermelien.”
Ze trok een wenkbrauw op en staarde hem aan alsof hij een flauw grapje maakte.
“Ik meen het echt,” ging hij vastbesloten verder. “Hij doet misschien naar, maar hij is goed!”
“Naar?!” herhaalde Hermelien spottend. “Hij heeft Perkamentus vermoord! Wat naar van hem!” Ze klonk niet bepaald geamuseerd en staarde naar de man die Draco als zijn vriend beschouwde. Hij zat hooghartig op de bank, met een rechte rug en zijn armen defensief gevouwen. Hij keek rond in de tent, alsof hij het idee wilde wekken dat hij niet eens meeluisterde.
“Ik snap niet dat je het voor een moordenaar opneemt,” ging Hermelien verder in een gedempte stem. “Hijzelf wil geen illussies wekken, waarom jij dan wel?”
Draco schudde zijn hoofd en hij ging dichter bij haar zitten en nam haar handen vast. “Hij is de illussie, Hermelien!” Langzaam keek hij opzij en Severus staarde hem nu met een onberekenbare blik aan. “Het is een act!”
Zowel Hermelien en Severus brachten er nu een spottend “Ha!”-geluid eruit. Zodra ze realiseerden dat de ander identiek dezelfde reactie had gehad, voelden ze zichzelf vuil en verdwenen hun grijnzen.
“Hij heeft Perkamentus vermoord – dat is waar,” gaf Draco toe. “Maar hij had honderd redenen om het te doen!”
Hermelien rolde met haar ogen. “Uiteraard. Eén, op een goed blaadje staan bij de Duistere Heer. Twee, het lievelingetje worden van Heer Voldemort. Drie, loonsverhoging krijgen als dienaar van de Heer van het Duister. Vier, aanbeden worden door alle duistere tovenaars in Europa. Vijf, uitgenodigd worden op het Dooddoeners-Kerstfeestje. Daar doet men het voor, niet? Zal ik verder gaan? Zes...”
“HERMELIEN!” onderbrak Draco haar lastig en Sneep keek geamuseerd toe. “Luister nou eens een keer! De reden waarom hij Perkamentus heeft gedood, is omdat Perkamentus het hem had gevraagd!”
Hermelien schudde niet-begrijpend haar hoofd en wilde dit absurde idee wegwuiven, maar toen ze naar haar oude professor keek, zag ze dat de man gespannen de rand van de zetel vast had, en als Severus Sneep zich ongemakkelijk voelde... moest dat haast wel betekenen dat er iets verteld werd dat hij liever niet wilde prijsgeven.
“De Heer van het Duister had mij de taak gegeven om Perkamentus te vermoorden en de Dooddoeners naar Zweinstein te halen. Als ik zou falen, zou het de dood van mezelf én mijn familie betekenen. Maar ik kon het niet! Ik kon het echt niet!” Draco schudde zijn hoofd. “Mijn moeder zocht Severus op en sloot een Onbreekbare Eed met hem af. Hij moest mij helpen. Eerst wilde ik er niets van weten; ik was verbitterd. Ik kon de taak niet aan, dat wist ik, maar ik had nog steeds mijn trots. Ik wilde zijn hulp niet. Ik sloeg erin om de Dooddoeners op Zweinstein te krijgen, maar toen ik Perkamentus moest doden, kon ik het niet. Ik had bijna vreselijk gezichtsverlies geleden waar de andere Dooddoeners bijwaren, maar toen kwam Severus en Perkamentus vroeg hem om het te doen.”
Hermelien’s ogen schoten vuur toen Draco dat laatste zei en ze sprong woedend recht van haar plaats. “Perkamentus smeekte om hulp! Niet om te sterven! Harry was erbij! Je hoeft niet te liegen!”
“Ik lieg niet!” zei Draco snel en hij greep Hermeliens hand.
Ze keek opzij en zag hoe de oude Dooddoener gespannen naar de grond keek. Zijn handen trilden en Hermelien bleef de man aankijken terwijl Draco verdersprak. Iets aan zijn hele doen en laten verwarde haar meer dan wat dan ook.
“Severus was nog maar net boven op de Astronomietoren toen Perkamentus zei...” Draco liet zijn stem zakken en sloot af in een zachte fluister. “Severus, alsjeblieft.”
Hermelien schrok toen de voormalige professor plots en ruw rechtkwam en de tent uitstormde.
Draco sprong meteen recht en liep de man achterna, met Hermelien in zijn kielzog.
De jonge Zwadderaar zag hoe de voormalige Dooddoener aan de rand van het platform stond en hij leek van kop tot teen te trillen.
Hermelien keek vanuit de ingang van de tent toe hoe Draco langzaamaan de vroegere Toverdrankprofessor naderde, alsof hij een gewond dier was dat ieder moment zou wegvluchten.
“Geef me een toverstaf,” eiste hij kil en dreigend, maar met een stem die prijsgaf dat zijn emoties helemaal overhoop lagen.
“Severus,” zei Draco in een zachte stem. “Het spijt me als ik u heb beledigd.”
“Beledigd?!” beet Severus hem toe en hij draaide zich woedend om. “Beledigd?! Ik heb geen beledigingen gehoord, enkel ophemelingen en woorden van lof die totaal overroepen zijn!” Hij draaide zich nu naar Hermelien, die in de schaduw van de tent alles gadesloeg. “Juffrouw Griffel heeft gelijk! Ik ben een moordenaar! En of hij het me nou vroeg of niet, maakt geen enkel verschil!”
“Het maakt elk verschil!” ging Draco er wanhopig tegen in. “Je hebt mijn leven – mijn ziel gespaard! Je hebt Perkamentus vreselijke vernederingen bespaard in de laatste momenten voor zijn dood. Had je liever dat Bellatrix de klus had geklaard? Dat zij hem gemarteld had?”
Er was een hint van waanzin te lezen op het gezicht van Severus Sneep. Bezeten ijsbeerde hij over het platform. Zijn handen leken radeloos zonder toverstaf en hij liep opeens op Draco af.
“Geef me een toverstaf!” eiste hij en Draco deed snel, maar behoedzaam een stap naar achteren.
Hij hield zelf verschrokken stil toen hij de reactie van zijn jonge bondgenoot zag en hief radeloos zijn open handen. “Alsjeblieft, Draco, het is genoeg geweest. Laat me gaan.”
De jonge Zwadderaar was uitermate verward.
“Ik heb je hier nooit willen houden tegen je zin,” verdedigde hij zichzelf. “Ik had de indruk dat je me wilde zien.”
“Ja,” knikte Severus snel. “Ik heb je gezien, het gaat goed met je, mijn geweten is gesust, laat me nu gaan.” Hij stapte dichter naar Draco en nam de hem van zijn mantel vast. “Alsjeblieft, Draco, een toverstaf.”
Hermelien had het hele gebeuren vanuit de ingang van de tent gevolgd. Hoe langer ze keek, hoe zekerder ze van haar stuk werd. Draco had gelijk.
Sneep was goed.
“Geef hem niets,” beval Hermelien Draco en ze stapte naar voren.
Zodra Severus zag dat ze zijn richting uit stapte, deed hij een paar stappen naar achteren, tot hij uiteindelijk aan de rand van het platform stond en geen stap meer naar achteren kon doen.
Hermelien bleef erg dicht voor hem stilstaan en staarde in zijn zwarte ogen. Het schild dat zonet nog hoog was opgetrokken, was na Draco’s woorden helemaal verdwenen en ze staarde in de ogen van een onzekere en getormenteerde man. Haar harde blik veranderde in één van medelijden en ze zuchtte.
“Je bent goed,” gaf ze in een stille stem toe en ze keek naar Draco, die glimlachte en bemoedigend knikte. Voorzichtig deed ze een stap naar achteren. “Je vluchtte weg omdat je die herinnering niet wilt herleven, is het niet?”
Hij staarde haar aan, maar weigerde het om te antwoorden. Een zenuwachtige trek rond zijn lip verried echter de waarheid.
Hermelien schudde haar hoofd met een gepijnigde uitdrukking op haar gezicht. “Ik zou zeggen dat jij genoeg hebt gevlucht en dat jij vandaag nergens meer heen gaat. Kom,” ze bewoog een hand in de richting van de ingang van de tent en langzaam maar zeker kwam het vroegere hoofd van Zwadderich in beweging en stapte hij Draco voorbij. Hermelien volgde hem en toen ze Draco passeerde, keek hij haar gelukkig aan. Ze glimlachte half en samen volgden ze Severus Sneep.
Het voormalige hoofd van Zwadderich gaf een verslagen indruk terwijl hij in de zetel zat. Zijn schouders waren gebogen en zijn gezicht ging schuil achter zijn lange, zwarte haren. Het contrast met de man die er vijf minuten eerder had gezeten, kon niet groter zijn en Hermelien ging naast hem zitten.
“Wil je erover praten?” vroeg Hermelien voorzichtig en haast onmiddellijk schudde de man zijn hoofd. Hermelien knikte begripvol. “Is er iets dat je wil weten? Iets dat je Draco wil vragen?”
Hij aarzelde en keek op naar Draco, die naast Hermelien stond, maar schudde tegelijkertijd zijn hoofd.
“Wil je misschien iets te drinken hebben?” stelde Draco voor. “Ik heb elfenmede – die dronk je vroeger toch graag?”
Severus knikte kort en Draco glimlachte opgelucht. Voor een moment was hij bang geweest dat hij de man nergens mee zou kunnen plezieren.
“Ik zal wat halen. Jij ook, Hermelien?”
Al was het niet haar favoriete drankje, ze knikte ook en Draco verliet gehaast de tent. Hij kon evenzeer alles verzamelen met een Accio – maar hij had het idee dat het niet slecht zou zijn om Hermelien even alleen te laten met zijn oude vriend.
Ze keek nerveus om zich heen toen het besef tot haar doordrong dat ze alleen was met Severus Sneep. Hij was niet spraakzaam, maar dat betekende niet dat Hermelien de komende minuten in stilte wilde doorbrengen. Gelukkig kon ze al snel iets bedenken om tegen hem te zeggen.
“Weet je dat ik eerst dacht dat jij Draco was?”
Hij keek haar verward aan. “Vanavond?”
Hermelien staarde verward in zijn ogen. “Huh, wat?” Opeens dacht ze terug aan toen hij in haar slaapkamer had gestaan. “Oh, nee, toen niet. Ik bedoel... Voordat ik wist dat Draco hier was. Het is eigenlijk een lang verhaal...” Hermelien friemelde nerveus met haar handen. “Draco is hier inmiddels ook al tien jaar. Hij verbleef hier al die tijd en kreeg de hulp van Dobby en geraakte zo aan voedsel uit de keukens van Zweinstein. Maar tegelijkertijd hielp hij de Toverdrankprofessor met het verbeteren van de huiswerken. Eerst Slakhoorn, daarna mij. Ik ben nu Toverdrankprofessor,” zei ze snel. “Maar hij liet zich nooit zien en Slakhoorn geloofde steevast dat hij de hulp kreeg van een spook – en ik dacht hetzelfde.” Ze keek even in de ogen van de voormalige Toverdrankprofessor en was opgelucht dat hij geïnteresseerd luisterde naar wat ze te vertellen had. “Hij is best goed in Toverdranken, weet u. Ik vermoedde al dat het spook een voormalig Dooddoener zou zijn – omdat we hem nooit te zien kregen en ook de andere spoken op Zweinstein hem nog niet gezien hadden. We dachten dat het spook zich schuilhield om de reden dat hij zich schaamde voor zijn Dooddoenersverleden. Daarom dacht ik eerst dat u het spook was – u was namelijk ook uitstekend in Toverdranken.”
Severus knikte langzaam. “Excuses als ik u heb teleurgesteld. Al kan ik u ook verzekeren dat ik me schaam voor mijn Dooddoenersverleden.”
Hermelien was verrast dat hij degene was die er weer over begon. “Wilt u erover praten?”
Snel schudde hij zijn hoofd. “Nee, nee, echt niet.”
“Maar u begon erover!” verdedigde Hermelien zichzelf.
“Ik weet het, maar ik praat er liever niet over.”
“Maar toch begon u er weer over,” herhaalde Hermelien zichzelf.
“Ja, juffrouw Griffel, dat was mijn fout, en ik snap ook wel dat dit van psychologisch standpunt heel interessant moet zijn, maar ik wil er niet over praten.”
Ze slikte en keek naar de grond.
“Waar bent u de afgelopen tien jaar eigenlijk geweest? Waar hebt u zich schuilgehouden?”
Hij zuchtte. “Daar wil ik ook niet over praten.”
Hermelien werd een tikje wanhopig van de botte manier waarop hij tegen haar sprak en was dankbaar toen Draco binnenstapte met enkele glazen en een fles elfenmede in zijn handen.
In stilte deelde hij de glazen uit en vulde hij deze.
Draco hief als eerste het glas. “Op vrienden,” zei hij met een hint van trotsheid in zijn stem.
“Op vrienden,” herhaalde Hermelien en ze glimlachte terwijl ze hem betekenisvol aankeek.
Severus Sneep zat echter in absolute stilte met het glas in zijn hand. En al wilde hij het glas heffen, hij was hier niet toe in staat. Het was alsof een onzichtbare kracht hem weerhield om het glas hoger in de lucht te brengen en hij staarde zo lang naar het glas tot er tranen in zijn ogen sprongen.
Vrienden.
Het volgende moment liet hij abrupt het glas zakken en barstte hij in tranen uit.
Hermelien schrok zo hard van het gesnik dat ze spontaan opzij sprong in de zetel en Draco nam snel en bezorgd het glas van de man over toen hij merkte dat deze bijna uit de hand van de oude professor gleed.
Severus Sneep snikte hartstochtelijk en boog ellendig naar voren, met zijn handen voor zijn gezicht.
Hermelien staarde hem ongelovend en verward aan en keek radeloos op naar Draco. Deze gaf een klein knikje met zijn hoofd richting de ingang van de tent en snel stond Hermelien op en ontvluchtte ze deze vreemde scene. Draco zette zich naast zijn vriend neer en sloeg troostend een arm om zijn schokkende schouders.
“Het is goed, Severus, het is goed nu.”
Hermelien zat op het houten platform met haar rug tegen een van de doeken van de tent. Binnen in de tent kon ze horen hoe Severus Sneep langzaamaan tot bedaren kwam. Zonet had hij meer dan een kwartier liggen snikken en Draco had enkel troostende woorden kunnen bieden, al leken die woorden het gesnik vaak enkel erger temaken.
Wat een rare situatie, vond Hermelien. Voor vanavond was ze ervan overtuigd geweest dat Severus Sneep niets minder verdiende dan de kus van een Dementor. Maar nu zou ze eigenhandig iedere Dementor wegjagen die deze gekwelde man zou aanvallen.
Hij had zijn eigen goedheid verraden. Iedere belediging die ze naar hem slingerde, had hem zelfzekerder gemaakt. Iedere leugen had zijn hardheid verstevigd en zijn schijnbare eigendunk verhoogd. Maar van het moment dat Draco zijn ware aard aan het licht probeerde te brengen, en zijn goedheid beargumenteerde, was dat harde schild verdwenen en had ze enkel een gekwetste en onzekere tovenaar gezien. De goedheid die hij zo hard probeerde te verdringen, had hem tot wenen gebracht. En dat enkel door het simpele woord ‘vrienden’ uit te spreken.
“Waar is juffrouw Griffel?”
Hermelien hoorde hoe zijn stem al wat meer bedaard klonk.
“Ze is buiten. Wilt u dat ik haar er weer bij haal?”
“Nee... Nee,” zei hij snel, zich kennelijk niet bewust dat Hermelien ieder woord kon horen van wat ze zeiden. “Ik wil niet dat ze me zo ziet.”
“Ik denk dat het daar al iets te laat voor is,” zei Draco aarzelend.
“Ik weet het,” mompelde Severus ellendig. “Ik schaam me dood. Dit is allemaal wat te veel voor mij geweest, Draco. Ik had nooit gedacht dat het me zo zou overvallen allemaal. Ik dacht dat je dood was!”
“Zoals je ziet is dat niet zo,” zei Draco in een vriendschappelijke toon. “En ik ben zo blij dat jij nog leeft! Maar hoe heb je mij gevonden? Tien jaar! Waarom heeft het zo lang geduurd?”
“Ik dacht dat je in Tibet zat!”
“Tibet?!”
“Ja, zoiets zeiden we toch, die avond dat we elkaar het laatst spraken?”
“Ja, ok, maar dan nog! Dus tien jaar heb je me in Tibet lopen zoeken en nu zag je me in Zweinsveld op het bal?”
“Nee, zo is het niet gegaan!” Sneep leek het vermoeiend te vinden om dit te vertellen. “Ik ben eerst naar Tibet gegaan en daarna heb ik over heel Europa naar je gezocht. Ik wist echter niet dat je je op Zweinstein bevond, anders had ik je veel eerder kunnen vinden!”
“Uiteraard.”
“Nee, je snapt het niet, Draco. Herken je dit?”
Hermelien was nieuwsgierig naar hetgene dat Severus hem toonde en uit de stilte kon ze enkel afleiden dat Draco verward was.
“Hoe... Ja, ik heb de mijne ook nog!”
Meer stilte en Hermelien spitste haar oren.
“Maar hoe kan dit dan? Je zei dat deze steen me veilig zou houden, dat het me zou beschermen.”
“Dat was een leugen,” zei Severus simpelweg.
“Wat?!” Draco dacht even na. “Dus deze steen is niet al generaties lang in jouw familie... Zijn het dan... volgstenen?”
“Uiteraard.”
“Oh!” Uit zijn stem was af te leiden dat hij zichzelf nogal dom vond. “Dat verklaart waarom je me niet kon vinden! Ik heb me tien jaar schuilgehouden op Zweinstein!”
“Ja en alle beschermende spreuken die op het kasteel waren uitgesproken maakten het onmogelijk voor me om na te gaan waar je je bevond!”
“Bij Merlijns baard, het verbaast me dat je het niet hebt opgegeven na zo een lange tijd!”
Ditmaal was het de oude Toverdrankprofessor die zweeg.
“Ik heb het nooit opgegeven,” gaf hij uiteindelijk zacht toe. “Jij was het enige wat tussen mezelf en Azkaban stond. Als jij er niet was geweest, had ik me waarschijnlijk ingeleverd bij het Ministerie.”
“Maar ze zouden je ter dood veroordeeld hebben!” protesteerde Draco. “Waarom zou je het Ministerie willen opzoeken?! Je zou geen kans maken!”
“Ik denk niet dat ik erop zou hopen een kans te maken, Draco. Ik ben niet bang om te sterven.”
“Maar toch!” ging Draco tegen hem in. “Naar het Ministerie gaan is gelijk aan zelfmoord! Je verdient veel beter!”
Een korte stilte en daarna dacht Hermelien dat ze weer kon horen hoe de oude Zwadderaar snikte. Langzaam stond ze op en liep ze de tent binnen. Wat ze zag, bevestigde haar vermoeden al. Draco zat weer met een schouder om zijn huilende vriend geslagen en Draco keek hulpeloos naar haar op toen ze naderde. Ze kneep zachtjes in zijn schouder en het was op dat moment dat Severus haar opmerkte en snel probeerde hij zijn tranen te drogen.
“Draco, hij is uitgeput,” zei Hermelien zacht. “Misschien is het beter om onze gast wat rust te gunnen. Dit is emotioneel te veeleisend voor ieder van ons, en dit onmenselijke uur van de nacht maakt het er niet beter op!”
Draco knikte langzaam en draaide zich naar Severus.
“Het zou een eer voor me zijn als je hier zou willen blijven... Als gast! Er is zoveel dat ik je nog wil vertellen en wil laten zien. Ik zou het heel fijn vinden als je ons nog niet zou verlaten!”
Severus Sneep keek eerst Draco aan en zijn blik schoot omhoog, in de ogen van Hermelien. Toen hij daar geen vijandelijkheid bespeurde, draaide hij zich weer naar Draco en knikte hij kort.
“Maar enkel als ik niet tot last ben.”
“Als Draco een Griffoendor kan tolereren in de Geheime Kamer, kan hij vast wel een mede-Zwad verdragen,” grijnsde Hermelien voorzichtig.
De oude professor keek haar aan en voor een fractie van een seconde – Hermelien dacht bijna dat ze het inbeeldde – vertrokken zijn lippen in een korte glimlach. Ze staarde hem ongelovend aan terwijl hij zijn blik weer ondoorgrondelijk op Draco liet rusten.
"Je hebt hier niets te vrezen, Severus," zei Draco bemoedigend. "Hier zijn we veilig."