27/08/2020, 18:08
Hoofdstuk 13: De Vreemdeling aan het Bed
Hermelien sliep heerlijk. In haar droom bevond ze zich op een wondermooi strand en de warmte van de zon voelde hemels aan. Draco liep naast haar, zonder masker en zonder littekens. Het was vreemd om hem zo te zien. Hermelien geloofde slechts even in deze mooie droom totdat ze zich in haar onderbewustzijn eraan herinnerde dat de waarheid anders was en ze zichzelf dwong wakker te worden.
Ze draaide zich op haar rug, opende haar ogen en keek naar het plafond. Zij en Draco op een strand... Dat kon enkel in een droom... Draco was in de Geheime Kamer. Ze waren niet hand in hand over het zand aan het wandelen. Ze zuchtte luid en slechts een tel later werd ze opgeschrokken door een diepe stem.
"Goed geslapen?"
Hermelien verschrok zich een hoedje. De vreemdeling sprak haar aan vanop zijn plek in de schaduw naast haar grote kleerkast. Instinctief ging ze rechtop zitten en trok ze de deken hoger terwijl haar andere hand haar toverstaf van het nachtkastje wilde graaien, maar er lag niets op het tafeltje.
Lijkbleek keek Hermelien op naar de man, maar ze kon in het duister niet uitmaken wie hij was.
"Ik vrees dat ik je toverstaf even heb geleend. Voorzorgsmaatregel, zeg maar."
De man sprak langzaam en al had Hermelien aanvankelijk niet de indruk dat ze de man kende, een koud en beklemmend gevoel bekroop haar toen hij dichter naar haar bed stapte en ervoor bleef staan. Zelfs in het duister herkende ze iets in zijn manier van wandelen. Het was maar net zichtbaar dat hij een toverstaf paraat hield. Hij zuchtte kort en ging daarna verder, duidelijk teleurgesteld in Hermeliens stilzwijgendheid.
"Ik herinner me u toch wel iets spraakzamer dan dit, juffrouw Griffel."
Die laatste woorden kwamen aan als een hamerslag. Het was alsof alle lucht uit haar longen verdween, al was dit niet te wijten aan een toverspreuk, maar gewoon aan de schok van de herkenning.
De man hoorde haar even happen naar adem en leidde hieruit af dat ze eindelijk wist met wie ze te maken had.
"Lumos," zei hij kalm en hij liet zijn toverstaf de kamer verlichten.
Zowel Hermelien als de man zwegen terwijl ze elkaar aankeken, beiden onder de indruk van hoe de jaren hen veranderd hadden.
Hij was magerder geworden. Onder zijn ogen stonden duistere wallen getekend en de diepe tunnels die zich meestal in zijn donkere ogen bevonden, waren nog dieper dan voorheen. Zijn haren waren nog steeds zo zwart als vroeger, op één grijze stroef na die in zijn gezicht hing.
Zoals altijd droeg hij een zwart gewaad, maar iets aan zijn hele wezen was gewoon... ouder. Om één of andere reden leek hij niet meer zo een grote bedreiging als voorheen, maar Hermelien liet zich niet misleiden: ze stond oog in oog met de moordenaar van Perkamentus.
"Sneep," erkende ze zijn aanwezigheid kort, de haat duidelijk te horen in haar stem.
Hij glimlachte half. Enkel en alleen omdat het zo vreemd was om haar zijn naam op zulke wijze te horen uitspreken. Vroeger had ze hem altijd als 'professor Sneep' aangesproken, nooit anders. En altijd met meer respect dan nu het geval was.
"Sta mij toe onmiddellijk ter zake te komen. Waar is Draco?"
Hermelien wist niet hoe ze moest reageren. Ze snapte niet hoe hij iets van Draco kon weten. Ook al werd ze met een toverstaf bedreigd, ze kon het hem niet gewoon vertellen. Ze herinnerde zich de drank die Draco haar had doen drinken – lang voordat ze had geweten dat hij Draco was. De drank die vreselijke dingen zou doen als ze iemand zou vertellen van zijn schuilplaats in de Geheime Kamer.
“Dat kan ik niet zeggen,” zei ze eerlijk en Sneep keek haar wantrouwend aan. Ditmaal was haar stem niet haatdragend of rebels. Dit kon wel eens de waarheid zijn. Maar de Dooddoener leek het niet op te geven. Hij stapte op Hermelien af en trok haar bij haar arm uit het bed.
“Voor mij op,” beval hij haar en hij duwde haar voor zich uit. Ze keek hem hatelijk aan. Ze had slechts een koud, wit nachtkleed aan, maar ze veronderstelde dat het het minste van haar zorgen was als ze een kou zou vatten.
Hermelien vermeed met een nijdige expressie op haar gezicht zijn ogen terwijl ze naar de deur liep, maar aarzelde toen ze haar hand op de deurklink legde. Ging hij haar door de gangen van Zweinstein volgen? Ze bedacht zich dat er geen portret hing op de weg van haar kamer naar het toverdranklokaal, maar als ze hem nou eens misleidde en meenam naar de gang die naar de keukens leidde? Daar hingen enkele portretten, die vast en zeker Anderling zouden waarschuwen als ze zouden zien wat er aan de hand was.
“Ik weet dat hij zich nabij het toverdranklokaal ophoudt,” waarschuwde Sneep haar met een kille stem. “Dus haal het niet in je hoofd om me langs een portret te leiden. Ik ken de weg hier nog steeds beter dan jij.”
Hermelien draaide zich even om zodat ze hem een vernietigende blik kon toewerpen, maar ze opende de deur van haar kamer nog niet. “Hoe weet u dat nu?”
Sneep hield de toverstok in zijn rechterhand op haar gericht terwijl zijn linkerhand onder zijn mantel verdween en hij er een stuk perkament uithaalde. Ze herkende onmiddellijk het stuk perkament in zijn handen – hij had de correspondentie tussen haar en Draco uit haar bureau gestolen en vast en zeker gelezen. Maar Draco had nooit gezegd waar hij verbleef in zijn briefjes, dus hoe kon Sneep dat dan weten?
“Logica,” antwoordde Sneep op de vraag die Hermelien niet hoefde te stellen. “Naar buiten. En ik wil geen woord horen.”
Hermeliens hoofd gonsde van de stress en ze opende de deur en stapte de gang op. Op dit onmenselijke uur van de nacht was geen kat wakker – zelfs Mevrouw Norris niet. Er was niemand die kon zien hoe ze naar het Toverdranklokaal liep, gevolgd door een Dooddoener die in feite dood hoorde te zijn.
De deur van het lokaal stond open en eens ze binnen waren, deed Sneep de deur achter hen dicht en sprak hij er een verzegelende vloek erover uit. Hermelien wist niet eens in welke taal hij de vloek uitsprak, maar het zou niet gemakkelijk voor haar zijn om die deur terug te openen.
Hermelien schrok van haar eigen gedachten toen ze opeens bedacht hoe ze terug de controle over de situatie zou kunnen krijgen.
De val.
Zij wist ervan – maar Sneep niet. Zonder aarzelen stapte Hermelien naar de boekenkast en opende ze deze. Ze bleef voor de boekenkast staan en draaide zich naar het vroegere hoofd van Zwadderich, die geïnteresseerd naar de opening in de muur keek. “Na u,” zei Hermelien.
Hij keek haar aan met een blik die niets anders kon betekenen dan: “Je denkt zeker dat ik gek ben.”
“Het is een donkere gang,” lichtte Hermelien ongeduldig toe. “En u hebt een verlichte toverstaf.”
Het was duidelijk dat ze elkaar niet vertrouwden terwijl ze elkaar hatelijk aankeken, maar Sneep wilde niet wijken. Niet nu hij zo dichtbij was.
“Desnoods kruip je op handen en voeten door het donker, jij zal voor mij op gaan,” zei hij duidelijk genoeg voor haar om te weten dat ieder weerwoord bestraft zou worden.
Hermelien moest enigszins spelen dat ze dit frustrerend vond. Ze had heus wel geweten dat hij haar niet haar zin zou geven, maar nu kwam het ook echt over alsof ze tegen haar zin voorop moest gaan. Terwijl ze voor hem op liep, kon ze echter niet zien dat hij geïnteresseerd om zich heen keek en de gang die Draco zelf had gemaakt inspecteerde.
Misschien was het maar goed ook dat hij meer aandacht aan de muren dan aan de grond besteedde, want toen Hermelien de grote steen vermeed die de val in werking zou zetten, lette hij niet op waar hij zijn voeten zette en een lichte klik was alles wat Hermelien nodig had om te weten dat ze het op een rennen moest zetten.
De oude toverdrankprofessor wilde haar instinctief achterna rennen, maar toen hij zijn voet van de steen hief, verdween de grond onder zijn voeten en viel hij in het koude water.
Hermelien rende zo hard als ze kon door de gang en hoorde nog voor even hoe Sneep haar nariep, maar ze luisterde niet naar zijn woorden en toen zijn geroep ophield, wist ze dat hij kopje onder was gegaan. Het was slechts een halve minuut later dat Draco haar tegemoet kwam rennen. Hij leek enigszins opgelucht toen hij zag dat Hermelien in orde was.
“Heb jij de val in werking gezet?” Hij snapte niet waarom ze dat had gedaan.
“Nee, het was Sneep!” reageerde Hermelien snel en Draco keek haar met een verschrokken blik aan. Zonder nog een seconde te verspillen, rende hij haar voorbij en spurtte hij door de gangen. Hermelien begreep er niets van en volgde hem, maar kon hem amper bijhouden. Toen ze aankwam, kon ze nog net zien hoe Draco met een sierlijke zwaai van zijn toverstaf Sneep uit het water leek te vissen, de man door de lucht vloog en vervolgens kletsnat langs Draco op de grond viel. Hermelien bleef als versteend staan en haar mond viel open toen ze zag dat Draco de Dooddoener rechttrok en hem tegen zich aantrok in een stevige omhelzing.
“Ik dacht dat je dood was!” bracht Draco er moeizaam en tegelijkertijd ongelovend uit terwijl hij de oude toverdrankprofessor niet leek te willen loslaten.
Sneep keek even naar de val en zag er ongemakkelijk uit door de affectie die de jonge Malfidus hem toonde. “Voor een moment dacht ik dat ook.” Zijn ogen vonden die van Hermelien en schoten vuur. Hermelien schoot terug.
Draco lachte terwijl hij hem losliet. “Ik ben zo blij dat je hier bent! Kom, ik heb zoveel vragen!”
Hij liep Hermelien voorbij en ze voelde zich even ongemakkelijk. “Draco, ik... Die drank...”
Draco hield stil en keek Hermelien bezorgd aan. “Welke drank?”
“Die drank die je me hebt doen drinken, dat ik niemand iets zou mogen zeggen of anders een gruwelijke dood zou sterven... Ik heb Sneep naar hier gebracht – niet gewild – maar toch! Wat gaat er nu met me gebeuren?”
Hermelien keek Draco met bange ogen aan, maar was verbaasd toen hij opeens lachte.
“Hermelien, dat was maar gewoon water hoor.” Bij het zien van haar ongelovende en lichtjes woedende blik, vervolgde hij snel: “Ik moest toch iets zeggen om te voorkomen dat je mijn geheim zou prijsgeven?” Hermelien zag er nu laaiend van woede uit. “Ik zou je heus niets aandoen hoor,” verdedigde hij snel zijn motivatie.
Draco liep verder en Sneep volgde hem. Terwijl hij Hermelien passeerde, keek hij haar hooghartig aan. Hermelien voelde het bloed in haar koken. Ze volgde de twee mannen in een woedende bui en toen Draco haar aanbood dat zij als eerste het ritje naar de Geheime Kamer zou maken, keek ze hem niet aan en deed ze kil wat hij haar vroeg.
Nijdig wachtte ze vervolgens op het platform in de Geheime Kamer en ze ijsbeerde ongeduldig heen en weer. Sneep. Sneep! Ze snapte niet waarom Draco de man ontving als een... als een vriend! Sneep was een moordenaar. Hermelien voelde hoe haar geweten haar in twee leek te scheuren: ze wilde Draco de kans geven om het uit te leggen, maar anderzijds wilde ze zo snel mogelijk Harry en Ron contacteren met het advies om een bende Schouwers naar de Geheime Kamer te sturen. Zelf had ze ook de authoriteit om Sneep in te rekenen – maar ze wist niet zeker of ze dit ook daadwerkelijk kon. Volgens velen was Sneep een van de machtigste tovenaars die ooit op Zweinstein had gezeten – op Perkamentus en Voldemort na.
In de verte kon Hermelien het gebrul van Sneep horen terwijl hij voor de allereerste keer de duizelingwekkende rit naar de Geheime Kamer meemaakte. Hij vloog onhandig op het platform en kon zich maar net staande houden terwijl hij bijna verstrikt geraakte in zijn eigen mantel en enkele passen vooruit strompelde totdat hij tot stilstand kwam.
Zodra hij besefte dat het angstaanjagende transport tot een einde was gekomen, rechtte hij zijn rug weer, klopte hij zijn mantel af en keek hij Hermelien wantrouwend en hatelijk aan. Hermelien’s blik deed niet onder voor de zijne en ze leken allebei hun lippen op elkaar te persen, vastberaden om geen woord tegen elkaar te zeggen.
Draco landde een minuut later en had slechts één moment nodig om te realiseren dat Hermelien van niets wist. Hij vond haar geïrriteerde en nijdige blik grappig om te zien. Het bracht hem voor een klein moment terug naar vroegere jaren, toen ze die blik enkel voor hem had gehad op Zweinstein. Hij glimlachte geduldig en vervolgde zacht: “Ik denk dat jullie eens goed met elkaar moeten praten.”
Hermelien sliep heerlijk. In haar droom bevond ze zich op een wondermooi strand en de warmte van de zon voelde hemels aan. Draco liep naast haar, zonder masker en zonder littekens. Het was vreemd om hem zo te zien. Hermelien geloofde slechts even in deze mooie droom totdat ze zich in haar onderbewustzijn eraan herinnerde dat de waarheid anders was en ze zichzelf dwong wakker te worden.
Ze draaide zich op haar rug, opende haar ogen en keek naar het plafond. Zij en Draco op een strand... Dat kon enkel in een droom... Draco was in de Geheime Kamer. Ze waren niet hand in hand over het zand aan het wandelen. Ze zuchtte luid en slechts een tel later werd ze opgeschrokken door een diepe stem.
"Goed geslapen?"
Hermelien verschrok zich een hoedje. De vreemdeling sprak haar aan vanop zijn plek in de schaduw naast haar grote kleerkast. Instinctief ging ze rechtop zitten en trok ze de deken hoger terwijl haar andere hand haar toverstaf van het nachtkastje wilde graaien, maar er lag niets op het tafeltje.
Lijkbleek keek Hermelien op naar de man, maar ze kon in het duister niet uitmaken wie hij was.
"Ik vrees dat ik je toverstaf even heb geleend. Voorzorgsmaatregel, zeg maar."
De man sprak langzaam en al had Hermelien aanvankelijk niet de indruk dat ze de man kende, een koud en beklemmend gevoel bekroop haar toen hij dichter naar haar bed stapte en ervoor bleef staan. Zelfs in het duister herkende ze iets in zijn manier van wandelen. Het was maar net zichtbaar dat hij een toverstaf paraat hield. Hij zuchtte kort en ging daarna verder, duidelijk teleurgesteld in Hermeliens stilzwijgendheid.
"Ik herinner me u toch wel iets spraakzamer dan dit, juffrouw Griffel."
Die laatste woorden kwamen aan als een hamerslag. Het was alsof alle lucht uit haar longen verdween, al was dit niet te wijten aan een toverspreuk, maar gewoon aan de schok van de herkenning.
De man hoorde haar even happen naar adem en leidde hieruit af dat ze eindelijk wist met wie ze te maken had.
"Lumos," zei hij kalm en hij liet zijn toverstaf de kamer verlichten.
Zowel Hermelien als de man zwegen terwijl ze elkaar aankeken, beiden onder de indruk van hoe de jaren hen veranderd hadden.
Hij was magerder geworden. Onder zijn ogen stonden duistere wallen getekend en de diepe tunnels die zich meestal in zijn donkere ogen bevonden, waren nog dieper dan voorheen. Zijn haren waren nog steeds zo zwart als vroeger, op één grijze stroef na die in zijn gezicht hing.
Zoals altijd droeg hij een zwart gewaad, maar iets aan zijn hele wezen was gewoon... ouder. Om één of andere reden leek hij niet meer zo een grote bedreiging als voorheen, maar Hermelien liet zich niet misleiden: ze stond oog in oog met de moordenaar van Perkamentus.
"Sneep," erkende ze zijn aanwezigheid kort, de haat duidelijk te horen in haar stem.
Hij glimlachte half. Enkel en alleen omdat het zo vreemd was om haar zijn naam op zulke wijze te horen uitspreken. Vroeger had ze hem altijd als 'professor Sneep' aangesproken, nooit anders. En altijd met meer respect dan nu het geval was.
"Sta mij toe onmiddellijk ter zake te komen. Waar is Draco?"
Hermelien wist niet hoe ze moest reageren. Ze snapte niet hoe hij iets van Draco kon weten. Ook al werd ze met een toverstaf bedreigd, ze kon het hem niet gewoon vertellen. Ze herinnerde zich de drank die Draco haar had doen drinken – lang voordat ze had geweten dat hij Draco was. De drank die vreselijke dingen zou doen als ze iemand zou vertellen van zijn schuilplaats in de Geheime Kamer.
“Dat kan ik niet zeggen,” zei ze eerlijk en Sneep keek haar wantrouwend aan. Ditmaal was haar stem niet haatdragend of rebels. Dit kon wel eens de waarheid zijn. Maar de Dooddoener leek het niet op te geven. Hij stapte op Hermelien af en trok haar bij haar arm uit het bed.
“Voor mij op,” beval hij haar en hij duwde haar voor zich uit. Ze keek hem hatelijk aan. Ze had slechts een koud, wit nachtkleed aan, maar ze veronderstelde dat het het minste van haar zorgen was als ze een kou zou vatten.
Hermelien vermeed met een nijdige expressie op haar gezicht zijn ogen terwijl ze naar de deur liep, maar aarzelde toen ze haar hand op de deurklink legde. Ging hij haar door de gangen van Zweinstein volgen? Ze bedacht zich dat er geen portret hing op de weg van haar kamer naar het toverdranklokaal, maar als ze hem nou eens misleidde en meenam naar de gang die naar de keukens leidde? Daar hingen enkele portretten, die vast en zeker Anderling zouden waarschuwen als ze zouden zien wat er aan de hand was.
“Ik weet dat hij zich nabij het toverdranklokaal ophoudt,” waarschuwde Sneep haar met een kille stem. “Dus haal het niet in je hoofd om me langs een portret te leiden. Ik ken de weg hier nog steeds beter dan jij.”
Hermelien draaide zich even om zodat ze hem een vernietigende blik kon toewerpen, maar ze opende de deur van haar kamer nog niet. “Hoe weet u dat nu?”
Sneep hield de toverstok in zijn rechterhand op haar gericht terwijl zijn linkerhand onder zijn mantel verdween en hij er een stuk perkament uithaalde. Ze herkende onmiddellijk het stuk perkament in zijn handen – hij had de correspondentie tussen haar en Draco uit haar bureau gestolen en vast en zeker gelezen. Maar Draco had nooit gezegd waar hij verbleef in zijn briefjes, dus hoe kon Sneep dat dan weten?
“Logica,” antwoordde Sneep op de vraag die Hermelien niet hoefde te stellen. “Naar buiten. En ik wil geen woord horen.”
Hermeliens hoofd gonsde van de stress en ze opende de deur en stapte de gang op. Op dit onmenselijke uur van de nacht was geen kat wakker – zelfs Mevrouw Norris niet. Er was niemand die kon zien hoe ze naar het Toverdranklokaal liep, gevolgd door een Dooddoener die in feite dood hoorde te zijn.
De deur van het lokaal stond open en eens ze binnen waren, deed Sneep de deur achter hen dicht en sprak hij er een verzegelende vloek erover uit. Hermelien wist niet eens in welke taal hij de vloek uitsprak, maar het zou niet gemakkelijk voor haar zijn om die deur terug te openen.
Hermelien schrok van haar eigen gedachten toen ze opeens bedacht hoe ze terug de controle over de situatie zou kunnen krijgen.
De val.
Zij wist ervan – maar Sneep niet. Zonder aarzelen stapte Hermelien naar de boekenkast en opende ze deze. Ze bleef voor de boekenkast staan en draaide zich naar het vroegere hoofd van Zwadderich, die geïnteresseerd naar de opening in de muur keek. “Na u,” zei Hermelien.
Hij keek haar aan met een blik die niets anders kon betekenen dan: “Je denkt zeker dat ik gek ben.”
“Het is een donkere gang,” lichtte Hermelien ongeduldig toe. “En u hebt een verlichte toverstaf.”
Het was duidelijk dat ze elkaar niet vertrouwden terwijl ze elkaar hatelijk aankeken, maar Sneep wilde niet wijken. Niet nu hij zo dichtbij was.
“Desnoods kruip je op handen en voeten door het donker, jij zal voor mij op gaan,” zei hij duidelijk genoeg voor haar om te weten dat ieder weerwoord bestraft zou worden.
Hermelien moest enigszins spelen dat ze dit frustrerend vond. Ze had heus wel geweten dat hij haar niet haar zin zou geven, maar nu kwam het ook echt over alsof ze tegen haar zin voorop moest gaan. Terwijl ze voor hem op liep, kon ze echter niet zien dat hij geïnteresseerd om zich heen keek en de gang die Draco zelf had gemaakt inspecteerde.
Misschien was het maar goed ook dat hij meer aandacht aan de muren dan aan de grond besteedde, want toen Hermelien de grote steen vermeed die de val in werking zou zetten, lette hij niet op waar hij zijn voeten zette en een lichte klik was alles wat Hermelien nodig had om te weten dat ze het op een rennen moest zetten.
De oude toverdrankprofessor wilde haar instinctief achterna rennen, maar toen hij zijn voet van de steen hief, verdween de grond onder zijn voeten en viel hij in het koude water.
Hermelien rende zo hard als ze kon door de gang en hoorde nog voor even hoe Sneep haar nariep, maar ze luisterde niet naar zijn woorden en toen zijn geroep ophield, wist ze dat hij kopje onder was gegaan. Het was slechts een halve minuut later dat Draco haar tegemoet kwam rennen. Hij leek enigszins opgelucht toen hij zag dat Hermelien in orde was.
“Heb jij de val in werking gezet?” Hij snapte niet waarom ze dat had gedaan.
“Nee, het was Sneep!” reageerde Hermelien snel en Draco keek haar met een verschrokken blik aan. Zonder nog een seconde te verspillen, rende hij haar voorbij en spurtte hij door de gangen. Hermelien begreep er niets van en volgde hem, maar kon hem amper bijhouden. Toen ze aankwam, kon ze nog net zien hoe Draco met een sierlijke zwaai van zijn toverstaf Sneep uit het water leek te vissen, de man door de lucht vloog en vervolgens kletsnat langs Draco op de grond viel. Hermelien bleef als versteend staan en haar mond viel open toen ze zag dat Draco de Dooddoener rechttrok en hem tegen zich aantrok in een stevige omhelzing.
“Ik dacht dat je dood was!” bracht Draco er moeizaam en tegelijkertijd ongelovend uit terwijl hij de oude toverdrankprofessor niet leek te willen loslaten.
Sneep keek even naar de val en zag er ongemakkelijk uit door de affectie die de jonge Malfidus hem toonde. “Voor een moment dacht ik dat ook.” Zijn ogen vonden die van Hermelien en schoten vuur. Hermelien schoot terug.
Draco lachte terwijl hij hem losliet. “Ik ben zo blij dat je hier bent! Kom, ik heb zoveel vragen!”
Hij liep Hermelien voorbij en ze voelde zich even ongemakkelijk. “Draco, ik... Die drank...”
Draco hield stil en keek Hermelien bezorgd aan. “Welke drank?”
“Die drank die je me hebt doen drinken, dat ik niemand iets zou mogen zeggen of anders een gruwelijke dood zou sterven... Ik heb Sneep naar hier gebracht – niet gewild – maar toch! Wat gaat er nu met me gebeuren?”
Hermelien keek Draco met bange ogen aan, maar was verbaasd toen hij opeens lachte.
“Hermelien, dat was maar gewoon water hoor.” Bij het zien van haar ongelovende en lichtjes woedende blik, vervolgde hij snel: “Ik moest toch iets zeggen om te voorkomen dat je mijn geheim zou prijsgeven?” Hermelien zag er nu laaiend van woede uit. “Ik zou je heus niets aandoen hoor,” verdedigde hij snel zijn motivatie.
Draco liep verder en Sneep volgde hem. Terwijl hij Hermelien passeerde, keek hij haar hooghartig aan. Hermelien voelde het bloed in haar koken. Ze volgde de twee mannen in een woedende bui en toen Draco haar aanbood dat zij als eerste het ritje naar de Geheime Kamer zou maken, keek ze hem niet aan en deed ze kil wat hij haar vroeg.
Nijdig wachtte ze vervolgens op het platform in de Geheime Kamer en ze ijsbeerde ongeduldig heen en weer. Sneep. Sneep! Ze snapte niet waarom Draco de man ontving als een... als een vriend! Sneep was een moordenaar. Hermelien voelde hoe haar geweten haar in twee leek te scheuren: ze wilde Draco de kans geven om het uit te leggen, maar anderzijds wilde ze zo snel mogelijk Harry en Ron contacteren met het advies om een bende Schouwers naar de Geheime Kamer te sturen. Zelf had ze ook de authoriteit om Sneep in te rekenen – maar ze wist niet zeker of ze dit ook daadwerkelijk kon. Volgens velen was Sneep een van de machtigste tovenaars die ooit op Zweinstein had gezeten – op Perkamentus en Voldemort na.
In de verte kon Hermelien het gebrul van Sneep horen terwijl hij voor de allereerste keer de duizelingwekkende rit naar de Geheime Kamer meemaakte. Hij vloog onhandig op het platform en kon zich maar net staande houden terwijl hij bijna verstrikt geraakte in zijn eigen mantel en enkele passen vooruit strompelde totdat hij tot stilstand kwam.
Zodra hij besefte dat het angstaanjagende transport tot een einde was gekomen, rechtte hij zijn rug weer, klopte hij zijn mantel af en keek hij Hermelien wantrouwend en hatelijk aan. Hermelien’s blik deed niet onder voor de zijne en ze leken allebei hun lippen op elkaar te persen, vastberaden om geen woord tegen elkaar te zeggen.
Draco landde een minuut later en had slechts één moment nodig om te realiseren dat Hermelien van niets wist. Hij vond haar geïrriteerde en nijdige blik grappig om te zien. Het bracht hem voor een klein moment terug naar vroegere jaren, toen ze die blik enkel voor hem had gehad op Zweinstein. Hij glimlachte geduldig en vervolgde zacht: “Ik denk dat jullie eens goed met elkaar moeten praten.”