27/08/2020, 18:00
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 27/08/2020, 18:00 door CartoonJessie.)
Hoofdstuk 6: De Gemaskerde Man
Hermelien had een vreselijke nachtmerrie. Ze bevond zich in ijskoud water en een horizontaal, ijzeren hek duwde haar naar beneden, waardoor ze geen lucht meer kon krijgen. Ze zou vast en zeker sterven. Ze kon niet ontsnappen.
Maar dat kon niet, wist Hermelien. Dat bestond niet op Zweinstein. Het was gewoon een erge nachtmerrie geweest. Een enge, realistische nachtmerrie. Ze lag nu comfortabel in haar bed, te slapen, ze was ook moeilijk in slaap gevallen. In haar bed was ze wel veilig. Het voelde knus aan tussen de warme, satijnen lakens. Ze voelde het bonten kussen tegen haar wang en glimlachte.
Opeens schrok ze recht.
Ze had helemaal geen satijnen lakens en zeker en vast geen bonten kussens.
Verwilderd keek ze om zich heen in een slecht verlichte kamer die ze nooit eerder in haar leven had gezien. Ze bevond zich in een groot bed, bezaaid met allerlei kussens van het zachtste bont en bruine en zwarte satijnen lakens. Op het kastje naast het bed stonden enkele brandende kaarsen, het enige wat licht bood in de kamer. Hermelien keek beter om zich heen en het eerste wat haar op viel was dat de kamer niet echt op een kamer leek. Ze had eerder het gevoel dat ze zich in een tent bevond. De muren waren niet van steen, maar er hingen overal doeken. Een grote kast stond bij haar rechterzijde en Hermelien zag een racebezemsteel ertegen staan. De verf was bijna van de bezemsteel gebladerd en Hermelien herkende een Nimbus 2001, een oud model en zeker niet de snelste bezem die te verkrijgen was.
Voor het bed leek het alsof er een soortement deur was, al was die ook verborgen achter de lakens en aan haar linkerzijde stond een tafel en naast de tafel stond een...
Hermelien verschrok zich toen ze een gedaante zag. Eerst had ze gedacht dat het een laken was, maar nu zag ze duidelijk dat het een duistere mantel was waaronder iemand verborgen ging. Ze zag enkel zijn kin en met open, verschrokken mond staarde ze naar de man.
"Ik dacht al dat je niet meer wakker zou worden," zei een mannenstem rustig en Hermelien zag zijn mond bewegen onder de zwarte kap.
Hermelien's hart bonsde in haar keel terwijl ze zich langzaam realiseerde in wat voor situatie ze zich bevond.
Als dit het spook was, was er één ding erg mis: het spook was helemaal geen spook. Het spook was een man van vlees en bloed. En mannen van vlees en bloed konden meer schade aanrichten dan een spook. Hoe dan ook: ze was absoluut niet veilig. En ze had geen idee waar haar toverstaf was.
"Je hebt geluk gehad. Ik was bijna te laat om je te redden."
De man leek niet te bewegen terwijl hij dit zei tegen Hermelien en Hermelien durfde ook niet te bewegen, ze kon ook niet verhelpen dat ze met de meest verwilderde en angstige uitdrukking naar de man staarde, al had ze vroeger geleerd haar gevoelens te verbergen in moeilijke situaties, die lessen leken opeens volledig vergeten nu ze zich realiseerde dat ze een grove fout had gemaakt door te veronderstellen dat het spook gewoon een spook was geweest.
"Een dank-je-wel is niet nodig hoor," glimlachte de man toen hij zich realiseerde dat Hermelien te verlamd was om iets te zeggen.
"Waar... Waar ben ik?" vroeg ze met een zwakke stem.
Eigenlijk had ze liever gevraagd "Wie bent u?", maar het leek haar een slecht idee om de man te vragen naar zijn identiteit, aangezien dit waarschijnlijk het snelste tot frustraties zou leiden en ze dan het snelste in gevaar zou zijn.
De man bewoog opeens en Hermelien verschrok zich zichtbaar. 'Het spook' liep om het bed heen totdat hij naast Hermelien stond en hij hield zijn hand uitgestoken. Hermelien durfde niet anders dan zijn hand vast te nemen, al wist Hermelien dat hij ongetwijfeld voelde hoezeer haar hand trilde en klam was.
Ze kwam recht en merkte dat het ijskoud was in haar nachtkleed, dat wel terug droog was geraakt, op één of andere manier. Haar pantoffels waren nergens te zien en ze veronderstelde dat ze die was kwijtgeraakt in het water. Haar voeten voelden koud aan op de houten vloer.
De man liet snel haar hand terug los en draaide zich naar de kast. Hij deed de kast open en haalde er een dikke, bruine mantel uit.
"Trek dit aan," zei hij terwijl hij de mantel open hield voor Hermelien. "Het is te koud en ik zou niet willen dat je een verkoudheid vat."
Hermelien durfde hem niet aan te kijken terwijl ze dichterbij stapte en hem de mantel om haar schouders liet slaan.
"Zullen we?" hoorde ze de stem van de man in haar oor zeggen en ze zag dat hij zijn hand weer uithield. Hermelien nam zijn hand terug vast en hij leidde haar naar de uitgang van de tent-achtige kamer. Hij hield de lakens voor haar opzij en ze stapte naar buiten.
Het was een duistere plek, enkel naast de tent verlicht met een tweetal toortsen. Ze leek zich op een soortement platform te bevinden. De tent die ze net had verlaten nam de helft van dat platform in beslag. De andere helft van het houten platform was leeg en bood een uitzicht op de rest van de grote ruimte waarin ze zich bevonden.
Hermelien keek van het platform naar boven en zag een koud, stenen plafond, waar water vanaf druipte, een tiental meters boven haar. Onder het platform leek zich niet meteen iets te bevinden, maar toen Hermelien naar de rand van het platform liep en naar beneden keek, zag ze de weerspiegeling van water. Maar het was te donker om duidelijk te zien hoe groot de ruimte was.
"Vergeef me," zei de man toen hij zag hoeveel moeite het Hermelien kostte om in de zwakke verlichting van een tweetal toortsen de ruimte te verkennen. Hij nam zijn toverstaf en zei duidelijk: "Luminesco!"
Hermelien verschrok zich toen ze één voor één toortsen zag opflakkeren. De eerste toortsen, die tientallen meters verder knetterden toen het effect van de spreuk hen bereikte, toonden haar dat er meer platformen zoals deze in de ruimte waren, velen met andere tentachtige kamers. Sommigen waren lager gelegen dan het platform waarop ze zich bevonden, anderen raakten bijna het plafond van de hoge ruimte. Het water strekte zich onder die platformen uit op een terrein dat zo groot als een zwerkbalveld moest zijn, maar in het midden van het terrein was een stenen pad, met vele slangenhoofden als ornamenten aan de zijden van het pad.
Een rilling ging over Hermelien's rug en ze draaide zich om terwijl ze de toortsen aan het verste uiteinde van de ruimte zag aangaan. Een streng gezicht van een man met een lange baard bedekte een volledige muur.
Hermelien slikte.
"Zalazar Zwadderich..." zei ze zwakjes en ze keek nog eens om zich heen. "Dit is... Dit is de Geheime Kamer!"
"Ik dacht wel dat je het meteen juist zou raden," glimlachte de man en Hermelien keek hem voor de eerste maal weer aan. De kap bedekte zijn gezicht, maar Hermelien zag nog steeds die merkwaardige glimlach onder de kap.
"Als je hier bent binnengeraakt, dan moet je wel een Sisseltong zijn," zei ze iets zekerder van zichzelf.
De man schudde zijn hoofd.
"Toch niet. De officiële ingang van de Geheime Kamer is inderdaad enkel te bereiken door hen die Sisselspraak kennen. Maar er zijn altijd andere ingangen te creëren, zolang je maar weet waar je heen moet."
Hermelien keek nog eens om zich heen en probeerde de platformen te tellen. Het waren er minstens tien.
"Je woont hier," zei Hermelien. "Deze platformen waren er vroeger niet."
"Een goede observatie," knikte de man.
Hermelien wilde zoveel vragen: wie was hij dan? Waarom hield hij zich schuil? Waar was haar toverstaf? Waren al veel mensen in zijn val gelopen of was zij de eerste?
Hoe dan ook, Hermelien voelde zich enorm slecht. Ieder moment kon de man besluiten dat ze genoeg wist en zou hij haar kunnen vermoorden of iets anders.
Hermelien keek nog eens om zich heen.
"Hoe blijven de platformen zweven? Welke spreuk houdt ze op hun plaats?"
"Ik zou je niet willen vervelen met details," zei de man en hij stapte dichter naar Hermelien, die naar de duistere gedaante bleef kijken terwijl hij dichter kwam. "Laten we het erop houden dat je enkele krachtige zweefspreuken moet uitspreken en die daarna tijdloos moet maken. Een ellendige bedoening voor een jonge tovenaar, maar met wat oefening gemakkelijk te perfectioneren."
Hermelien staarde met open mond naar de man terwijl hij dichterbij stapte en ze probeerde onder de kap te zien. Doordat de man haar ook aankeek, lukte dit ook en ze zag eerst twee ogen haar aankijken in de schaduw van de kap. Toen hij uiteindelijk slechts een meter van haar af stond, viel Hermelien iets merkwaardigs op: hij droeg een masker. Een wit, effen masker, geen dooddoenersmasker of iets dergelijks. En wat ze zag en de stem die ze hoorde overtuigde haar ervan dat dit helemaal niet Sneep was. Nog nooit had iemand met zo'n stem en in zo'n toon tegen haar gesproken en de blik die ze zag was zo rijk met mysterie en kennis dat ze haar knieën voelde knikken.
Hij deed een laatste stap dichter en Hermelien wist dat hij niet dichterbij kon stappen. Zijn ogen leken grijs in de schaduw van de kap en Hermelien's lip trilde terwijl ze opeens zijn hand over haar haren voelde strelen.
"Maar zeg me nou niet," begon hij in zijn stilste stem. "Dat je enkel wil weten welke spreuken er in deze ruimte heersen. Zijn er geen dringendere vragen die rondzwerven in dat geniale hoofd van jou?"
Hermelien haalde zwaar adem toen hij zijn vinger langs haar wang liet glijden en ze zag een grijns verschijnen onder het masker.
"Ja... Jawel..." fluisterde ze zwakjes. "Waarom... Waarom de Geheime Kamer? Van alle plekken waar je kon..."
Hermelien zweeg onmiddelijk toen hij zijn vinger op haar lippen legde.
"Een goede vraag," zei hij rustig. "Waarom verschuil ik me niet in Rusland, of Tibet, nee?"
Hermelien knikte.
"Nou het antwoord is simpel: ik spreek geen woord Russisch of Tibetaans, of welke taal ze daar ook spreken... Dus ik kon sowieso het land niet verlaten. En het is nooit wijs om je te verschuilen in een plaats die je niet kent. Zweinstein kende ik. Hier was ik veilig."
Hermelien slikte en rekende even iets na.
"Tien jaar?" vroeg ze met een bijna ongelovende blik op haar gezicht.
De man keek haar met een vreemde blik aan.
"Ik veronderstel dat je gelijk hebt... Maar geloof me, het voelt als vele decennia meer aan... Veel meer..."
De man keek naar de grond en Hermelien zag zijn ogen niet meer nu de kap weer ervoor hing. Ze voelde de stilte die dit teweeg bracht bij de man en besloot de vraag te stellen die er nu voor haar écht aan toe deed. Het antwoord op die vraag zou bepalen of ze levend van deze plek vandaan zou geraken of niet.
"Bent u een Dooddoener?" vroeg Hermelien stil, maar zeker.
De man keek Hermelien terug aan en Hermelien zag een soort droeve blik in zijn ogen terwijl hij een stap achteruit deed en zijn linkerarm naar voren stak en de zwarte mouw van zijn mantel oprolde. Een bleke arm verscheen en Hermelien zag het Duistere Teken op de arm staan.
"Als dit teken hetgene is dat een Dooddoener een Dooddoener maakt, dan ben ik er inderdaad één. Als het meer dan een teken vraagt om een Dooddoener te zijn, dan zou ik graag geloven dat ik er geen ben."
Hermelien staarde naar het teken terwijl ze nadacht over die verwarrende woorden, maar werd opgeschrokken toen hij de mouw weer liet zakken over zijn arm en met zijn hand in de binnenkant van zijn mantel ging. Hij haalde er een kleurloos flesje vloeistof uit en liet het zien aan Hermelien.
"Je hebt niets te vrezen van mij," zei hij in een iets luidere toon. "Ik, daarentegen, heb wel wat te vrezen van jou. Eén woord hierover en ik wil er niet aan denken wat de gevolgen zouden kunnen zijn. Ik heb je vertrouwen nodig voordat ik je kan laten gaan."
"Laten gaan?" herhaalde Hermelien ongelovig. Zou hij haar laten gaan?
"Ja, ik wil je hier niet gevangen houden. Maar je moet één ding doen."
Hermelien slikte en keek naar het flesje.
"Dit is Confidus Veritus."
Een vragende blik stond op Hermelien's gezicht.
"Je kent het niet, aangezien ik het zelf heb uitgevonden. En reken er maar op dat het werkt. Dit drankje zorgt ervoor dat iedere belofte die gemaakt wordt nageleefd wordt. Als jij me nu zou beloven niemand anders iets te zeggen over wat je hier hebt gezien, dan zou je die belofte niet kunnen breken. Als je de belofte toch zou breken, zouden er vreselijke zaken gebeuren met je."
"Wat voor zaken?" vroeg Hermelien met een klein stemmetje.
"Je mag het van mij uitproberen, maar ik betwijfel of je het lang genoeg zou overleven om me later te vertellen wat er gebeurd zou zijn. Vreselijke zaken, laten we het daarop houden."
Hermelien slikte.
"Maar als ik het beloof, dan mag ik gaan?"
De man knikte.
"Je hebt mijn woord."
Hermelien dacht even na.
"Dan drink jij eerst," zei ze plots zelfzeker.
"Wat?" vroeg de man verrast.
"Jij drinkt eerst en belooft me dat ik mag gaan eens ik heb gedronken. Zo weet ik dat je me niet bedriegt."
De verraste uitdrukking van de man maakte plots ruimte voor een brede grijns.
"Akkoord."
Hij haalde de kurken dop van het flesje en dronk de helft van het flesje leeg.
"Ik beloof je dat ik je laat gaan zodra je mij hebt beloofd niets te vertellen van wat je hier hebt gezien."
Hermelien wachtte, maar er leek niets speciaals te gebeuren. Waarschijnlijk was dat niet nodig. Niet alle spreuken en toverdranken hadden meteen zichtbare neveneffecten.
"Een geluk dat het drankje geen vieze smaak heeft," glimlachte hij.
De man hield het flesje voor zich uit en Hermelien nam het van hem over. Ze dronk het flesje in één keer leeg. Hij had gelijk, de toverdrank had geen enkele smaak, het was net als water.
"En ik beloof dat ik geen heks of tovenaar zal vertellen van wat ik hier heb gezien en beleefd, nooit niet."
De man nam het lege flesje van Hermelien over en stak het terug in zijn binnenzak, waar hij meteen een kleine doek uit nam.
"Ik veronderstel dat je nu wel terug wil?" vroeg de man en Hermelien knikte, al was ze er zelf niet zo zeker van of ze dat wel wou. Nu ze hier toch was, had ze maar al te graag willen zien wat zich op de andere platformen bevond en willen proberen meer te weten te komen over hem.
De doek die de man in zijn handen had, bleek een blinddoek te zijn en de man wou hem voor Hermelien's ogen binden, maar ze hield opeens zijn hand tegen en keek hem aan.
"Heb je een naam?" vroeg ze voorzichtig terwijl ze in de ogen achter het masker probeerde te kijken en zijn hand nog steeds vasthield.
"Ja," zei hij stil en iets gaf Hermelien het gevoel dat hij zich ongemakkelijk voelde, aangezien ze merkte dat zijn adem stokte en hij amper durfde te bewegen.
"Mag ik hem ook weten?" vroeg Hermelien terwijl ze ook haar andere hand op de zijne legde.
De man slikte en langzaamaan bewogen zijn handen weer. Hij deed Hermelien's handen van de zijne af en bewoog de blinddoek weer tot voor haar ogen.
"Het spijt me."
Hermelien had geen idee hoe hij het kon volhouden, maar de man had haar bijna een half uur lang gedragen. Eerst had ze zich nogal ongemakkelijk gevoeld, totdat ze zich realiseerde dat zijn ademhaling kalm en bedeesd bleef, alsof het hem geen moeite kostte haar op te lichten. Toen hij haar uiteindelijk terug met haar voeten op de grond zette, voelde ze zich wat wankel en ze durfde hem niet meteen los te laten.
"Je bent er," zei de man stil, maar Hermelien leek niet echt te reageren terwijl hij de mantel weer van haar schouders nam. "Je toverstaf zal je op je bureau terugvinden."
Maar Hermelien luisterde niet, ademloos bewoog ze haar hand naar zijn gezicht en voelde ze even aan het gladde masker. Een lok haar raakte haar hand en Hermelien bedacht dat hij wel erg lange haren moest hebben achter die kap. Hermelien's hand bewoog van het masker naar beneden en haar vingers voelden over zijn lippen, totdat ze plots voelde dat zijn hand de hare nam. Ze voelde zijn adem op haar hand terwijl hij zacht fluisterde: "Zelfs je handen ruiken naar rozen."
Hermelien bloosde en voelde opeens hoe hij zijn lippen op haar hand drukte, alvorens hij haar los liet.
"Vaarwel, Hermelien."
Hermelien bond zo snel ze kon de blinddoek los, maar voordat ze kon reageren en hem kon aankijken, was hij alweer verdwenen in de schaduw.
Hermelien keek om zich heen en zag een kaars op de grond staan en herkende de achterkant van de boekenkast, maar ze aarzelde voordat ze deze opende.
"Vaarwel?"
Hermelien had een vreselijke nachtmerrie. Ze bevond zich in ijskoud water en een horizontaal, ijzeren hek duwde haar naar beneden, waardoor ze geen lucht meer kon krijgen. Ze zou vast en zeker sterven. Ze kon niet ontsnappen.
Maar dat kon niet, wist Hermelien. Dat bestond niet op Zweinstein. Het was gewoon een erge nachtmerrie geweest. Een enge, realistische nachtmerrie. Ze lag nu comfortabel in haar bed, te slapen, ze was ook moeilijk in slaap gevallen. In haar bed was ze wel veilig. Het voelde knus aan tussen de warme, satijnen lakens. Ze voelde het bonten kussen tegen haar wang en glimlachte.
Opeens schrok ze recht.
Ze had helemaal geen satijnen lakens en zeker en vast geen bonten kussens.
Verwilderd keek ze om zich heen in een slecht verlichte kamer die ze nooit eerder in haar leven had gezien. Ze bevond zich in een groot bed, bezaaid met allerlei kussens van het zachtste bont en bruine en zwarte satijnen lakens. Op het kastje naast het bed stonden enkele brandende kaarsen, het enige wat licht bood in de kamer. Hermelien keek beter om zich heen en het eerste wat haar op viel was dat de kamer niet echt op een kamer leek. Ze had eerder het gevoel dat ze zich in een tent bevond. De muren waren niet van steen, maar er hingen overal doeken. Een grote kast stond bij haar rechterzijde en Hermelien zag een racebezemsteel ertegen staan. De verf was bijna van de bezemsteel gebladerd en Hermelien herkende een Nimbus 2001, een oud model en zeker niet de snelste bezem die te verkrijgen was.
Voor het bed leek het alsof er een soortement deur was, al was die ook verborgen achter de lakens en aan haar linkerzijde stond een tafel en naast de tafel stond een...
Hermelien verschrok zich toen ze een gedaante zag. Eerst had ze gedacht dat het een laken was, maar nu zag ze duidelijk dat het een duistere mantel was waaronder iemand verborgen ging. Ze zag enkel zijn kin en met open, verschrokken mond staarde ze naar de man.
"Ik dacht al dat je niet meer wakker zou worden," zei een mannenstem rustig en Hermelien zag zijn mond bewegen onder de zwarte kap.
Hermelien's hart bonsde in haar keel terwijl ze zich langzaam realiseerde in wat voor situatie ze zich bevond.
Als dit het spook was, was er één ding erg mis: het spook was helemaal geen spook. Het spook was een man van vlees en bloed. En mannen van vlees en bloed konden meer schade aanrichten dan een spook. Hoe dan ook: ze was absoluut niet veilig. En ze had geen idee waar haar toverstaf was.
"Je hebt geluk gehad. Ik was bijna te laat om je te redden."
De man leek niet te bewegen terwijl hij dit zei tegen Hermelien en Hermelien durfde ook niet te bewegen, ze kon ook niet verhelpen dat ze met de meest verwilderde en angstige uitdrukking naar de man staarde, al had ze vroeger geleerd haar gevoelens te verbergen in moeilijke situaties, die lessen leken opeens volledig vergeten nu ze zich realiseerde dat ze een grove fout had gemaakt door te veronderstellen dat het spook gewoon een spook was geweest.
"Een dank-je-wel is niet nodig hoor," glimlachte de man toen hij zich realiseerde dat Hermelien te verlamd was om iets te zeggen.
"Waar... Waar ben ik?" vroeg ze met een zwakke stem.
Eigenlijk had ze liever gevraagd "Wie bent u?", maar het leek haar een slecht idee om de man te vragen naar zijn identiteit, aangezien dit waarschijnlijk het snelste tot frustraties zou leiden en ze dan het snelste in gevaar zou zijn.
De man bewoog opeens en Hermelien verschrok zich zichtbaar. 'Het spook' liep om het bed heen totdat hij naast Hermelien stond en hij hield zijn hand uitgestoken. Hermelien durfde niet anders dan zijn hand vast te nemen, al wist Hermelien dat hij ongetwijfeld voelde hoezeer haar hand trilde en klam was.
Ze kwam recht en merkte dat het ijskoud was in haar nachtkleed, dat wel terug droog was geraakt, op één of andere manier. Haar pantoffels waren nergens te zien en ze veronderstelde dat ze die was kwijtgeraakt in het water. Haar voeten voelden koud aan op de houten vloer.
De man liet snel haar hand terug los en draaide zich naar de kast. Hij deed de kast open en haalde er een dikke, bruine mantel uit.
"Trek dit aan," zei hij terwijl hij de mantel open hield voor Hermelien. "Het is te koud en ik zou niet willen dat je een verkoudheid vat."
Hermelien durfde hem niet aan te kijken terwijl ze dichterbij stapte en hem de mantel om haar schouders liet slaan.
"Zullen we?" hoorde ze de stem van de man in haar oor zeggen en ze zag dat hij zijn hand weer uithield. Hermelien nam zijn hand terug vast en hij leidde haar naar de uitgang van de tent-achtige kamer. Hij hield de lakens voor haar opzij en ze stapte naar buiten.
Het was een duistere plek, enkel naast de tent verlicht met een tweetal toortsen. Ze leek zich op een soortement platform te bevinden. De tent die ze net had verlaten nam de helft van dat platform in beslag. De andere helft van het houten platform was leeg en bood een uitzicht op de rest van de grote ruimte waarin ze zich bevonden.
Hermelien keek van het platform naar boven en zag een koud, stenen plafond, waar water vanaf druipte, een tiental meters boven haar. Onder het platform leek zich niet meteen iets te bevinden, maar toen Hermelien naar de rand van het platform liep en naar beneden keek, zag ze de weerspiegeling van water. Maar het was te donker om duidelijk te zien hoe groot de ruimte was.
"Vergeef me," zei de man toen hij zag hoeveel moeite het Hermelien kostte om in de zwakke verlichting van een tweetal toortsen de ruimte te verkennen. Hij nam zijn toverstaf en zei duidelijk: "Luminesco!"
Hermelien verschrok zich toen ze één voor één toortsen zag opflakkeren. De eerste toortsen, die tientallen meters verder knetterden toen het effect van de spreuk hen bereikte, toonden haar dat er meer platformen zoals deze in de ruimte waren, velen met andere tentachtige kamers. Sommigen waren lager gelegen dan het platform waarop ze zich bevonden, anderen raakten bijna het plafond van de hoge ruimte. Het water strekte zich onder die platformen uit op een terrein dat zo groot als een zwerkbalveld moest zijn, maar in het midden van het terrein was een stenen pad, met vele slangenhoofden als ornamenten aan de zijden van het pad.
Een rilling ging over Hermelien's rug en ze draaide zich om terwijl ze de toortsen aan het verste uiteinde van de ruimte zag aangaan. Een streng gezicht van een man met een lange baard bedekte een volledige muur.
Hermelien slikte.
"Zalazar Zwadderich..." zei ze zwakjes en ze keek nog eens om zich heen. "Dit is... Dit is de Geheime Kamer!"
"Ik dacht wel dat je het meteen juist zou raden," glimlachte de man en Hermelien keek hem voor de eerste maal weer aan. De kap bedekte zijn gezicht, maar Hermelien zag nog steeds die merkwaardige glimlach onder de kap.
"Als je hier bent binnengeraakt, dan moet je wel een Sisseltong zijn," zei ze iets zekerder van zichzelf.
De man schudde zijn hoofd.
"Toch niet. De officiële ingang van de Geheime Kamer is inderdaad enkel te bereiken door hen die Sisselspraak kennen. Maar er zijn altijd andere ingangen te creëren, zolang je maar weet waar je heen moet."
Hermelien keek nog eens om zich heen en probeerde de platformen te tellen. Het waren er minstens tien.
"Je woont hier," zei Hermelien. "Deze platformen waren er vroeger niet."
"Een goede observatie," knikte de man.
Hermelien wilde zoveel vragen: wie was hij dan? Waarom hield hij zich schuil? Waar was haar toverstaf? Waren al veel mensen in zijn val gelopen of was zij de eerste?
Hoe dan ook, Hermelien voelde zich enorm slecht. Ieder moment kon de man besluiten dat ze genoeg wist en zou hij haar kunnen vermoorden of iets anders.
Hermelien keek nog eens om zich heen.
"Hoe blijven de platformen zweven? Welke spreuk houdt ze op hun plaats?"
"Ik zou je niet willen vervelen met details," zei de man en hij stapte dichter naar Hermelien, die naar de duistere gedaante bleef kijken terwijl hij dichter kwam. "Laten we het erop houden dat je enkele krachtige zweefspreuken moet uitspreken en die daarna tijdloos moet maken. Een ellendige bedoening voor een jonge tovenaar, maar met wat oefening gemakkelijk te perfectioneren."
Hermelien staarde met open mond naar de man terwijl hij dichterbij stapte en ze probeerde onder de kap te zien. Doordat de man haar ook aankeek, lukte dit ook en ze zag eerst twee ogen haar aankijken in de schaduw van de kap. Toen hij uiteindelijk slechts een meter van haar af stond, viel Hermelien iets merkwaardigs op: hij droeg een masker. Een wit, effen masker, geen dooddoenersmasker of iets dergelijks. En wat ze zag en de stem die ze hoorde overtuigde haar ervan dat dit helemaal niet Sneep was. Nog nooit had iemand met zo'n stem en in zo'n toon tegen haar gesproken en de blik die ze zag was zo rijk met mysterie en kennis dat ze haar knieën voelde knikken.
Hij deed een laatste stap dichter en Hermelien wist dat hij niet dichterbij kon stappen. Zijn ogen leken grijs in de schaduw van de kap en Hermelien's lip trilde terwijl ze opeens zijn hand over haar haren voelde strelen.
"Maar zeg me nou niet," begon hij in zijn stilste stem. "Dat je enkel wil weten welke spreuken er in deze ruimte heersen. Zijn er geen dringendere vragen die rondzwerven in dat geniale hoofd van jou?"
Hermelien haalde zwaar adem toen hij zijn vinger langs haar wang liet glijden en ze zag een grijns verschijnen onder het masker.
"Ja... Jawel..." fluisterde ze zwakjes. "Waarom... Waarom de Geheime Kamer? Van alle plekken waar je kon..."
Hermelien zweeg onmiddelijk toen hij zijn vinger op haar lippen legde.
"Een goede vraag," zei hij rustig. "Waarom verschuil ik me niet in Rusland, of Tibet, nee?"
Hermelien knikte.
"Nou het antwoord is simpel: ik spreek geen woord Russisch of Tibetaans, of welke taal ze daar ook spreken... Dus ik kon sowieso het land niet verlaten. En het is nooit wijs om je te verschuilen in een plaats die je niet kent. Zweinstein kende ik. Hier was ik veilig."
Hermelien slikte en rekende even iets na.
"Tien jaar?" vroeg ze met een bijna ongelovende blik op haar gezicht.
De man keek haar met een vreemde blik aan.
"Ik veronderstel dat je gelijk hebt... Maar geloof me, het voelt als vele decennia meer aan... Veel meer..."
De man keek naar de grond en Hermelien zag zijn ogen niet meer nu de kap weer ervoor hing. Ze voelde de stilte die dit teweeg bracht bij de man en besloot de vraag te stellen die er nu voor haar écht aan toe deed. Het antwoord op die vraag zou bepalen of ze levend van deze plek vandaan zou geraken of niet.
"Bent u een Dooddoener?" vroeg Hermelien stil, maar zeker.
De man keek Hermelien terug aan en Hermelien zag een soort droeve blik in zijn ogen terwijl hij een stap achteruit deed en zijn linkerarm naar voren stak en de zwarte mouw van zijn mantel oprolde. Een bleke arm verscheen en Hermelien zag het Duistere Teken op de arm staan.
"Als dit teken hetgene is dat een Dooddoener een Dooddoener maakt, dan ben ik er inderdaad één. Als het meer dan een teken vraagt om een Dooddoener te zijn, dan zou ik graag geloven dat ik er geen ben."
Hermelien staarde naar het teken terwijl ze nadacht over die verwarrende woorden, maar werd opgeschrokken toen hij de mouw weer liet zakken over zijn arm en met zijn hand in de binnenkant van zijn mantel ging. Hij haalde er een kleurloos flesje vloeistof uit en liet het zien aan Hermelien.
"Je hebt niets te vrezen van mij," zei hij in een iets luidere toon. "Ik, daarentegen, heb wel wat te vrezen van jou. Eén woord hierover en ik wil er niet aan denken wat de gevolgen zouden kunnen zijn. Ik heb je vertrouwen nodig voordat ik je kan laten gaan."
"Laten gaan?" herhaalde Hermelien ongelovig. Zou hij haar laten gaan?
"Ja, ik wil je hier niet gevangen houden. Maar je moet één ding doen."
Hermelien slikte en keek naar het flesje.
"Dit is Confidus Veritus."
Een vragende blik stond op Hermelien's gezicht.
"Je kent het niet, aangezien ik het zelf heb uitgevonden. En reken er maar op dat het werkt. Dit drankje zorgt ervoor dat iedere belofte die gemaakt wordt nageleefd wordt. Als jij me nu zou beloven niemand anders iets te zeggen over wat je hier hebt gezien, dan zou je die belofte niet kunnen breken. Als je de belofte toch zou breken, zouden er vreselijke zaken gebeuren met je."
"Wat voor zaken?" vroeg Hermelien met een klein stemmetje.
"Je mag het van mij uitproberen, maar ik betwijfel of je het lang genoeg zou overleven om me later te vertellen wat er gebeurd zou zijn. Vreselijke zaken, laten we het daarop houden."
Hermelien slikte.
"Maar als ik het beloof, dan mag ik gaan?"
De man knikte.
"Je hebt mijn woord."
Hermelien dacht even na.
"Dan drink jij eerst," zei ze plots zelfzeker.
"Wat?" vroeg de man verrast.
"Jij drinkt eerst en belooft me dat ik mag gaan eens ik heb gedronken. Zo weet ik dat je me niet bedriegt."
De verraste uitdrukking van de man maakte plots ruimte voor een brede grijns.
"Akkoord."
Hij haalde de kurken dop van het flesje en dronk de helft van het flesje leeg.
"Ik beloof je dat ik je laat gaan zodra je mij hebt beloofd niets te vertellen van wat je hier hebt gezien."
Hermelien wachtte, maar er leek niets speciaals te gebeuren. Waarschijnlijk was dat niet nodig. Niet alle spreuken en toverdranken hadden meteen zichtbare neveneffecten.
"Een geluk dat het drankje geen vieze smaak heeft," glimlachte hij.
De man hield het flesje voor zich uit en Hermelien nam het van hem over. Ze dronk het flesje in één keer leeg. Hij had gelijk, de toverdrank had geen enkele smaak, het was net als water.
"En ik beloof dat ik geen heks of tovenaar zal vertellen van wat ik hier heb gezien en beleefd, nooit niet."
De man nam het lege flesje van Hermelien over en stak het terug in zijn binnenzak, waar hij meteen een kleine doek uit nam.
"Ik veronderstel dat je nu wel terug wil?" vroeg de man en Hermelien knikte, al was ze er zelf niet zo zeker van of ze dat wel wou. Nu ze hier toch was, had ze maar al te graag willen zien wat zich op de andere platformen bevond en willen proberen meer te weten te komen over hem.
De doek die de man in zijn handen had, bleek een blinddoek te zijn en de man wou hem voor Hermelien's ogen binden, maar ze hield opeens zijn hand tegen en keek hem aan.
"Heb je een naam?" vroeg ze voorzichtig terwijl ze in de ogen achter het masker probeerde te kijken en zijn hand nog steeds vasthield.
"Ja," zei hij stil en iets gaf Hermelien het gevoel dat hij zich ongemakkelijk voelde, aangezien ze merkte dat zijn adem stokte en hij amper durfde te bewegen.
"Mag ik hem ook weten?" vroeg Hermelien terwijl ze ook haar andere hand op de zijne legde.
De man slikte en langzaamaan bewogen zijn handen weer. Hij deed Hermelien's handen van de zijne af en bewoog de blinddoek weer tot voor haar ogen.
"Het spijt me."
Hermelien had geen idee hoe hij het kon volhouden, maar de man had haar bijna een half uur lang gedragen. Eerst had ze zich nogal ongemakkelijk gevoeld, totdat ze zich realiseerde dat zijn ademhaling kalm en bedeesd bleef, alsof het hem geen moeite kostte haar op te lichten. Toen hij haar uiteindelijk terug met haar voeten op de grond zette, voelde ze zich wat wankel en ze durfde hem niet meteen los te laten.
"Je bent er," zei de man stil, maar Hermelien leek niet echt te reageren terwijl hij de mantel weer van haar schouders nam. "Je toverstaf zal je op je bureau terugvinden."
Maar Hermelien luisterde niet, ademloos bewoog ze haar hand naar zijn gezicht en voelde ze even aan het gladde masker. Een lok haar raakte haar hand en Hermelien bedacht dat hij wel erg lange haren moest hebben achter die kap. Hermelien's hand bewoog van het masker naar beneden en haar vingers voelden over zijn lippen, totdat ze plots voelde dat zijn hand de hare nam. Ze voelde zijn adem op haar hand terwijl hij zacht fluisterde: "Zelfs je handen ruiken naar rozen."
Hermelien bloosde en voelde opeens hoe hij zijn lippen op haar hand drukte, alvorens hij haar los liet.
"Vaarwel, Hermelien."
Hermelien bond zo snel ze kon de blinddoek los, maar voordat ze kon reageren en hem kon aankijken, was hij alweer verdwenen in de schaduw.
Hermelien keek om zich heen en zag een kaars op de grond staan en herkende de achterkant van de boekenkast, maar ze aarzelde voordat ze deze opende.
"Vaarwel?"