27/08/2020, 17:48
Niemand had ooit gezegd dat het gemakkelijk zou zijn.
Er was in het verleden wel over gesproken geweest – over alles achterlaten en vluchten naar een deel van de wereld waar Voldemort nog geen macht had vergaard. Maar iedereen had het telkens afgewezen, alsof het egoïstisch en onmenselijk was om te spreken over het land verlaten terwijl onschuldigen stierven.
Maar ditmaal was de beslissing eindelijk genomen: ze kozen ervoor te leven – voordat het te laat was en er niemand meer zou zijn die die beslissing kon nemen.
De uitwerking van het avontuurlijke plan was een pak moeilijker... Ze konden enkel veilig Verschijnselen naar plekken waar ze ooit al eens geweest waren – en beiden waren ze nooit buiten Europa geraakt, terwijl ze net zouden moeten proberen om Europa te verlaten.
De enige plek buiten Groot-Brittannië waar Severus ooit was geweest, was Klammfels. En dat was niet bepaald een plek waar je wilde Verschijnselen in deze tijden. De tovenaars daar hadden zich zeer snel aangesloten bij Voldemort en zelfs Beauxbatons in Frankrijk was niet langer veilig en onderging nu hetzelfde regime als Zweinstein in het laatste jaar dat het kasteel bewoond werd.
Maar Frankrijk was gelukkig nog niet volledig overgenomen – en het was een groot land. Hermelien had hen Verdwijnseld naar een plekje waar ze ooit met haar ouders op vakantie was gegaan.
Van dat afgelegen plekje in de Provence hadden ze gereisd tot in Parijs, waar ze een vliegtuig hadden genomen tot Singapore. Het was een ontzettend lange rit en ze waren beiden erg gespannen in het gezelschap van zoveel Dreuzels die hun taal niet spraken, en dat gevoel werd enkel erger eens ze aankwamen in Singapore. Ze hielden elkaars hand stevig vast terwijl ze zich door de overvolle luchthaven begaven, alsof het nu erger zou zijn dan ooit als ze elkaar zouden kwijtraken. Maar toen ze na een laatste vliegreis uiteindelijk in Nieuw-Zeeland aankwamen, voelden ze een golf van opluchting door hun heen gaan.
Dit was hun eindbestemming – en ze waren veilig en wel aangekomen. Maar het avontuur was nog niet voorbij. Ze hadden nu de taak om een nieuw thuis te vinden.
Ze bleven in de weken die volgden wantrouwend tegen Dreuzels, papten niet aan met vreemden en trokken door het hele land voordat ze een geschikte plek vonden. Het voordeel van je verschuilen in Nieuw-Zeeland, was dat het erg dun bevolkt was. Veel gebieden waren onherbergzaam en trokken slechts enkelingen aan. In de provincie Canterbury vonden ze een oud, half-vervallen huis aan de rand van een bos. In het westen doemden met sneeuw bedekte bergen op en in het zuiden bevond zich een groot meer. En al zagen de met sneeuw bedekte bergen in de verte er zo koud uit, de temperatuur bij aankomst was erg aangenaam. In Nieuw-Zeeland was het immers zomer en de weides waren bezaaid met rode bloemen.
Al durfde geeneen van hen het luidop te zeggen: deze plek was hemels.
Het huis was minstens een decennium niet bewoond en het zag ernaar uit dat de voormalige eigenaars verhuisd waren, maar het huis in verval was geraakt. Kapotte meubels stonden tegen de muren opgestapeld en enkele ramen waren stuk – hierdoor had het huis wat waterschade geleden, maar dat zou door tovenaars gemakkelijk beholpen kunnen worden.
Er viel nog veel van het huis te maken en ze eisten het op. Ze betoverden de plek. Voor een buitenstaander bleef het huis eruitzien alsof het ieder moment zou instorten, terwijl zij met behulp van magie het huis in minder dan een week in zijn oude glorie herstelden. Ze richtten het huis in met behulp van de meubels die ze anders in hun tenten hadden gebruikt. Praktisch al hun spullen werden na al die jaren uit hun kleine tassen gehaald en nog een week later was het huis van kelder tot zolder gevuld met zowel hun eigen oude bezittingen, als de vele bezittingen die ze van hun overleden vrienden in bewaring hadden genomen.
De volledige zolderruimte werd ingericht als bibliotheek en hun boeken vulden die ruimte tot aan het nok. Een verdieping lager hadden ze hun slaapkamers ingericht. Die van Severus had een zicht op de met sneeuw bedekte bergen, die van Hermelien keek uit over het meer. Twee kleinere kamers waren gevuld met magische artefacten die ze netjes op rekken hadden opgesteld, alsof het een schrijn was voor de helden die het leven hadden gelaten in de oorlog.
De onderverdieping was niet zo spectaculair ingericht – een doodnormaal keukentje en een woonkamer waar twee hoge stoelen voor het haardvuur stonden – al was dat vuur nooit aan in de zomer – te warm.
In de kelder had Severus zijn ketels opgesteld – en al was de sfeer in de muffe kelder heel anders dan die in de kerkers van Zweinstein was, Hermelien bleef soms gefascineerd op de keldertrap zitten om hem bezig te zien. Als ze zag hoe hij toverdrankingrediënten in de ketel wierp, leek het met momenten toch alsof ze weer op Zweinstein was.
Hij keek haar nooit aan als hij toverdrankjes brouwde – zijn concentratie was onberispelijk. Maar de focus en passie voor zijn wetenschap wisten Hermelien keer op keer te boeien. En met momenten wenste ze dat zij ook zo een passie zou vinden. Ze voelde een leegte. Haar hele volwassen leven had ze besteed aan de oorlog – en nu ze die ontvlucht waren, ondervond ze dat ze met momenten niets om handen had, behalve lezen.
Dat was dan ook hun favoriete gedeelde bezigheid en vele avonden brachten ze in stilte door in hun hoge stoelen, ongestoord door de andere die even regelmatig een bladzijde omsloeg.
Maar uiteraard was er ook ander werk dat gedaan moest worden nu ze een nieuwe thuis hadden gevonden: ze moesten voorzien in hun voedselvoorraad, zonder zich al te veel te mengen onder de lokale bevolking.
Twintig kilometer verder was een dreuzelwinkel, waar ze in hun eerste week een reusachtige voorraad aan groenten, rijst, pasta’s en aardappelen insloegen, maar voorlopig kochten ze geen vlees of vis. In het meer krioelde het van de vis en Severus was van plan om daar gebruik van te maken. Hij zette ook vallen om kleine zoogdieren te vangen – maar deze hadden geen succes. Het was na twee weken dat Hermelien erachter kwam dat Nieuw-Zeeland amper zoogdieren kende, en dat het land door zijn geografische isolatie slechts twee inheemse soorten zoogdieren kende – beide vleermuizen.
Deze kennis had hen geamuseerd. Beiden waren ze het er echter over eens dat ze best geen vleermuizen zouden vangen – de vorige keer had het ook niet bijzonder gesmaakt.
In het meer was er in ieder geval geen gebrek aan vis en het was niet erg moeilijk om er te vangen, zelfs zonder magie te gebruiken.
Ze waren heel voorzichtig wat magie betroft. Nieuw-Zeeland telde niet veel tovenaars en heksen, maar ze wilden liever niet hun aandacht trekken. Ze hadden al snel de regel opgesteld dat ze enkel in hun huis – dat met vele spreuken beschermd was – magie zouden gebruiken. Vissen aan het meer, houthakken in het bos en zich verplaatsen naar de winkel deden ze zonder de hulp van hun toverstaf.
In deze tijd van het jaar hadden ze het haardvuur nog niet aan, maar de winters in dit deel van het land konden bitter koud zijn, met tientallen centimeters sneeuw als gevolg. Het was om die reden dat zowel Hermelien als Severus al begonnen waren met houtsblokken te kappen in het bos. Ze kapten de stukken boomstam zo groot tot ze ermee konden rollen tot aan het huis. Daar konden ze met magie de rest van het kappen afhandelen en het hout opstapelen onder een afdakje aan de noorderkant van de woning.
Severus zag hoe het Hermelien uitputte als ze te lang bezig was met dit intensieve werk en hij gebruikte geregeld smoesjes om haar een moment rust te geven. Zo vroeg hij geregeld of ze hem drinken wilde halen, of als ze al zou willen beginnen aan het eten, of zou willen kijken of ze nog iets gevangen hadden in de netten die ze aan het meer hadden opgespannen.
Na een aantal dagen kwam ze tot het besef dat hij deze dingen van haar vroeg om haar het harde werk te besparen, maar ze zei er tegelijkertijd niets van. Ze voelde niets dan respect voor de manier waarop hij al het zware werk deed zonder dat hij haar hiervoor iets kwalijk nam en zonder dat hij haar zelfs liet blijken dat hij zag dat ze zwakker was. Al was ze zo een harde voorstander van gelijkheid – ze zou nooit de lichamelijke kracht van een man hebben.
En het feit dat hij niet rot deed hierover, verwarmde haar hart. Ze wist niet hoe het kwam: maar hij begreep haar. Het leek erop dat hij haar geanalyseerd had, en exact wist hoe hij haar moest benaderen om haar respect te winnen. En dat gaf ze hem ook.
Haar gedachten waren bij hem terwijl ze op een avond in haar bed lag. Ze waren beiden nooit erg spraakzaam in elkaars gezelschap, maar als ze eenmaal aan een discussie of gesprek begonnen, was het altijd van een bevredigend niveau. Hij daagde haar geregeld uit, maar bleef tegelijkertijd een warmte uitstralen waarvan ze nooit had geweten dat hij die had. Het maakte haar een tikje onrustig dat ze hem nooit had begrepen, dat ze altijd het slechtste van hem had gedacht. Zelfs zoveel jaren na hun dood, was ze geen haar beter dan Harry en Ron geweest: zij hadden nooit het goede in Sneep gezien. En Hermelien vroeg zich af waarom het haar ook zoveel tijd had gekost om het te realiseren.
Mijmerend stond ze op uit haar bed en ze wandelde in haar nachtkleed naar het raam. Ze zag hoe zijn silhouet was afgetekend tegenover het water dat glinsterde in het maanlicht. Hij zat in stilte op de oever en de rust die af te lezen was van zijn rug, kalmeerde ook haar gedachten en ze geeuwde, eindelijk in staat om te erkennen dat ze beter kon gaan slapen.
Deze adembenemende plek, en Severus... ze waren haar nieuwe thuis.
Er was in het verleden wel over gesproken geweest – over alles achterlaten en vluchten naar een deel van de wereld waar Voldemort nog geen macht had vergaard. Maar iedereen had het telkens afgewezen, alsof het egoïstisch en onmenselijk was om te spreken over het land verlaten terwijl onschuldigen stierven.
Maar ditmaal was de beslissing eindelijk genomen: ze kozen ervoor te leven – voordat het te laat was en er niemand meer zou zijn die die beslissing kon nemen.
De uitwerking van het avontuurlijke plan was een pak moeilijker... Ze konden enkel veilig Verschijnselen naar plekken waar ze ooit al eens geweest waren – en beiden waren ze nooit buiten Europa geraakt, terwijl ze net zouden moeten proberen om Europa te verlaten.
De enige plek buiten Groot-Brittannië waar Severus ooit was geweest, was Klammfels. En dat was niet bepaald een plek waar je wilde Verschijnselen in deze tijden. De tovenaars daar hadden zich zeer snel aangesloten bij Voldemort en zelfs Beauxbatons in Frankrijk was niet langer veilig en onderging nu hetzelfde regime als Zweinstein in het laatste jaar dat het kasteel bewoond werd.
Maar Frankrijk was gelukkig nog niet volledig overgenomen – en het was een groot land. Hermelien had hen Verdwijnseld naar een plekje waar ze ooit met haar ouders op vakantie was gegaan.
Van dat afgelegen plekje in de Provence hadden ze gereisd tot in Parijs, waar ze een vliegtuig hadden genomen tot Singapore. Het was een ontzettend lange rit en ze waren beiden erg gespannen in het gezelschap van zoveel Dreuzels die hun taal niet spraken, en dat gevoel werd enkel erger eens ze aankwamen in Singapore. Ze hielden elkaars hand stevig vast terwijl ze zich door de overvolle luchthaven begaven, alsof het nu erger zou zijn dan ooit als ze elkaar zouden kwijtraken. Maar toen ze na een laatste vliegreis uiteindelijk in Nieuw-Zeeland aankwamen, voelden ze een golf van opluchting door hun heen gaan.
Dit was hun eindbestemming – en ze waren veilig en wel aangekomen. Maar het avontuur was nog niet voorbij. Ze hadden nu de taak om een nieuw thuis te vinden.
Ze bleven in de weken die volgden wantrouwend tegen Dreuzels, papten niet aan met vreemden en trokken door het hele land voordat ze een geschikte plek vonden. Het voordeel van je verschuilen in Nieuw-Zeeland, was dat het erg dun bevolkt was. Veel gebieden waren onherbergzaam en trokken slechts enkelingen aan. In de provincie Canterbury vonden ze een oud, half-vervallen huis aan de rand van een bos. In het westen doemden met sneeuw bedekte bergen op en in het zuiden bevond zich een groot meer. En al zagen de met sneeuw bedekte bergen in de verte er zo koud uit, de temperatuur bij aankomst was erg aangenaam. In Nieuw-Zeeland was het immers zomer en de weides waren bezaaid met rode bloemen.
Al durfde geeneen van hen het luidop te zeggen: deze plek was hemels.
Het huis was minstens een decennium niet bewoond en het zag ernaar uit dat de voormalige eigenaars verhuisd waren, maar het huis in verval was geraakt. Kapotte meubels stonden tegen de muren opgestapeld en enkele ramen waren stuk – hierdoor had het huis wat waterschade geleden, maar dat zou door tovenaars gemakkelijk beholpen kunnen worden.
Er viel nog veel van het huis te maken en ze eisten het op. Ze betoverden de plek. Voor een buitenstaander bleef het huis eruitzien alsof het ieder moment zou instorten, terwijl zij met behulp van magie het huis in minder dan een week in zijn oude glorie herstelden. Ze richtten het huis in met behulp van de meubels die ze anders in hun tenten hadden gebruikt. Praktisch al hun spullen werden na al die jaren uit hun kleine tassen gehaald en nog een week later was het huis van kelder tot zolder gevuld met zowel hun eigen oude bezittingen, als de vele bezittingen die ze van hun overleden vrienden in bewaring hadden genomen.
De volledige zolderruimte werd ingericht als bibliotheek en hun boeken vulden die ruimte tot aan het nok. Een verdieping lager hadden ze hun slaapkamers ingericht. Die van Severus had een zicht op de met sneeuw bedekte bergen, die van Hermelien keek uit over het meer. Twee kleinere kamers waren gevuld met magische artefacten die ze netjes op rekken hadden opgesteld, alsof het een schrijn was voor de helden die het leven hadden gelaten in de oorlog.
De onderverdieping was niet zo spectaculair ingericht – een doodnormaal keukentje en een woonkamer waar twee hoge stoelen voor het haardvuur stonden – al was dat vuur nooit aan in de zomer – te warm.
In de kelder had Severus zijn ketels opgesteld – en al was de sfeer in de muffe kelder heel anders dan die in de kerkers van Zweinstein was, Hermelien bleef soms gefascineerd op de keldertrap zitten om hem bezig te zien. Als ze zag hoe hij toverdrankingrediënten in de ketel wierp, leek het met momenten toch alsof ze weer op Zweinstein was.
Hij keek haar nooit aan als hij toverdrankjes brouwde – zijn concentratie was onberispelijk. Maar de focus en passie voor zijn wetenschap wisten Hermelien keer op keer te boeien. En met momenten wenste ze dat zij ook zo een passie zou vinden. Ze voelde een leegte. Haar hele volwassen leven had ze besteed aan de oorlog – en nu ze die ontvlucht waren, ondervond ze dat ze met momenten niets om handen had, behalve lezen.
Dat was dan ook hun favoriete gedeelde bezigheid en vele avonden brachten ze in stilte door in hun hoge stoelen, ongestoord door de andere die even regelmatig een bladzijde omsloeg.
Maar uiteraard was er ook ander werk dat gedaan moest worden nu ze een nieuwe thuis hadden gevonden: ze moesten voorzien in hun voedselvoorraad, zonder zich al te veel te mengen onder de lokale bevolking.
Twintig kilometer verder was een dreuzelwinkel, waar ze in hun eerste week een reusachtige voorraad aan groenten, rijst, pasta’s en aardappelen insloegen, maar voorlopig kochten ze geen vlees of vis. In het meer krioelde het van de vis en Severus was van plan om daar gebruik van te maken. Hij zette ook vallen om kleine zoogdieren te vangen – maar deze hadden geen succes. Het was na twee weken dat Hermelien erachter kwam dat Nieuw-Zeeland amper zoogdieren kende, en dat het land door zijn geografische isolatie slechts twee inheemse soorten zoogdieren kende – beide vleermuizen.
Deze kennis had hen geamuseerd. Beiden waren ze het er echter over eens dat ze best geen vleermuizen zouden vangen – de vorige keer had het ook niet bijzonder gesmaakt.
In het meer was er in ieder geval geen gebrek aan vis en het was niet erg moeilijk om er te vangen, zelfs zonder magie te gebruiken.
Ze waren heel voorzichtig wat magie betroft. Nieuw-Zeeland telde niet veel tovenaars en heksen, maar ze wilden liever niet hun aandacht trekken. Ze hadden al snel de regel opgesteld dat ze enkel in hun huis – dat met vele spreuken beschermd was – magie zouden gebruiken. Vissen aan het meer, houthakken in het bos en zich verplaatsen naar de winkel deden ze zonder de hulp van hun toverstaf.
In deze tijd van het jaar hadden ze het haardvuur nog niet aan, maar de winters in dit deel van het land konden bitter koud zijn, met tientallen centimeters sneeuw als gevolg. Het was om die reden dat zowel Hermelien als Severus al begonnen waren met houtsblokken te kappen in het bos. Ze kapten de stukken boomstam zo groot tot ze ermee konden rollen tot aan het huis. Daar konden ze met magie de rest van het kappen afhandelen en het hout opstapelen onder een afdakje aan de noorderkant van de woning.
Severus zag hoe het Hermelien uitputte als ze te lang bezig was met dit intensieve werk en hij gebruikte geregeld smoesjes om haar een moment rust te geven. Zo vroeg hij geregeld of ze hem drinken wilde halen, of als ze al zou willen beginnen aan het eten, of zou willen kijken of ze nog iets gevangen hadden in de netten die ze aan het meer hadden opgespannen.
Na een aantal dagen kwam ze tot het besef dat hij deze dingen van haar vroeg om haar het harde werk te besparen, maar ze zei er tegelijkertijd niets van. Ze voelde niets dan respect voor de manier waarop hij al het zware werk deed zonder dat hij haar hiervoor iets kwalijk nam en zonder dat hij haar zelfs liet blijken dat hij zag dat ze zwakker was. Al was ze zo een harde voorstander van gelijkheid – ze zou nooit de lichamelijke kracht van een man hebben.
En het feit dat hij niet rot deed hierover, verwarmde haar hart. Ze wist niet hoe het kwam: maar hij begreep haar. Het leek erop dat hij haar geanalyseerd had, en exact wist hoe hij haar moest benaderen om haar respect te winnen. En dat gaf ze hem ook.
Haar gedachten waren bij hem terwijl ze op een avond in haar bed lag. Ze waren beiden nooit erg spraakzaam in elkaars gezelschap, maar als ze eenmaal aan een discussie of gesprek begonnen, was het altijd van een bevredigend niveau. Hij daagde haar geregeld uit, maar bleef tegelijkertijd een warmte uitstralen waarvan ze nooit had geweten dat hij die had. Het maakte haar een tikje onrustig dat ze hem nooit had begrepen, dat ze altijd het slechtste van hem had gedacht. Zelfs zoveel jaren na hun dood, was ze geen haar beter dan Harry en Ron geweest: zij hadden nooit het goede in Sneep gezien. En Hermelien vroeg zich af waarom het haar ook zoveel tijd had gekost om het te realiseren.
Mijmerend stond ze op uit haar bed en ze wandelde in haar nachtkleed naar het raam. Ze zag hoe zijn silhouet was afgetekend tegenover het water dat glinsterde in het maanlicht. Hij zat in stilte op de oever en de rust die af te lezen was van zijn rug, kalmeerde ook haar gedachten en ze geeuwde, eindelijk in staat om te erkennen dat ze beter kon gaan slapen.
Deze adembenemende plek, en Severus... ze waren haar nieuwe thuis.