Nomaj | Waar de magie nazindert
De Wetenschapper - Afdrukversie

+- Nomaj | Waar de magie nazindert (https://nomaj.nl)
+-- Forum: Toren der Creatievelingen (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=4)
+--- Forum: De Bibliotheek (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=12)
+---- Forum: Lange Schrijfsels (https://nomaj.nl/forumdisplay.php?fid=18)
+---- Topic: De Wetenschapper (/showthread.php?tid=106)

Pagina's: 1 2


De Wetenschapper - CartoonJessie - 27/08/2020

Oorspronkelijk gepost op Dreuzels.com tussen 26 december 2010 en 11 september 2011.
Severus Sneep/Hermelien Griffel pairing, T-rating.

[Afbeelding: attachment.php?aid=11]

Dit verhaaltje draag ik volledig op aan Rieke (Equilibrist). 
Het verhaal is te lang (vind ik) om bij de kortverhalen te behoren, maar het is aanzienlijk korter dan mijn andere schrijfsels in de Lange Schrijfsels.
De inspiratie voor dit verhaal was het liedje "The Scientist" van Coldplay. Het verhaal is Alternate Universe - wat betekent dat het niet allemaal is gelopen zoals in de boeken...
Veel leesplezier!


RE: De Wetenschapper - CartoonJessie - 27/08/2020

Chaos. Het gebeurde allemaal zo snel. Hij zag nog hoe één van de Dooddoeners - een nieuwere, hij had deze nooit ontmoet in die tijd dat hij zelf nog spioneerde - de Heer van het Duister opriep door zijn Dooddoenersteken aan te raken. Hij dook weg achter een groot krat - kon nog net een dodelijke straal ontwijken die een vrouwelijke Dooddoener op hem afschoot. Zijn blik bleef even hangen op het roerloze lichaam van Daan Thomas. De jongen had niet één spreuk kunnen afvuren sinds ze waren Verschijnseld.
Hij vuurde wraaklustig een salvo aan spreuken naar de vrouwelijke Dooddoener. Ze dook weg achter een pilaar in de anders zo verlaten goederenloods. Hij hoopte dat hij haar alsnog had geraakt.
Het was een complete overmacht. Dooddoeners schoten als paddestoelen uit de grond. Hij zag niet eens waar de anderen waren, ze waren uit elkaar gedoken bij het zicht van de Dooddoeners.
Een krijs - Anderling. Hij zag met angst in zijn hart toe hoe ze enkele meters verder op de grond viel. De pilaar die haar dekking moest bieden, had haar geen bescherming geboden.
Minerva, doe me dit niet aan, ik kan dit niet alleen.
Waar was Lupos?
Een tinteling door zijn arm, alsof het Dooddoenersteken in brand stond.
Te laat.


Hij was er. Hij hoorde de schelle stem van Voldemort. Een dodelijke vloek. Maar voor wie?
Voorzichtig probeerde hij een blik te werpen in de richting van de Heer van het Duister, maar hij werd nogmaals op een haar na gemist door de vrouwelijke Dooddoener die kennelijk ongehavend zijn spreukensalvo had overleefd.
Een bekende stem sprak de Vloek des Doods uit. Een stem van een persoon te jong voor deze oorlog. Of misschien net niet meer. Ze was harder geworden. Allemaal waren ze harder geworden.
Ze rende zijn richting uit en dook naast hem op de grond, haar toverstaf ondertussen wild om zich heen zwaaiend. Ze kon non-verbale vervloekingen uitspreken als geen ander en hij hoorde een Dooddoener kreunend op de grond vallen. Maar ook haar doodsvloek had zijn doel niet gemist. Ze had er één afgemaakt, maar het was niet genoeg. Er waren nog steeds te veel.
"We moeten weg," mompelde ze. Er was amper paniek te horen – ook al was dit de meest benarde situatie waarin ze zich in jaren hadden bevonden. Als het nodig was, bleef ze altijd koelbloedig.
Voldemort lachte - hij was niet heel dichtbij en bevond zich minstens tien meter verderop. Hij vermaakte zich. "Remus Lupos..." Zijn stem sneed door de kille lucht. "Waar is je vriend Severus?"
Hij kon horen hoe Remus op de grond spuwde. Severus sloot zijn ogen. De Griffoendor tekende zijn eigen doodsvonnis. Of misschien was hij al dood van het moment dat Voldemort hem had gezien.
Niet ook Remus...
"Hij is hier!" De vrouwelijke Dooddoener die zich in hun buurt had bevonden krijste en Severus schrok. Er was geen tijd. Levensgevaar. Instinctief greep hij Hermelien bij haar pols en een moment later Verdwijnselden ze.



RE: De Wetenschapper - CartoonJessie - 27/08/2020

De verlaten goederenloods maakte plaats voor een groot en sneeuwwit bos. Hij liet haar pols los en tegelijkertijd draaiden ze elkaar de rug toe en zetten ze een aantal stappen naar voren. Beiden apart van elkaar, maar op hetzelfde moment, spraken ze beschermingsspreuken uit. De lucht kleurde wit van hun adem terwijl ze de spreuken fluisterden, voorzichtig opdat niemand hen zou horen zonder de broodnodige bescherming.
Hij vond het raar dat ze zonder protesteren aan de beschermingsspreuken was begonnen. Hij had verwacht dat ze haar vrienden niet zomaar zou verlaten, dat ze hem zou vervloeken omdat hij niet had gewacht op hen.
Het was volledig zijn schuld. Lupos in de steek gelaten. Anderling in de steek gelaten. Daan Thomas dood. Maar hij had niet geweten wat er met Marcel Lubbermans en George Wemel was gebeurd. Hij had hen ook achtergelaten. Tegelijkertijd met het schuldgevoel kwam de hoop in hem naar boven dat ze ook hadden kunnen vluchten. Maar hij wist niet waarheen. Hoe zouden ze elkaar nu nog vinden? Hij wist zelf amper waar ze heen Verschijnseld waren. Zijn instinct had hem hierheen geleid, maar hij wist niet eens waar hier was.
Hij sprak de laatste beschermingsspreuk uit en voelde haar aanwezigheid. Ze stond vlak achter hem. Onzekerheid overmande hem en hij durfde zich niet om te draaien.
Ze nam diep adem en gooide het eruit: "Marcel en George zijn dood."
Hij staarde nog steeds voor zich uit.

Allemaal. Iedereen...
"We.." Ze aarzelde even, alsof het onecht was dat ze dit moest zeggen. "We zijn de enigen die nog over zijn."
Hij knikte langzaam, maar draaide zich nog steeds niet om.

Ze stond er nog steeds – al keek hij niet, zijn rug tintelde onder haar aanhoudende staar. Hij weende niet. Dat deed hij nooit. Maar zijn hoofd voelde enorm zwaar aan, alsof hij het gewicht van de wereld met zich meetorste. En dat was misschien ook zo.
Hij voelde haar hand op zijn schouder. Zacht. Meelevend. Maar hij had dat medeleven niet nodig.
Ze leek dat te voelen en trok haar hand al snel weer terug. Hij hoorde hoe ze zich omdraaide en in haar tas graaide. Aan het geluid kon hij horen dat ze de tenten opzette. Ze liet geen snik.
Het begon te sneeuwen, maar hij bewoog niet. De witte vlokken kleefden zich vast aan zijn haar en hij voelde zijn gezicht koud worden. Hij staarde naar de bomen om hem heen. Nu pas herkende hij de plek.
Het Verboden Bos.
Sinds Zweinstein vijf jaar eerder was gevallen, waren de gewoonlijke spreuken om het terrein afgeschermd te houden niet meer van kracht. Daardoor was hij in het Bos kunnen Verschijnselen. Hij had vast aan Zweinstein gedacht toen hij vluchtte.
Hij draaide zijn hoofd onwillekeurig in de richting van het kasteel – maar ze waren te ver weg om er iets van te zien. Hij wist dat de ruïnes er waren. Het was zelfs alsof hij Perkamentus kon horen schreeuwen in frustratie.
Het was allemaal voorbij.
Anderling. Lupos. Daan. Marcel. George.
Zij waren de laatste overlevenden geweest. De enigen die het vijf jaar lang hadden kunnen volhouden. Op hemzelf en Hermelien na.
Ze was inmiddels in haar kleine en grijze tent verdwenen. Hij draaide zich om en zag zijn eigen donkergrijze tent staan. Het kind had deze voor hem klaargezet, in plaats van de tijd te nemen om te accepteren wat er zonet gebeurd was. Misschien wilde ze het verwerkingsproces uitstellen. Hij gaf haar geen ongelijk.
Het duister viel nu compleet over het Verboden Bos en Severus zuchtte voordat hij in zijn tent kroop.


RE: De Wetenschapper - CartoonJessie - 27/08/2020

Uren verstreken toen hij eindelijk iets anders hoorde dan de geluiden van de vaste bewoners van het bos: uilen, vleermuizen en weerwolven hielden de plek ’s nachts levend. Maar er was iets anders dat was ontwoken. En ze snikte.
Hij aarzelde.
In die vijf jaren dat ze op de vlucht waren geweest, was hij nooit degene geweest die woorden van troost had geboden. Als iemand was gestorven, had hij de anderen laten rouwen in elkaars gezelschap. Zelf had hij geen behoefte aan gesprekken of troostende aanrakingen op zo’n momenten.
Maar zij was het niet anders gewoon. Iedere keer had er iemand voor haar klaargestaan. Harry’s dood was de eerste geweest – dat was nog jaren voordat ze zich hadden samengevoegd met de groep van Anderling. Ze had troost gevonden bij de Wemels. Toen zij in de jaren nadien één voor één waren vermoord, had Marcel altijd voor haar klaargestaan. Maar nu was Lubbermans er ook niet meer. Er was niemand om haar verdriet te verminderen en een knagend gevoel bleef in zijn maag hangen.
Onzeker stond hij recht uit de hoge fauteuil waarin hij had zitten mijmeren en hij stapte de tent uit. Het sneeuwde niet langer, maar het was nog steeds ijzig koud en zijn stappen lieten diepe sporen na terwijl hij de opening van haar tent opzij schoof en naar binnen stapte.
Ze schrok toen ze hem zag binnenkomen en probeerde haar tranen weg te vegen. Ze stond snel recht, alsof het een teken van eerbied was om recht te staan voor een professor voordat die toestemming gaf om te gaan zitten.
Maar hij was al lang geen professor meer. En zij was al lang geen student meer.
Hij liep haar tegemoet. Al snikte ze niet meer, de tranen rolden nog steeds over haar wangen. Hij bleef voor haar stilstaan en voelde zijn hoofd zwaar worden. Hier was hij dan – maar hij had geen idee wat hij nu kon doen of zeggen.
“Het spijt me.”
Hij sprak de waarheid. Hij voelde zich ongewild verantwoordelijk.
Ze schudde snel haar hoofd, waardoor een lok haren voor haar gezicht viel en ze probeerde dapper te glimlachen. “Het is niet uw fout. We konden hen niet redden.”
Hij kon haar enkel aankijken. Haar stem klonk zelfzeker, maar haar ogen en mondhoeken trilden. Probeerde zij hem nu op te beuren? Hij voelde zich belange niet zo belabberd als zij, hield hij zichzelf voor. Maar toch zat ze met hem in.
Het raakte hem. Ze wist zelf niet hoe liefelijk ze was.
Ze wendde haar blik van hem af en staarde naar de grond. De tranen bleven in haar ogen hangen, maar weigerden te vallen. Hij wilde met zijn duim de tranen wegvegen. Of de lok die voor haar ogen hing weer achter haar oor steken. Of haar proberen te troosten met een omhelzing.
Maar zo was hij helemaal niet. En al voelde hij ergens wel de drang, hij bleef stijf als een plank voor haar staan. Hij had al lang geleden zulke goedbedoelde neigingen leren bedwingen. Maar zijn tong was hij niet verloren. Hij vond het niet erg moeilijk om tegen haar te spreken. Ze was altijd een aangename gesprekspartner geweest: volwassen en intelligent. Iets dat hij niet had kunnen zeggen van de jonge tovenaars die vandaag het leven hadden gelaten. Al hadden ze allen hun talenten en al waren ze allen ouder geworden door de zware levens die ze hadden geleid, geeneen van hen kon tippen aan juffrouw Griffel. Zij was het meest getalenteerd en had de snelste en meest wetenschappelijke geest van hen allen.
Hij haatte zichzelf voor de gedachte alleen al, maar hij was ontzettend blij dat zij degene was die het had overleefd. Met Lubbermans of Wemel zou hij zich geen raad hebben geweten. Maar zij dacht zoals hem, sprak met momenten zoals hem. Het maakte het gemakkelijker om zijn gedachten te verwoorden.
“Juffrouw Griffel...” In al die jaren spraken ze elkaar nog steeds aan alsof ze zich op Zweinstein bevonden – al was de toon waarin hij haar naam nu sprak niet langer streng, kil of gemeen. En al zou een buitenstaander zijn toon nog steeds als “afstandelijk” hebben bestempeld, voor Hermelien was het heel duidelijk dat hij toenadering zocht. Hij had nooit eerder zo menselijk geklonken. “Sta me alstublieft toe om mijn spijt te betuigen. Ik bewonder uw moed en kracht, maar u bent vandaag uw vrienden verloren en...”
Ze hief haar hand even op en schudde haar hoofd en hij zweeg onmiddellijk en keek haar afwachtend aan.
“Professor, ik ben niet de enige. U bent hen ook kwijt. Dat hoort u niet te ontkennen.”
“Ik ontken het niet,” reageerde hij snel, maar kalm. “Maar ik heb altijd meer afstand bewaard tussen mezelf en de anderen dan u. U was degene die zij als een vriend beschouwden, niet ik. En zij zouden degene zijn die u in deze situatie troost zouden aanbieden, niet ik.” Hij zag hoe haar tranen nog steeds vastberaden waren om in haar ooghoeken te blijven hangen. Ze huilde niet. “Uw aanwezigheid hier is voor mij een troost en een kracht. Maar als er iets is waarmee ik u in deze moeilijke periode van dienst kan zijn, hoop ik dat u me dit laat weten.”
Ze staarde hem aan en iets in haar blik was leeg van emoties. Maar onder zijn aanhoudende staar begon ze langzaamaan te smelten. De tranen verlieten aarzelend haar ogen en rolden over haar wangen. Voordat hij zelf wist wat er gebeurde, liet ze zich tegen hem aanvallen en duwde ze haar gezicht in zijn gewaad. Ze schokte en huilde en voor een moment wist hij niet wat te doen.
“Hou me vast,” snikte ze opeens, alsof ze heel goed begreep dat ze dit aan hem moest vragen, dat hij dit niet zou doen tenzij ze het expliciet vroeg.
En langzaam, maar zeker sloeg hij zijn armen om haar schouders. Hij liet zijn kin op haar hoofd rusten en was ervan overtuigd dat ze de pijn die ze voelde ieder moment aan hem zou overdragen, maar toch gebeurde het niet.
Ze huilde, trok met momenten wanhopig aan de hem van zijn gewaad, maar hij week niet. Hij zou dit voor haar doen. Hij was de enige die ze nog had.


RE: De Wetenschapper - CartoonJessie - 27/08/2020

In de dagen die verstreken, leerde hij te luisteren naar de stem die hij lange tijd had onderdrukt. Als hij haar passeerde in de tent terwijl zij met wazige ogen in haar hoge zetel zat en in het vuur staarde, bleef hij even stilstaan en legde hij zijn hand op haar schouder. Voor een seconde leek het haar dan uit haar rouwproces te halen en keek ze naar hem op. Haar mondhoeken zouden even samentrekken in iets dat op een glimlach leek. Maar het duurde telkens maar een kort moment en iedere keer liet hij haar weer alleen, om zich zelf verder te verdiepen in zijn boeken over Duistere Kunsten en Toverdranken. De informatie die hij daar vergaarde, hielp hem iedere keer om te ontsnappen van de oorlog. Als hij las, was hij een wetenschapper op zoek naar meer informatie. Als hij geen boek vast had, was hij een vluchteling. Hij verkoos het om een wetenschapper te zijn.  
De vierde avond bracht hij haar een hete kop thee, en terwijl ze haar handen om de kop sloot, legde hij zijn handen op de hare. De warmte leek haar verdriet voor een kort moment te ontdooien en weeral vertrokken haar mondhoeken in een korte glimlach.
Haar glimlach bracht meestal een mijmerende blik op zijn gelaat. Op de momenten dat ze elkaar even aankeken, was hij geen wetenschapper, maar ook geen vluchteling meer. De eerste dagen wist hij niet wat hij dan wel was, maar na een paar dagen werd hij zich bewust van een groeiende vriendschap. En hij wist dat hij, op de momenten dat ze glimlachte, een vriend was.
De vijfde avond  ging hij op zijn hurken voor haar zitten terwijl ze haast katatonisch in het vuur staarde. Het duurde enkele secondes voordat ze haar blik op de zijne vestigde. Hij hield een bord met eten voor.
“Vleermuis,” zei hij kort om het avondmaal te omschrijven.
Ze staarde hem lang aan, alsof hij dit niet kon menen.
“Vleermuis?” herhaalde ze in een hese stem terwijl ze naar het bord keek.
Dezelfde ondeugende lok haren die haar vaker voor haar ogen viel kon er ook ditmaal niet aan weerstaan en zacht streek Severus de lok weg en schikte hij deze achter haar oor.
“Vleermuis,” bevestigde hij en ze nam langzaam het bord van hem over, terwijl er een grijns op haar gezicht verscheen.
Hij keek haar lichtjes verward aan. Hij zag niet in wat er zo grappig kon zijn. Het was inderdaad niet erg smakelijk om vleermuis te moeten eten, maar ze moesten zuinig zijn met hun voedselreserves.
Haar grijns werd steeds breder en het duurde maar even of ze moest luidop lachen. Pas toen ze zijn verwarde – en lichtjes angstige blik zag, hield ze op met lachen en ze toverde een droeve glimlach op haar gezicht.
“Het is nogal ironisch, vindt u ook niet?”
Hij snapte het niet en ze ging gemoedelijk verder.
“We vergeleken u vroeger wel eens met een vleermuis. En nu serveert u er één aan mij.”
Hij glimlachte half. Misschien zat er wel wat humor in, maar hij had niet de behoefte om in lachen uit te barsten. Die behoefte had hij nooit.
Hermelien reikte haar hand en hij nam deze zonder veel aarzelen vast.
“U bent een goede vriend, professor,” glimlachte ze. “Dank u wel voor al uw steun.”
“Het is mijn genoegen, juffrouw Griffel,” zei hij eerlijk en het verwarmde hem om te zien dat ze weer voor enkele momenten kon glimlachen. Ze had een zeer lieve glimlach.
“Alstublieft, professor, noem me Hermelien. Ik mis het dat niemand me meer bij mijn voornaam noemt.”
Ze keek hem verwachtend aan en hij knikte kort. “Hermelien,” zei hij bevestigend en ze glimlachte bemoedigend.
Hij aarzelde. Verwachtte ze nu van hem dat hij haar toestond om hem bij zijn voornaam te noemen? Anderling en Lupos hadden hem wel bij zijn voornaam aangesproken, maar de jongeren hadden hem steeds professor genoemd.
“Professor?” Ze had zijn mijmerende blik opgemerkt en uit zijn blik kon ze afleiden dat ze mocht verderspreken. “Wilt u dat ik u ook bij uw voornaam aanspreek?”
Hij moest toegeven: hij wist het zelf niet.
“Zou u dat zelf fijn vinden, juffrouw-” Hij betrapte zichzelf erop dat hij haar weeral bij haar achternaam had willen noemen en kon zichzelf nog net op tijd corrigeren. “...Hermelien?”
Ze knikte en haar blik werd somber.
“We noemen elkaar nu al vijf jaar professor en juffrouw, alsof we nog steeds op Zweinstein zitten. Maar Zweinstein is gevallen. Een ruïne. U zult nooit meer een professor worden. En ik ben al jaren geen student meer. Misschien is dat iets dat we beiden onder ogen moeten komen. We kunnen niet meer terug, al zouden we willen. Ik denk niet dat het gezond is om vast te houden aan onze oude benamingen. Die tijd is voorbij.”
Hij knikte. “Een wijze opmerking,” gaf hij toe. “We moeten onze huidige situatie herbekijken. We kunnen zo niet verder gaan. Te lang hebben we gevochten tegen onmogelijke proporties aan vijanden. We hebben altijd de hoop gehad dat we een verschil zouden kunnen maken. Maar als we deze strijd verderzetten, zullen wij binnen aanzienlijke tijd ook dood zijn.” Hij haalde diep adem. “Als we willen overleven, moeten we het land uit. Het is slechts een kwestie van tijd voordat ze ons vinden.”
Met veel tegenzin knikte ze.
“Het is alsof alles wat we hebben gedaan voor niets is geweest,” mijmerde ze. “En een deel van me wil vechten tot de dood erop volgt. En een ander deel van me wil dit alles achterlaten en nooit meer terugkeren. En dan het derde deel van me wil alles opnieuw doen.”
“Dat laatste kan niet.”
Zijn blik was troostend. Hij zag dat ze het moeilijk had. Dit was het eerste gesprek dat ze hadden sinds het laatste gevecht met de Dooddoeners. Het leek alsof op dit moment wenen gemakkelijker voor haar was dan spreken, maar ze gaf het niet op en beet even op haar lip.
“Konden we maar terug gaan naar de start,” zuchtte ze. “Naar dat eerste moment dat ik voet op Zweinstein zette. Met de kennis die ik nu heb...”
Ze was niet het type persoon dat zichzelf verloor in mijmeringen of dromen vol melancholie. Hij verweet het voor dit moment aan het trauma dat deze oorlog had veroorzaakt. Maar ze zou het te boven komen, daar zou hij persoonlijk op toezien.
“Hermelien.”
Haar blik was ontzettend warm bij het horen van haar eigen naam en ze gaf hem haar volle aandacht.
“We kunnen nu eenmaal niet terug naar het begin – waar dat ook mag liggen. Maar we kunnen verder gaan. We kunnen een nieuwe start maken.”
Voor een moment staarde ze hem zonder bewegen aan.
“We,” herhaalde ze met een verwarde frons op haar voorhoofd.
Hij knikte en ging zakelijk en zelfverzekerd verder: “Ik zou graag bij u blijven en u beschermen. Toch zeker de eerstkomende tijd. Er is nog steeds de optie dat we ieder onze eigen weg gaan, maar dat pad lijkt me tot een zekere dood te leiden. Zelfs als we het land verlaten. Ik ben niet een erg sociaal man. Ik zou geen nieuwe vrienden maken. Ik...”
Plots hield hij stil, alsof hij opeens aanvoelde hoe egoïstisch hij sprak. Op deze manier zou hij haar enkel schuldgevoelens aanpraten, ongeacht de keuze die ze zou maken. Hij kuchte even en herpakte zich. “Ik laat de keuze aan u over. U mag kiezen of we onze reis samen verder zetten of onze wegen laten scheiden. U weet nu hoe ik erover denk, maar uw mening telt. Hermelien.”
Ze staarde hem aan. De manier waarop hij haar voornaam combineerde met al die beleefdheidsvormen voelde raar aan. Maar het was zijn voorstel om samen te blijven dat haar compleet uit haar veld sloeg. Had hij... Had hij romantische interesse in haar?
Nee, hield ze zichzelf voor. Zij wilde ook niet alleen verdergaan, het vooruitzicht van alleen te zijn was doodeng. Kennelijk ook voor hem. Maar waarom klonk hij opeens zo lief?
Raar.
Ze zou het nooit achter hem gezocht hebben, integendeel. Er waren momenten dat ze had gedacht dat hij niet in staat was om aardiger te zijn. In de afgelopen vijf jaar was hij op zijn minst beleefder geworden en had hij meer respect opgebracht voor alle tovenaars en heksen in de groep, maar echt aardig was hij nooit geweest. Tot nu.
Zo vaak had hij zich afgezonderd van de groep en eenzaamheid opgezocht, maar nu hij de kans had om afscheid te nemen, verbaasde hij haar door te uiten dat hij bij haar wilde blijven – om haar te beschermen...
Ze wist echter niet wat te zeggen.
“Ik zou er graag over willen nadenken,” besloot ze uiteindelijk en hij stond bedeesd op. Terwijl hij rechtkwam, leunde hij even op de hand die ze op haar knie had gelegd. Zijn blik was bemoedigend en hij knikte.
“Natuurlijk. Eet uw vleermuis nu maar op.”
En met die woorden verliet hij haar tent en keerde hij terug naar de zijne.


RE: De Wetenschapper - CartoonJessie - 27/08/2020

Logica.
Misschien kon logica inderdaad wel verklaren waarom hij opeens zo attent was. Misschien was het slechts een tijdelijke maatregel en zou hij weer in zijn onaangename zelf veranderen eens ze de dood van haar vrienden had verwerkt. Kon er een andere verklaring zijn voor de radicale ommekeer in zijn gedrag?
Iedere ochtend was ze erop voorbereid dat hij plots weer zijn oude en norse zelf zou zijn, maar ook vandaag verraste hij haar weer op positieve wijze.
Hij had gewillig dreuzelkleren aangetrokken. Een zwarte jeans met daarover een leren jack. Zijn haren waren samengebonden in een staart. Ze snapte nu waarom hij vroeger altijd ertegenin ging als iemand opperde dat hij een taak moest vervullen in de Dreuzelwereld. Dit was de eerste maal dat ze hem zo gekleed zag en het verbaasde haar enorm dat hij niet één maal had geprotesteerd. Hij leek zich niet volledig op zijn gemak te voelen. Ze zag het aan de manier waarop hij met zijn slanke vingers zijn mouwen voortdurend naar beneden trok, alsof hij de jack te kort vond – al was er helemaal niets mis met de lengte.
Hij was een puzzel. Haar ogen gleden over zijn handen terwijl hij met non-verbale spreuken de twee tenten opruimde. Zijn bewegingen waren zowel sierlijk als hard. Misschien gold dat ook voor zijn persoonlijkheid. Misschien had ze al die jaren zijn harde zelf gezien, maar mocht ze nu zijn sierlijkere kant zien. Maar waarom liet hij haar deze kant zien? Was het enkel door begrip voor haar situatie? Of voelde hij echt meer voor haar dan hij toegaf? Was het puur vriendschappelijk? Of vervulde ze nu een rol die hij altijd aan Anderling of Lupos had bedeeld? Ze probeerde de puzzel te ontleden.
De situatie moest te verklaren zijn. Ze stelde zich wetenschappelijke vragen over deze vooruitgang in zijn gedrag. Maar ondanks haar sterke wilskracht, kon ze zich niet concentreren en er kwamen geen antwoorden in haar op. Bij iedere vraag voelde ze een pijnlijke steek in haar hart. Verdriet voor het verlies dat ze had geleden, maar tegelijkertijd ook bewondering voor haar trouwe vriend – en deze twee emoties lieten zich niet mengen. Het maakte haar helemaal van streek en ze staarde het bos in terwijl de tranen over haar wangen rolden.
Ze had niet door dat hij klaar was totdat hij opeens een pluk haar voor haar ogen weg schoof. Zijn blik was vragend en bezorgd en ze kon haar hart niet negeren op dit moment. Het was alsof haar hart het wilde uitschreeuwen: ze hield van deze man. Hij had zo hard zijn best gedaan om een steun voor haar te zijn de afgelopen maand. Ze voelde zich enorm schuldig tegenover hem.
Maar terwijl haar hart schreeuwde, kwamen ook de gedachten aan de vrienden die ze had verloren naar boven en het deed pijn.
Ze zag dat hij niet snapte waarom ze net nu huilde, aangezien ze de laatste dagen best stabiel was geweest, maar hij bleef bij haar staan en legde zijn hand op haar schouder.
Ze kneep haar ogen even dicht en verbazingwekkend genoeg hielp het haar om haar concentratie te herwinnen. Toen ze haar ogen terug opende, waren de tranen verdwenen en ze knikte.
Hij nam langzaam haar hand.
Ze kon zweren dat hij – net voordat ze Verdwijnselden – even in haar hand kneep.


RE: De Wetenschapper - CartoonJessie - 27/08/2020

Niemand had ooit gezegd dat het gemakkelijk zou zijn.
Er was in het verleden wel over gesproken geweest – over alles achterlaten en vluchten naar een deel van de wereld waar Voldemort nog geen macht had vergaard. Maar iedereen had het telkens afgewezen, alsof het egoïstisch en onmenselijk was om te spreken over het land verlaten terwijl onschuldigen stierven.
Maar ditmaal was de beslissing eindelijk genomen: ze kozen ervoor te leven – voordat het te laat was en er niemand meer zou zijn die die beslissing kon nemen.
De uitwerking van het avontuurlijke plan was een pak moeilijker... Ze konden enkel veilig Verschijnselen naar plekken waar ze ooit al eens geweest waren – en beiden waren ze nooit buiten Europa geraakt, terwijl ze net zouden moeten proberen om Europa te verlaten.
De enige plek buiten Groot-Brittannië waar Severus ooit was geweest, was Klammfels. En dat was niet bepaald een plek waar je wilde Verschijnselen in deze tijden. De tovenaars daar hadden zich zeer snel aangesloten bij Voldemort en zelfs Beauxbatons in Frankrijk was niet langer veilig en onderging nu hetzelfde regime als Zweinstein in het laatste jaar dat het kasteel bewoond werd.
Maar Frankrijk was gelukkig nog niet volledig overgenomen – en het was een groot land. Hermelien had hen Verdwijnseld naar een plekje waar ze ooit met haar ouders op vakantie was gegaan.
Van dat afgelegen plekje in de Provence hadden ze gereisd tot in Parijs, waar ze een vliegtuig hadden genomen tot Singapore. Het was een ontzettend lange rit en ze waren beiden erg gespannen in het gezelschap van zoveel Dreuzels die hun taal niet spraken, en dat gevoel werd enkel erger eens ze aankwamen in Singapore. Ze hielden elkaars hand stevig vast terwijl ze zich door de overvolle luchthaven begaven, alsof het nu erger zou zijn dan ooit als ze elkaar zouden kwijtraken. Maar toen ze na een laatste vliegreis uiteindelijk in Nieuw-Zeeland aankwamen, voelden ze een golf van opluchting door hun heen gaan.
Dit was hun eindbestemming – en ze waren veilig en wel aangekomen. Maar het avontuur was nog niet voorbij. Ze hadden nu de taak om een nieuw thuis te vinden.
Ze bleven in de weken die volgden wantrouwend tegen Dreuzels, papten niet aan met vreemden en trokken door het hele land voordat ze een geschikte plek vonden. Het voordeel van je verschuilen in Nieuw-Zeeland, was dat het erg dun bevolkt was. Veel gebieden waren onherbergzaam en trokken slechts enkelingen aan. In de provincie Canterbury vonden ze een oud, half-vervallen huis aan de rand van een bos. In het westen doemden met sneeuw bedekte bergen op en in het zuiden bevond zich een groot meer. En al zagen de met sneeuw bedekte bergen in de verte er zo koud uit, de temperatuur bij aankomst was erg aangenaam. In Nieuw-Zeeland was het immers zomer en de weides waren bezaaid met rode bloemen.
Al durfde geeneen van hen het luidop te zeggen: deze plek was hemels.
Het huis was minstens een decennium niet bewoond en het zag ernaar uit dat de voormalige eigenaars verhuisd waren, maar het huis in verval was geraakt. Kapotte meubels stonden tegen de muren opgestapeld en enkele ramen waren stuk – hierdoor had het huis wat waterschade geleden, maar dat zou door tovenaars gemakkelijk beholpen kunnen worden.
Er viel nog veel van het huis te maken en ze eisten het op. Ze betoverden de plek. Voor een buitenstaander bleef het huis eruitzien alsof het ieder moment zou instorten, terwijl zij met behulp van magie het huis in minder dan een week in zijn oude glorie herstelden. Ze richtten het huis in met behulp van de meubels die ze anders in hun tenten hadden gebruikt. Praktisch al hun spullen werden na al die jaren uit hun kleine tassen gehaald en nog een week later was het huis van kelder tot zolder gevuld met zowel hun eigen oude bezittingen, als de vele bezittingen die ze van hun overleden vrienden in bewaring hadden genomen.
De volledige zolderruimte werd ingericht als bibliotheek en hun boeken vulden die ruimte tot aan het nok. Een verdieping lager hadden ze hun slaapkamers ingericht. Die van Severus had een zicht op de met sneeuw bedekte bergen, die van Hermelien keek uit over het meer. Twee kleinere kamers waren gevuld met magische artefacten die ze netjes op rekken hadden opgesteld, alsof het een schrijn was voor de helden die het leven hadden gelaten in de oorlog.
De onderverdieping was niet zo spectaculair ingericht – een doodnormaal keukentje en een woonkamer waar twee hoge stoelen voor het haardvuur stonden – al was dat vuur nooit aan in de zomer – te warm.
In de kelder had Severus zijn ketels opgesteld – en al was de sfeer in de muffe kelder heel anders dan die in de kerkers van Zweinstein was, Hermelien bleef soms gefascineerd op de keldertrap zitten om hem bezig te zien. Als ze zag hoe hij toverdrankingrediënten in de ketel wierp, leek het met momenten toch alsof ze weer op Zweinstein was.
Hij keek haar nooit aan als hij toverdrankjes brouwde – zijn concentratie was onberispelijk. Maar de focus en passie voor zijn wetenschap wisten Hermelien keer op keer te boeien. En met momenten wenste ze dat zij ook zo een passie zou vinden. Ze voelde een leegte. Haar hele volwassen leven had ze besteed aan de oorlog – en nu ze die ontvlucht waren, ondervond ze dat ze met momenten niets om handen had, behalve lezen.
Dat was dan ook hun favoriete gedeelde bezigheid en vele avonden brachten ze in stilte door in hun hoge stoelen, ongestoord door de andere die even regelmatig een bladzijde omsloeg.
Maar uiteraard was er ook ander werk dat gedaan moest worden nu ze een nieuwe thuis hadden gevonden: ze moesten voorzien in hun voedselvoorraad, zonder zich al te veel te mengen onder de lokale bevolking.
Twintig kilometer verder was een dreuzelwinkel, waar ze in hun eerste week een reusachtige voorraad aan groenten, rijst, pasta’s en aardappelen insloegen, maar voorlopig kochten ze geen vlees of vis. In het meer krioelde het van de vis en Severus was van plan om daar gebruik van te maken. Hij zette ook vallen om kleine zoogdieren te vangen – maar deze hadden geen succes. Het was na twee weken dat Hermelien erachter kwam dat Nieuw-Zeeland amper zoogdieren kende, en dat het land door zijn geografische isolatie slechts twee inheemse soorten zoogdieren kende – beide vleermuizen.
Deze kennis had hen geamuseerd. Beiden waren ze het er echter over eens dat ze best geen vleermuizen zouden vangen – de vorige keer had het ook niet bijzonder gesmaakt.
In het meer was er in ieder geval geen gebrek aan vis en het was niet erg moeilijk om er te vangen, zelfs zonder magie te gebruiken.
Ze waren heel voorzichtig wat magie betroft. Nieuw-Zeeland telde niet veel tovenaars en heksen, maar ze wilden liever niet hun aandacht trekken. Ze hadden al snel de regel opgesteld dat ze enkel in hun huis – dat met vele spreuken beschermd was – magie zouden gebruiken. Vissen aan het meer, houthakken in het bos en zich verplaatsen naar de winkel deden ze zonder de hulp van hun toverstaf.
In deze tijd van het jaar hadden ze het haardvuur nog niet aan, maar de winters in dit deel van het land konden bitter koud zijn, met tientallen centimeters sneeuw als gevolg. Het was om die reden dat zowel Hermelien als Severus al begonnen waren met houtsblokken te kappen in het bos. Ze kapten de stukken boomstam zo groot tot ze ermee konden rollen tot aan het huis. Daar konden ze met magie de rest van het kappen afhandelen en het hout opstapelen onder een afdakje aan de noorderkant van de woning.
Severus zag hoe het Hermelien uitputte als ze te lang bezig was met dit intensieve werk en hij gebruikte geregeld smoesjes om haar een moment rust te geven. Zo vroeg hij geregeld of ze hem drinken wilde halen, of als ze al zou willen beginnen aan het eten, of zou willen kijken of ze nog iets gevangen hadden in de netten die ze aan het meer hadden opgespannen.
Na een aantal dagen kwam ze tot het besef dat hij deze dingen van haar vroeg om haar het harde werk te besparen, maar ze zei er tegelijkertijd niets van. Ze voelde niets dan respect voor de manier waarop hij al het zware werk deed zonder dat hij haar hiervoor iets kwalijk nam en zonder dat hij haar zelfs liet blijken dat hij zag dat ze zwakker was. Al was ze zo een harde voorstander van gelijkheid – ze zou nooit de lichamelijke kracht van een man hebben.
En het feit dat hij niet rot deed hierover, verwarmde haar hart. Ze wist niet hoe het kwam: maar hij begreep haar. Het leek erop dat hij haar geanalyseerd had, en exact wist hoe hij haar moest benaderen om haar respect te winnen. En dat gaf ze hem ook.
Haar gedachten waren bij hem terwijl ze op een avond in haar bed lag. Ze waren beiden nooit erg spraakzaam in elkaars gezelschap, maar als ze eenmaal aan een discussie of gesprek begonnen, was het altijd van een bevredigend niveau. Hij daagde haar geregeld uit, maar bleef tegelijkertijd een warmte uitstralen waarvan ze nooit had geweten dat hij die had. Het maakte haar een tikje onrustig dat ze hem nooit had begrepen, dat ze altijd het slechtste van hem had gedacht. Zelfs zoveel jaren na hun dood, was ze geen haar beter dan Harry en Ron geweest: zij hadden nooit het goede in Sneep gezien. En Hermelien vroeg zich af waarom het haar ook zoveel tijd had gekost om het te realiseren.  
Mijmerend stond ze op uit haar bed en ze wandelde in haar nachtkleed naar het raam. Ze zag hoe zijn silhouet was afgetekend tegenover het water dat glinsterde in het maanlicht. Hij zat in stilte op de oever en de rust die af te lezen was van zijn rug, kalmeerde ook haar gedachten en ze geeuwde, eindelijk in staat om te erkennen dat ze beter kon gaan slapen.
Deze adembenemende plek, en Severus... ze waren haar nieuwe thuis.


RE: De Wetenschapper - CartoonJessie - 27/08/2020

“Weet u,” mijmerde ze opeens terwijl ze haar boek liet zakken tot op haar schoot en ze naar Severus keek. Hij had zijn hoofd verscholen achter zijn boek, dat hij altijd pal voor zijn neus hield terwijl hij las, maar langzaamaan liet hij het zakken en keek hij over de kaft heen naar Hermelien. “Ik lees hier net iets heel interessants,” ging ze iets enthousiaster verder zodra ze zijn blik had gevangen. “Kennelijk is Nieuw-Zeeland het eerste land ter wereld waar vrouwen stemrecht kregen.”
Hij liet zijn boek iets lager zakken en glimlachte half. Hij snapte waarom zij dat interessante kennis vond. Hij had niemand anders gekend die zich ongelijkheid zo hard aantrok als zij. Het charmeerde haar.
“Het klinkt dus alsof we er goed aan hebben gedaan om naar hier te komen,” merkte hij droogjes op.
Ze glimlachte en staarde terug naar het boek en hij hief zijn eigen boek weer hoog op en las verder. Toen Hermelien hem weer aankeek, fronste ze opeens.
“Severus?”
“Mmm?”
Hij had nog steeds zijn boek pal voor zijn gezicht.
“Hebt u een bril nodig?”
Verbaasd liet hij het boek tot op zijn schoot zakken en staarde hij haar aan. Ze kroop snel uit de zetel waar ze knus had gezeten en legde haar eigen boek aan de kant.
“Nee,” zei hij snel terwijl hij zag hoe ze hem naderde. “Ik zie uitstekend. Denkt u nou echt dat ik de terreur van de Heer van het Duister zo lang heb kunnen overleven met een slecht zicht?”
“Nou, nee,” mijmerde ze terwijl ze voor hem bleef staan en zich lichtjes naar voren boog tot haar ogen op gelijke hoogte met de zijne waren. Hij staarde in haar ogen terwijl zij diep in de zijne keek, alsof ze naar iets op zoek was, maar het niet kon vinden. “U bent verziend, daar ben ik zeker van. U hebt u nog nooit in een duel laten verrassen door een onverwachte beweging... Maar het is niet normaal hoe dicht u uw gezicht bij uw boeken houdt. Dat valt me nu pas op. U deed het ook al toen we nog op Zweinstein waren – als u de huiswerken verbeterde zat u er ook telkens met uw neus op.”
Ze keek hem nog steeds in zijn ogen, maar kon niet meteen iets zien dat erop wees dat hij slecht zag. Ze nam opeens het boek van zijn schoot en sloeg het open. De letters waren redelijk klein, maar ze kon het nog steeds goed lezen op een armlengte van haar af. Ze draaide het boek opeens en hield het een dertigtal centimeter van hem af.
“Lees de bovenste regel.”
Ze zag hoe hij fronste, en zijn schouders opeens kromden terwijl hij naar voren boog.
“Met uw schouders tegen uw stoel aan!” zei ze streng en hij schoot haar even een dodelijke blik.
Ze kon het niet laten om te glimlachen. Hij kon het echt niet lezen vanaf deze afstand. Ze gaf het boek terug en haastte zich de kamer uit.
“Ik ben zo terug!”
Met een gefronst voorhoofd bleef hij in zijn hoge stoel zitten. Hij was ietsje prikkelbaarder dan anders – hij had al enkele dagen een aanhoudende pijn in zijn nek, vast als gevolg van het vele hout te kappen in het bos – het irriteerde hem. Net als haar bemoeienissen met zijn ogen. Wat een belachelijke observatie, vond hij. Ze kon toch niet serieus menen dat hij een slecht zicht had? Hij weigerde het om haar woorden te geloven en mokkend wachtte hij tot ze terug de kamer in stapte.
Ze keerde terug met een leesbrilletje in haar handen. Verziend of niet – Severus herkende het zodra hij het zag in haar handen.
“Die was van Minerva.”
“Haar reserve-leesbril. Hij lag bij haar andere bezittingen, dat kon ik me nog herinneren van toen we een maand terug alles hebben uitgepakt.” Ze gaf de bril aan Severus. “Kijk eens of de tekst duidelijker is als u deze opzet.”
Hij wilde protesteren. Het was belachelijk dat ze dit van hem vroeg, maar als hij hiermee kon bewijzen dat hij geen bril nodig had, dan deed hij het graag.
Hij zette de bril op en sloeg het boek open op zijn schoot. Zijn mond viel een beetje open. Hij haatte het om dit toe te geven, maar de letters zagen er inderdaad opeens beter afgelijnd uit.
Zijn stilzwijgen deed haar glimlachen. Hij gaf niet graag toe dat hij fout zat.
Snel deed hij de bril af en gaf hij die terug aan zijn jonge metgezel.
“Ik zal de bril terugleggen,” besloot Hermelien en ze ging gedecideerd verder. “Maar de volgende keer dat we erop uit trekken, kopen we een leesbril.”
Hij fronste en zijn uitdrukking veranderde niet, zelfs toen Hermelien vijf minuten later weer verscheen in de woonkamer. Zijn blik trok haar aandacht, al staarde hij in het niets, en bezorgd stapte ze op hem af.
“Scheelt er iets?”
Hij schudde zijn hoofd, maar de frons bleef.
“Waar haalt u het vandaan dat er iets mis is?” reageerde hij kort, maar niet onvriendelijk.
Ze wees kort naar zijn voorhoofd. “Ik denk dat ik een kerstkaartje zou kunnen steken in die frons op uw voorhoofd...”
Zijn uitdrukking ontspande lichtjes. “Het stelt niets voor,” zei hij in een gemoedelijke toon. “Ik denk dat mijn nek het niet helemaal eens is met het kapwerk dat we de laatste dagen hebben verricht.”
Verrast staarde ze hem aan. Gaf hij nou toe dat hij pijn in zijn nek had? Ze realiseerde zich dat ze hem aangaapte en sloot snel haar mond, al kon ze haar blos nu niet meer verbergen. Hij zou vroeger nooit hebben geklaagd over een lichamelijk ongemak. Enkele jaren geleden was hij door een lelijke vloek van een Dooddoener bijna zijn arm kwijtgeraakt, maar nog steeds had hij gedaan alsof er niets scheelde. Anderling had bijna de Imperiusvloek uitgesproken om hem stil te doen zitten. Hij wilde steeds vluchten naar zijn eigen tent, maar ze had het niet toegestaan en ze hadden hem nog net op tijd kunnen verzorgen.
Nu had hij een kleine nekpijn – wat helemaal niet zo ernstig was – maar toch durfde hij het haar toe te vertrouwen. Vertrouwen, daar ging het om, niet? Hij vertrouwde haar nu, meer dan iemand anders ooit ervoren. Hij durfde haar te zeggen wat er scheelde, en wie weet hoopte hij dat zij hem haar hulp kon aanbieden.
Vastberaden stond ze recht en liep ze tot achter zijn stoel. Ooit had ze ervan gedroomd om Helerstudies te volgen, maar door de oorlog had ze die wens niet kunnen waarmaken. Dat betekende echter niet dat ze geen boeken over het onderwerp had gelezen. De kennis had haar al vaker geholpen en nu zou het ook Severus kunnen helpen.
Voorzichtig legde ze haar hand in zijn nek. Door de hoge kraag van zijn gewaad raakte ze niet direct zijn huid aan, maar ze voelde onmiddellijk hoe alle spieren in die regio verkrampten. Hij leek niet in staat om zich te ontspannen, en zoals hij zich nu verkrampte was het geen wonder dat hij nekpijn had. Ze legde haar beide handen op zijn schouders, maar ze voelde geen verandering. Hij was ontzettend gespannen.
“Probeer wat te ontspannen, Severus,” maande ze hem zachtjes aan. “Ik ben niet de Heer van het Duister, het is niet mijn bedoeling om u pijn te doen.”
Hij was dankbaar dat ze zijn gezicht niet kon zien, want hij durfde te wedden dat zijn wangen rood waren. Dit was ongehoord – of toch op zijn minst onverwacht. Hij kwam opeens recht uit de stoel, waardoor ze gedwongen werd hem los te laten, en hij draaide zich naar haar om. Hij riep het Occlumentie-schild op dat hij steeds vaker had laten varen in haar aanwezigheid en sprak haar zakelijk toe. “Ik waardeer uw bezorgdheid, maar dit is echt niet nodig. Als u me zou verontschuldigen, zou ik graag willen gaan slapen.”
“Oh.”
Ze was helemaal uit het veld geslagen, dat kon hij zien. Zonder haar nog een blik waardig te gunnen, vluchtte hij de kamer uit en haastte hij zich naar zijn eigen kamer op de eerste verdieping. Hij had nog maar net de deur achter zich dicht getrokken, of hij slaakte een diepe zucht en ging op de rand van zijn bed zitten.
Paniek. Hij was compleet in paniek geslagen. Hij was het inmiddels gewoon om haar te benaderen – het was een tweede natuur geworden dat hij haar op haar schouder zou aanraken of haar op haar hand zou kloppen – maar nooit had hij zich eraan verwacht dat zij hém zou benaderen. De laatste keer dat ze dat had gedaan, was vlak na hun laatste gevecht geweest, net nadat ze de beschermingsspreuken hadden uitgesproken over hun schuilplaats in het Verboden Bos. Maar sindsdien... Nee – ze had hem niet één maal aangeraakt.
En hij was weggevlucht – maar niet enkel voor haar – maar voor het misselijkmakende gevoel in zijn buik. Hij wist welke gevoelens er nu in hem speelden, ze overmanden hem volledig en leken hem te verlammen.
Dit zou helemaal fout lopen...

Hij was ervan overtuigd dat ze een diepe, wederzijdse affectie deelden – maar verliefdheid? Nee – dat was te plots, te absurd. Daar was de tijd nog niet rijp voor. Hij was veranderd voor Hermelien, hij had aan zichzelf gewerkt om haar leven zo aangenaam mogelijk te maken, maar alle romantische ideeën die hij over haar had gehad, had hij altijd diep verdrongen – tot nu.
Hij verbood zichzelf om zo over haar te denken, maar het wilde niet meer lukken. Het leek alsof haar handpalm in zijn nek gebrand was. Haar aanraking had hem wakker geschud en hij stond nu oog in oog met zijn eigen hart, en het vloeide over met liefde.
Dit was niet hoe het hoorde te gaan.


RE: De Wetenschapper - CartoonJessie - 27/08/2020

Hij was van haar weggevlucht. En terwijl ze stil in de woonkamer stond, met haar blik nergens op gericht, realiseerde ze zich langzaamaan wat er was gebeurd.
De vriendschappelijke en gemoedelijke sfeer die er al die maanden tussen hen had gehangen, was omgeslagen. Zonder dat ze het zelf besefte, had ze hem benaderd in een meer dan vriendschappelijke manier. En al was het volkomen onbewust gebeurd, al had ze zelf geen flauw besef gehad van de impact die het zou hebben, het had hem van haar weg gedreven. Hij was een erg gesloten persoon – zelfs afstandelijk te noemen, al leek dat te zijn verbeterd de laatste maanden. Het laatste wat hij van haar had gewild, was dat ze haar handen in zijn nek plaatste.
Ze was geen Heler. En het was niet de eerste maal dat iemand nekklachten had geuit in haar bijzijn. Maar bij geeneen van de anderen was ze ooit rechtgestaan met de intentie die persoon een massage te geven opdat die zich beter zou voelen.
Maar bij Severus had ze dat wel gedaan. Voor haar was het een teken dat ze zich te goed op haar gemak bij hem voelde, dat ze zelfs haar eigen remmingen niet meer kon aanvoelen. Bij een ander zou ze dit nooit gedaan hebben zonder voorafgaande toestemming, zonder het duidelijk te maken dat het puur wetenschappelijk was, om zelf iets bij te leren. Maar bij hem was het niet puur wetenschappelijk geweest, haar intenties waren persoonlijk en onbewust geweest. Maar ze wist zelf niet wat ze dan precies wenste te bereiken. Haar eigen gevoelens waren een mysterie voor haar.
Het waren verwarrende tijden geweest en in de laatste maanden hadden veel emoties haar overspoeld – maar het zenuwachtige gevoel dat nu haar volledige maagstreek overheerste, was er niet eerder geweest.
Ze kon het wel uitschreeuwen van frustratie eens ze realiseerde hoe de vork in de steel zat.
Ze was verliefd geworden op Severus! Wanneer het precies was gebeurd, wist ze niet. Ze was zich er wel langer van bewust dat ze heel veel van hem hield – maar ze had wel van meer mensen gehouden, maar voor haar was er nog een verschil met verliefdheid.
Maar nu niet meer.
Het leek wel alsof iemand haar maag samenkneep om uit te wringen, zo pijnlijk werd ze zich bewust van de vlinders die in haar buik dwarrelden. En wat nog erger was: hij had haar gevoelens eerder opgemerkt dan zijzelf! Hij was gevlucht voordat zij wist wat er aan de hand was.
Ze vroeg zich opeens af of hij ook verliefde gevoelens voor haar had, maar dat kon gewoon niet.
Of wel?
Nee, natuurlijk niet. Hij was weggelopen! Waarom zou hij vluchten als hij het ook wenste? Waarom zou hij vluchten als hij – net als zij – de aard van hun relatie wilde veranderen? Hij had compleet andere gevoelens voor haar, dat moest wel. En zij had hun volwassen relatie volledig vernietigd door haar puberale intenties te laten blijken.
Ze moest hem spreken, haar verontschuldigingen aanbieden, op een zakelijke manier verklaren dat ze overmand was geworden door vermoeidheid en verwardheid, dat ze nu besefte welke indruk ze had gewekt door hem zodanig te benaderen, maar dat ze er op dat moment niet bij had stilgestaan wat voor indruk dit bij hem zou oproepen. Dat zou hij vast begrijpen. En dan zouden ze weer zoals vanouds kunnen verdergaan met hun leven.
Maar was dat wel wat ze wilde?
Ze negeerde de protesterende stem in haar hoofd en nam diep adem. Snel rende ze de kamer uit en holde ze de trappen op. Eenmaal ze boven op de overloop aankwam, stond ze opeens oog in oog met hem – en beiden keken ze naar elkaar alsof ze net waren betrapt.
Ze slikte en voelde hoe haar wangen rood werden.
“Ik moet met je spreken.”


RE: De Wetenschapper - CartoonJessie - 27/08/2020

Hij knikte langzaam, maar hij wist dat ze kon zien dat hij bloosde. Hij had haar net willen opzoeken, omdat hij haar zelf ook wilde spreken, maar nu had zij het woord al genomen... En voor de eerste keer merkte hij op dat ze haar beleefdheidsvormen vergat – geen ‘u’ ditmaal, maar ‘je’. Zijn hart sloeg een tel over toen hij dit besefte. Dat was dan al de tweede keer vanavond dat ze haar gewoonlijke afstand niet hield – hij vroeg zich af of dit nog wel toeval kon zijn.
Ze wist niet hoe te beginnen. Ze wilde zo zakelijk mogelijk spreken, maar haar hart sprak veel luider. Ze wilde niet liegen. Ze wilde ook niet praten over onbelangrijke zaken, niet nu hij hier stond – menselijker dan ooit, met zijn handen ongemakkelijk naast zijn lichaam en zijn wangen rood gekleurd van ongemak.
Maar ze vond de woorden niet en ze voelde hoe haar eigen wangen begonnen te gloeien van schaamte. De woorden wilden gewoon niet over haar lippen komen. Het was moeilijk om hem aan te kijken, ze had de instinctieve reactie om haar blik steeds af te wenden, al wilde ze dit eigenlijk niet. Er was maar één manier waarop ze nu nog haar hart kon laten spreken.
Haar adem trilde terwijl ze naar hem toe stapte en de ruimte tussen hen in sloot. Hij keek haar aan – een overduidelijk verwarde blik in zijn ogen – en ergens vreesde ze dat hij bang was voor wat ze met hem wilde doen. Maar hij nam geen verdere afstand, hij stapte niet achteruit, en ze legde haar beide handen op zijn borstkas. Ze verschrok zich lichtjes van het feit dat ze zijn hartslag kon voelen – zijn hart ging erg wild tekeer en ze keek verontschuldigend in zijn ogen.
Hij kon ook geen woorden vinden, dat zag ze. Ze wisten beiden niet wat te doen en de absolute stilte die er in de gang hing maakte hen beiden ongemakkellijk.
Maar ze hield van hem, wist ze, en niet louter vriendschappelijk. Ze moest eerlijk zijn, maar hoe kon ze hem dit zeggen als de woorden niet wilden komen?
Langzaam ging ze op haar tenen staan en bracht ze haar gezicht dichter naar het zijne. Hij moest intussen zelf ook beseffen wat hierop zou volgen, dat kon niet anders. Maar hij bewoog niet. Hij vluchtte ditmaal niet en dat gaf Hermelien de moed om haar hart te volgen.
Ze sloot haar ogen en bewoog zich dichter met haar lippen naar de zijne, tot ze zijn adem kon voelen terwijl die tintelend over haar huid streelde. Ze bereidde zich voor om die laatste centimeters tussen hen te sluiten, maar voelde haar adem stokken in haar keel toen bleek dat hij haar al voor was!
Een verrast geluidje ontsnapte uit haar keel toen hun lippen elkaar raakten. 
Ze leken beiden tijd nodig te hebben om de schok van deze kus te verwerken – en muisstil, zonder verder te bewegen, werden ze zich er beiden van bewust dat dit was wat ze beiden wilden, dat ze dit prettig vonden – en voor even leek de tijd stil te staan.
Hermelien was de eerste die weer bewoog en voor een moment zocht ze afstand van zijn lippen, om het moment daarop weer verwelkomd te worden door de zijne. Ze voelde hoe hij zijn handen naar haar rug liet glijden en ze begaf haar eigen handen naar zijn nek om meer houvast te krijgen terwijl hij haar dichter trok.
Terwijl ze kusten, viel het Hermelien op hoe hevig de emoties door haar lichaam raasden. Het waren geen slechte gevoelens. De opwinding en spanning en liefde vormden samen een explosieve cocktail aan sensaties in haar borstkas en haar hoofd leek te verdoven onder de realisatie dat hij haar even hevig kuste als zij hem. Het voelde dan ook even als een zeer koude douche toen hij de kus verbrak.
“Severus...” Haar stem klonk verlangend, alsof ze nog niet eens de gedachte kon verdragen om enkele secondes van hem gescheiden te zijn.
En al kon hij horen in haar stem dat ze niet wilde dat hij de kus verbrak, het was alsof hij verlamd werd door een enorme hamer die iemand tegen zijn hoofd had geslagen.
Dit kon gewoon niet zijn. Het was onmogelijk dat zij dit ook voor hem voelde. Hoe kon zij datzelfde verlangen voelen als hij? Ze was een intelligent en beeldschoon persoon, zoveel jaren jonger dan hem, waarom zou ze zichzelf ooit tevreden stellen met hem?
Zijn ogen hadden vast zijn verwarde staat verraden, want opeens voelde hij haar hand tegen zijn wang. Haar zachte vingers lieten tintelingen na onder zijn huid en haar blik zag er bezorgd uit. Hij herkende dezelfde liefde in haar ogen die hij voelde voor haar, maar hij begreep het nog steeds niet. Hoe kon zij dit voor hem voelen? Het viel niet te verklaren.
Hij zag hoe ze weer haar gezicht dichter bij het zijne bracht en sloot zijn ogen. Haar lippen verwarmden weer in een hartslag de zijne en het deed haast pijn om de affectie te kunnen voelen die zij voor hem had. Nooit eerder had iemand zoveel voor hem gevoeld en hij had een ontzettend groot verlangen om te begrijpen waarom. Maar hij was niet sterk genoeg om in te geven aan zijn nieuwsgierigheid – niet zolang die nieuwsgierigheid niet groter was dan zijn verlangen om dicht bij haar te zijn. Ze rook naar de rode bloemen die naast het meer bloeiden, proefde even fris als het water dat van een van de nabijgelegen watervallen stroomde en alles aan de manier waarop ze hem aanraakte, maakte haar onweerstaanbaar.
Toen ze haar lippen van de zijne haalde en terug afstand zocht, vreesde Severus dat het nu gedaan zou zijn – dat ze nu een lang gesprek zouden beginnen en zouden besluiten dat dit een vreselijke vergissing was – dat ze dit soort gevoelens echt niet konden veroorloven voor elkaar.
Maar haar intenties bleken al snel van een volledig andere aard te zijn, en de verrassing was groot voor Severus toen hij voelde hoe haar zachte handen de zijne grepen en ze hem bemoedigend en met ontzettend veel affectie in haar ogen aankeek. Hij realiseerde niet onmiddellijk dat ze hem zachtjes meetrok en het duurde nog veel langer voor hij besefte waar ze met hem heen wilde. Toen hij de deur van zijn eigen slaapkamer herkende, voelde hij opeens een groeiende paniek, maar met één blik van haar ogen werd die paniek abrupt het zwijgen opgelegd. Hij kon niet aan haar weerstaan, niet nu ze met zoveel verlangen naar hem keek.
Toen de deur eindelijk weer achter hen sloot, wisselden ze nog steeds geen woorden. Dat was ook niet nodig. Ze lieten alle gedachten varen en ruilden deze in voor hun eigen gevoelens en verlangens. Al die verlangens waar ze zich nooit van bewust waren geweest tijdens de oorlog, die ze zonder het zelf te weten diep verborgen hadden gehouden en waarvan ze nu aangenaam verrast waren dat ze ze hadden, kwamen naar boven in die frisse zomernacht. Het genot verdreef al het verdriet, de affectie verdreef alle onzekerheid en de tederheid verdreef alle aarzelingen. Het licht van de volle maan die rees achter de bergen in de verte en het geluid van de frisse zomerbries die door de kamer gleed, werden aanvankelijk niet opgemerkt door hen. Het was pas toen de maan te hoog aan de hemel stond om nog gezien te worden vanuit de kamer, dat ze ineengestrengeld en sereen bij elkaar lagen. Ze spraken nog steeds niet, maar dat was niet nodig. Hij speelde met een lok haren die voor haar gezicht hing en haar hart vloeide over van liefde.
Ondanks al het verlies dat ze hadden geleden, kon ze niet herinneren dat ze ooit gelukkiger dan dit was geweest. Ze kuste hem kort en zonder protest kuste hij haar terug. Zelfs in de duisternis, kon ze zien dat hij glimlachte. Tevreden sloot ze haar ogen en kroop ze dichterbij terwijl ze haar arm om zijn middel sloeg. Met zijn armen om haar heen, viel ze in slaap.
Hij kon hier wel aan wennen.