27/08/2020, 17:47
De verlaten goederenloods maakte plaats voor een groot en sneeuwwit bos. Hij liet haar pols los en tegelijkertijd draaiden ze elkaar de rug toe en zetten ze een aantal stappen naar voren. Beiden apart van elkaar, maar op hetzelfde moment, spraken ze beschermingsspreuken uit. De lucht kleurde wit van hun adem terwijl ze de spreuken fluisterden, voorzichtig opdat niemand hen zou horen zonder de broodnodige bescherming.
Hij vond het raar dat ze zonder protesteren aan de beschermingsspreuken was begonnen. Hij had verwacht dat ze haar vrienden niet zomaar zou verlaten, dat ze hem zou vervloeken omdat hij niet had gewacht op hen.
Het was volledig zijn schuld. Lupos in de steek gelaten. Anderling in de steek gelaten. Daan Thomas dood. Maar hij had niet geweten wat er met Marcel Lubbermans en George Wemel was gebeurd. Hij had hen ook achtergelaten. Tegelijkertijd met het schuldgevoel kwam de hoop in hem naar boven dat ze ook hadden kunnen vluchten. Maar hij wist niet waarheen. Hoe zouden ze elkaar nu nog vinden? Hij wist zelf amper waar ze heen Verschijnseld waren. Zijn instinct had hem hierheen geleid, maar hij wist niet eens waar hier was.
Hij sprak de laatste beschermingsspreuk uit en voelde haar aanwezigheid. Ze stond vlak achter hem. Onzekerheid overmande hem en hij durfde zich niet om te draaien.
Ze nam diep adem en gooide het eruit: "Marcel en George zijn dood."
Hij staarde nog steeds voor zich uit.
Allemaal. Iedereen...
"We.." Ze aarzelde even, alsof het onecht was dat ze dit moest zeggen. "We zijn de enigen die nog over zijn."
Hij knikte langzaam, maar draaide zich nog steeds niet om.
Ze stond er nog steeds – al keek hij niet, zijn rug tintelde onder haar aanhoudende staar. Hij weende niet. Dat deed hij nooit. Maar zijn hoofd voelde enorm zwaar aan, alsof hij het gewicht van de wereld met zich meetorste. En dat was misschien ook zo.
Hij voelde haar hand op zijn schouder. Zacht. Meelevend. Maar hij had dat medeleven niet nodig.
Ze leek dat te voelen en trok haar hand al snel weer terug. Hij hoorde hoe ze zich omdraaide en in haar tas graaide. Aan het geluid kon hij horen dat ze de tenten opzette. Ze liet geen snik.
Het begon te sneeuwen, maar hij bewoog niet. De witte vlokken kleefden zich vast aan zijn haar en hij voelde zijn gezicht koud worden. Hij staarde naar de bomen om hem heen. Nu pas herkende hij de plek.
Het Verboden Bos.
Sinds Zweinstein vijf jaar eerder was gevallen, waren de gewoonlijke spreuken om het terrein afgeschermd te houden niet meer van kracht. Daardoor was hij in het Bos kunnen Verschijnselen. Hij had vast aan Zweinstein gedacht toen hij vluchtte.
Hij draaide zijn hoofd onwillekeurig in de richting van het kasteel – maar ze waren te ver weg om er iets van te zien. Hij wist dat de ruïnes er waren. Het was zelfs alsof hij Perkamentus kon horen schreeuwen in frustratie.
Het was allemaal voorbij.
Anderling. Lupos. Daan. Marcel. George.
Zij waren de laatste overlevenden geweest. De enigen die het vijf jaar lang hadden kunnen volhouden. Op hemzelf en Hermelien na.
Ze was inmiddels in haar kleine en grijze tent verdwenen. Hij draaide zich om en zag zijn eigen donkergrijze tent staan. Het kind had deze voor hem klaargezet, in plaats van de tijd te nemen om te accepteren wat er zonet gebeurd was. Misschien wilde ze het verwerkingsproces uitstellen. Hij gaf haar geen ongelijk.
Het duister viel nu compleet over het Verboden Bos en Severus zuchtte voordat hij in zijn tent kroop.
Hij vond het raar dat ze zonder protesteren aan de beschermingsspreuken was begonnen. Hij had verwacht dat ze haar vrienden niet zomaar zou verlaten, dat ze hem zou vervloeken omdat hij niet had gewacht op hen.
Het was volledig zijn schuld. Lupos in de steek gelaten. Anderling in de steek gelaten. Daan Thomas dood. Maar hij had niet geweten wat er met Marcel Lubbermans en George Wemel was gebeurd. Hij had hen ook achtergelaten. Tegelijkertijd met het schuldgevoel kwam de hoop in hem naar boven dat ze ook hadden kunnen vluchten. Maar hij wist niet waarheen. Hoe zouden ze elkaar nu nog vinden? Hij wist zelf amper waar ze heen Verschijnseld waren. Zijn instinct had hem hierheen geleid, maar hij wist niet eens waar hier was.
Hij sprak de laatste beschermingsspreuk uit en voelde haar aanwezigheid. Ze stond vlak achter hem. Onzekerheid overmande hem en hij durfde zich niet om te draaien.
Ze nam diep adem en gooide het eruit: "Marcel en George zijn dood."
Hij staarde nog steeds voor zich uit.
Allemaal. Iedereen...
"We.." Ze aarzelde even, alsof het onecht was dat ze dit moest zeggen. "We zijn de enigen die nog over zijn."
Hij knikte langzaam, maar draaide zich nog steeds niet om.
Ze stond er nog steeds – al keek hij niet, zijn rug tintelde onder haar aanhoudende staar. Hij weende niet. Dat deed hij nooit. Maar zijn hoofd voelde enorm zwaar aan, alsof hij het gewicht van de wereld met zich meetorste. En dat was misschien ook zo.
Hij voelde haar hand op zijn schouder. Zacht. Meelevend. Maar hij had dat medeleven niet nodig.
Ze leek dat te voelen en trok haar hand al snel weer terug. Hij hoorde hoe ze zich omdraaide en in haar tas graaide. Aan het geluid kon hij horen dat ze de tenten opzette. Ze liet geen snik.
Het begon te sneeuwen, maar hij bewoog niet. De witte vlokken kleefden zich vast aan zijn haar en hij voelde zijn gezicht koud worden. Hij staarde naar de bomen om hem heen. Nu pas herkende hij de plek.
Het Verboden Bos.
Sinds Zweinstein vijf jaar eerder was gevallen, waren de gewoonlijke spreuken om het terrein afgeschermd te houden niet meer van kracht. Daardoor was hij in het Bos kunnen Verschijnselen. Hij had vast aan Zweinstein gedacht toen hij vluchtte.
Hij draaide zijn hoofd onwillekeurig in de richting van het kasteel – maar ze waren te ver weg om er iets van te zien. Hij wist dat de ruïnes er waren. Het was zelfs alsof hij Perkamentus kon horen schreeuwen in frustratie.
Het was allemaal voorbij.
Anderling. Lupos. Daan. Marcel. George.
Zij waren de laatste overlevenden geweest. De enigen die het vijf jaar lang hadden kunnen volhouden. Op hemzelf en Hermelien na.
Ze was inmiddels in haar kleine en grijze tent verdwenen. Hij draaide zich om en zag zijn eigen donkergrijze tent staan. Het kind had deze voor hem klaargezet, in plaats van de tijd te nemen om te accepteren wat er zonet gebeurd was. Misschien wilde ze het verwerkingsproces uitstellen. Hij gaf haar geen ongelijk.
Het duister viel nu compleet over het Verboden Bos en Severus zuchtte voordat hij in zijn tent kroop.