11/12/2020, 18:43
De voorstelling verliep goed. Seth zat helemaal in zijn element. Hij kreeg het publiek mee: er werd gelachen op de momenten dat hij weer eens een kleurrijke parade deed, er werd ge’ooooohd wanneer het moment er was om te ooooh’en en er werd hartelijk geklapt toen de voorstelling was afgelopen; het gezelschap werd begroet met een staande ovatie.
En wat de show nog beter maakte? Het feit dat hij dacht, dacht, Pepijn te zien tussen het publiek. Af en toe, wanneer een lamp hem op dramatische manier van achteren belichtte, belandde het licht tegen een grote zuil aan de zijkant van het zaaltje. En daar zag hij een jongeman met zwart haar – was het…? Of verbeeldde hij het zich? Het bracht in ieder geval motivatie om extra goed zijn best te doen.
Maar hij had het zich niet verbeeld, zo kwam hij er na de show achter. Na de voorstelling ging de hele cast met het publiek nog wat drinken, wat handtekeningen uitdelen, merchandise verkopen, et cetera – en toen hij daar zo stond, nog steeds in kostuum, en lekker met een wijntje in zijn hand stond – werd hij ineens aangesproken. Seth schrok van de stem. Hij keek om en liet zijn wijn bijna uit zijn handen vallen.
‘Pepijn!’ Haastig zette hij de wijn neer en gaf Pepijn een stevige omhelzing – nog steeds in kostuum. De omhelzing duurde enige seconden – en toen liet hij los. Met een glimlach van oor tot oor keek hij Pepijn aan. ‘Ik dacht, ik heb me jouw bestaan verbeeld. Ik ben overal en nergens naartoe gereisd. Via dat… via dat…’ Hij fluisterde: ‘… haardrooster. Maar ik kon je nergens vinden.’
Hij grijnsde. Hij besefte zich dat hij Pepijns hand nog vasthield. Zijn aanraking was fijn; zacht, teder. Ook nu had hij weer dat gevoel als dat hij toen gehad had toen hij Pepijn had ontmoet. Iets van herkenning, waardering. Hij kon gewoon aan alles zien dat Pepijn het goed met hem voorhad. Een persoon met een hart. Hij had Seth geaccepteerd zoals hij was; hij had hem daar plompverloren achter kunnen laten in die kroeg, of weg gestuurd. In plaats daarvan had hij hem een wereld laten zien waar Seth nooit van had durven dromen. Een wereld waar hij nu van hield.
Hij keek Pepijn even recht in zijn ogen en liet toen zijn hand uit de zijne glippen. Hij nam zijn wijnglas weer in zijn hand. ‘Heb je mijn show gezien?’ vroeg hij met een sipje van zijn glas. ‘Wat vond je ervan? Ben je niet geïntimideerd door deze Baron Von Wintern?’ Hij knipoogde.
‘Waarom laat je me vanavond niet zien hoe je dus wél bij je huis komt?’ vroeg hij zachtjes. ‘Ik zit na die show vol adrenaline en… nou ja, ik ben gewend aan lange nachtjes. Ik zou het verschrikkelijk vinden als ik je pas weer over drie maanden zie.’
En wat de show nog beter maakte? Het feit dat hij dacht, dacht, Pepijn te zien tussen het publiek. Af en toe, wanneer een lamp hem op dramatische manier van achteren belichtte, belandde het licht tegen een grote zuil aan de zijkant van het zaaltje. En daar zag hij een jongeman met zwart haar – was het…? Of verbeeldde hij het zich? Het bracht in ieder geval motivatie om extra goed zijn best te doen.
Maar hij had het zich niet verbeeld, zo kwam hij er na de show achter. Na de voorstelling ging de hele cast met het publiek nog wat drinken, wat handtekeningen uitdelen, merchandise verkopen, et cetera – en toen hij daar zo stond, nog steeds in kostuum, en lekker met een wijntje in zijn hand stond – werd hij ineens aangesproken. Seth schrok van de stem. Hij keek om en liet zijn wijn bijna uit zijn handen vallen.
‘Pepijn!’ Haastig zette hij de wijn neer en gaf Pepijn een stevige omhelzing – nog steeds in kostuum. De omhelzing duurde enige seconden – en toen liet hij los. Met een glimlach van oor tot oor keek hij Pepijn aan. ‘Ik dacht, ik heb me jouw bestaan verbeeld. Ik ben overal en nergens naartoe gereisd. Via dat… via dat…’ Hij fluisterde: ‘… haardrooster. Maar ik kon je nergens vinden.’
Hij grijnsde. Hij besefte zich dat hij Pepijns hand nog vasthield. Zijn aanraking was fijn; zacht, teder. Ook nu had hij weer dat gevoel als dat hij toen gehad had toen hij Pepijn had ontmoet. Iets van herkenning, waardering. Hij kon gewoon aan alles zien dat Pepijn het goed met hem voorhad. Een persoon met een hart. Hij had Seth geaccepteerd zoals hij was; hij had hem daar plompverloren achter kunnen laten in die kroeg, of weg gestuurd. In plaats daarvan had hij hem een wereld laten zien waar Seth nooit van had durven dromen. Een wereld waar hij nu van hield.
Hij keek Pepijn even recht in zijn ogen en liet toen zijn hand uit de zijne glippen. Hij nam zijn wijnglas weer in zijn hand. ‘Heb je mijn show gezien?’ vroeg hij met een sipje van zijn glas. ‘Wat vond je ervan? Ben je niet geïntimideerd door deze Baron Von Wintern?’ Hij knipoogde.
‘Waarom laat je me vanavond niet zien hoe je dus wél bij je huis komt?’ vroeg hij zachtjes. ‘Ik zit na die show vol adrenaline en… nou ja, ik ben gewend aan lange nachtjes. Ik zou het verschrikkelijk vinden als ik je pas weer over drie maanden zie.’