28/08/2020, 12:24
Hoofdstuk 20: Een Kwestie van Gevoel
Severus wist niet wat te voelen. Als hij zijn vrijheid kon terugkrijgen... Zou hij alles kunnen doen wat hij maar wilde... Op onderzoek gaan in verre landen... Een boekhandel bezoeken in Zweinsveld... Oude bekenden weer zien...
Maar terwijl de gedachten opwindend waren, waren ze ook beangstigend. Hij had zo lang Azkaban niet verlaten... Hij werd dood gewaand door de hele tovenaarswereld... En de enige mensen en wezens die hij vertrouwde... bevonden zich al op Azkaban.
Hij keek naar Loena. Wilde hij echt zijn vrijheid? Was dat zijn hartswens? Of wilde hij eigenlijk iets anders?
De draak keek Severus lang aan en knikte. “Ik zie dat je twijfelt, Severus. Slaap er nog een nachtje over. Ik zal je wens morgenvroeg inwilligen.”
Severus knikte dankbaar. “Dan zou ik graag terug willen naar mijn kamer... Hoe langer ik hier ben, hoe meer ik betwijfel dat ik ook daadwerkelijk wakker ben...”
“Het is normaal dat je twijfelt,” knikte de draak. “Als ik jouw verleden bekijk, snap ik hoe je het moeilijk hebt om te vertrouwen op iets waarvoor geen wetenschappelijk bewijs bestaat. Voor Loena is dat anders.”
Severus knikte kort en draaide zich toen naar Dobby. Hij leek vreselijk verward en keek niet eens naar Loena om. “Dobby, breng me naar mijn kamer.”
Hij stak zijn hand uit en verdwijnselde met Dobby.
Loena zag hem verdwijnen en stak haar hand uit naar Winky. “Winky, breng me naar zijn kamer.”
“Loena...” De draak keek Loena met een intense blik aan en Loena deed een stap dichter naar de draak. “Laat hem. Hij heeft tijd nodig voor zichzelf.”
Loena knikte, maar begreep het niet helemaal. Zou het voor Severus niet beter zijn als ze erover konden praten?
De draak leek dit te beseffen en sprak Loena verder aan. “Hij zal naar jou komen – vanavond nog. Hij weet dat hij met jou kan praten wanneer hij dat nodig heeft... En hij zal het nodig hebben.”
Loena maakte een kleine buiging. “Dank je voor je raad. Ik zal hem dan opwachten op mijn kamer.”
De draak glimlachte terwijl Loena Winky’s hand nam en ze verdwenen.
Nu zijn grot weer leeg was, klom de draak verder op het eilandje en rolde hij zich op. Hij zou wachten tot ze terugkwamen. Het zou niet lang meer duren nu.
Severus stond voor de kristallen bol op zijn kamer en had denkend zijn hand voor zijn mond. Hij werd onrustig bij het zien van het glazen artefact. Alle mogelijke kleuren leken door het glas heen te schieten – alsof er een explosie gaande was binnenin.
Hij scheurde zijn blik weg en begon te ijsberen. Zijn vrijheid... Hij kon terug vrij worden. De vloek zou verbroken kunnen worden en hij zou eindelijk weg kunnen van Azkaban. Hij zou weer zijn blik kunnen verruimen.
Maar hoe langer hij erover dacht, hoe onzekerder hij werd. Hij was bang. Hij voelde in zichzelf hoe hij angstig was voor de aankomende verandering. Hij kon dit niet alleen aan.
Hij gooide de deur open en rende de trappen af. Hij moest Loena spreken.
Hij was zo verloren in gedachten dat hij vergat op haar deur te kloppen en toen hij op haar kamer aankwam, zat Loena op haar bed, dromend haar haren te kammen. Severus was opgelucht dat ze er was en liep tot bij haar.
“Loena...” Zijn stem klonk bloednerveus. “Ik heb je raad nodig.”
Loena knikte. Net zoals de draak had gezegd... “Weet ik, Severus. Wat scheelt er?”
Severus keek Loena wanhopig aan. “Ik kan morgen vrij zijn, maar ik weet niet of ik het durf! Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer angst ik voel. Ik voel me doodsbenauwd als ik eraan denk om Azkaban te verlaten. Ik weet – het klinkt ongelooflijk stom en ik schaam me er zelfs voor! Maar zou je... Niet voor lang... Maar totdat ik mijn eigen weg vind... Zou je bij me willen blijven? Ik zou me beter voelen met jou in de buurt. Misschien dat ik het dan wel durf.”
Loena luisterde aandachtig en knikte. “Natuurlijk. Geen probleem.”
Severus leek iets opgeluchter en hij omhelsde haar. “Dank je, Loena!”
Maar tijdens de omhelzing knaagde nog steeds iets aan hem. Ze omhelsde hem amper terug. Ze was nog steeds gevoelloos. Hij had beloofd haar te helpen – en in de afgelopen maanden had ze slechts driemaal voor een kwestie van een seconde wat gevoeld. Voelde ze niets anders – na al hun tijd samen?
Langzaam brak Severus de omhelzing, maar hij had nog steeds haar zij vast terwijl hij haar aansprak. “Vind je het niet erg... Om je tijd met mij te verdoen?”
Loena schudde haar hoofd. “Nee... Waarom zou ik dat erg vinden?”
Severus keek in Loena’s dromerige ogen. Geen greintje emotie. Hij wist zelf niet hoe het kon – maar voor deze gevoelloze vrouw voelde hij meer dan voor wie dan ook... En zij voelde niets terug. Of wel?
“Loena...” Zijn stem klonk stil en onzeker. “Ik wil je met me mee... Maar... Wat voel je voor mij?”
Loena keek hem met haar grote ogen aan en antwoordde eerlijk. “Ik voel niets, Severus. Maar ik denk wel dat ik graag bij je ben. Ik zie niet in waarom ik niet graag bij je zou willen zijn. Je bent aardig, beleefd, behulpzaam. Ik weet dat je mijn enige vriend bent. Ik kan me niemand anders bedenken in mijn leven – behalve mijn ouders – die meer tijd met me hebben doorgebracht. Dus ik weet wel zeker dat je een goede vriend van me bent.”
Severus dacht dat hij zijn eigen hart voelde breken. Na al die tijd samen voelde ze nog steeds niets voor hem. Haar concept van vriendschap was gebaseerd op logica – niet op gevoel. Hij liet haar los en stond recht. Hij liep naar haar bureau en raakte even een veer aan die er lag, voordat hij zich omdraaide en in haar emotieloze blik staarde. Hij draaide zich onmiddellijk weer weg en voelde zich machteloos worden.
“Loena, ik wil dat je iets voelt... voor mij,” gaf hij eerlijk toe, terwijl hij niet in haar ogen durfde te kijken. Haar ogen zouden hem er enkel aan doen herinneren dat zijn woorden helemaal niets losmaakten in haar – dat ze evenveel emoties zouden oproepen in haar als de zoekertjes in de Ochtendprofeet. “Je bent beeldschoon en... Ik ben heel graag bij jou. Ik wil je niet alleen als mijn beste vriendin, Loena... Ik wil dat je hetzelfde voelt voor mij als wat ik voor jou voel... Maar... Ik weet niet hoe lang ik nog kan wachten...” Severus liet zijn handen zakken op haar bureau en steunde erop terwijl hij zijn hoofd liet hangen. Hij hoorde niets achter zich en kon zich enkel inbeelden dat Loena niet wist hoe ze daarop moest reageren.
Dat was ook zo. Nog nooit had Loena zulke woorden gehoord en ze wist niet wat ze kon zeggen om Severus tevreden te stellen. Hoe langer ze erover nadacht, hoe duidelijker het werd voor haar dat ze hem niet tevreden zou kunnen stellen. Want ze voelde inderdaad niets. Maar ze vond wel dat Severus meer verdiende dan wat zij hem kon geven.
Loena stond langzaam recht en stapte tot ze naast hem stond. Ze raakte zijn schouder even aan, maar zijn blik bleef gefixeerd op het bureau voor hem. Loena zuchtte even voordat ze hem aansprak. “Ik kan maar één ding bedenken, Severus... Wens voor je vrijheid, verlaat Azkaban en ga op zoek naar iemand die je meer kan geven dan ik. Dan kan je misschien voelen wat je verdient. Ik heb nog een lange weg af te leggen, Severus. Ik ben zelf een slachtoffer van mijn gebrek aan gevoelens. Ik wil niet dat jij er ook één wordt.”
Severus keek Loena aan en van haar gevoelloze blik sprongen er tranen in zijn ogen. Misschien had ze wel gelijk ook...
Zonder nog een woord te zeggen stormde hij de kamer uit en het was pas toen hij haar gang uit was, dat de tranen over zijn wangen stroomden. Snapte ze dan niet dat hij niemand anders wilde hebben dan haar? Dat zij de enige was – al was ze nog zo gevoelloos – die hem leek te begrijpen en hem op zijn gemak kon stellen?
Die avond hing er een vreemde sfeer in de keukens terwijl Winky en Dobby het avondmaal voorbereidden. Na de draak gehoord te hebben, wisten ze dat dit wel eens hun allerlaatste avond in Azkaban kon zijn. Al waren ze blij voor hun meester, ze wisten niet of ze zo blij voor zichzelf waren. Voor Dobby en Winky waren die jaren in Azkaban een hele eer geweest. Het had bijna gevoeld alsof ze weer een eigen meester hadden gehad – een goede meester.
Winky bracht het avondmaal naar Loena’s kamer, maar toen ze terugkeerde naar de keukens, zag ze Dobby denkend in zijn hoekje met stro zitten.
“Wat scheelt er?” vroeg Winky met haar hoge piepstem terwijl ze met kleine pasjes naar Dobby stapte.
“Dobby kon de meester niet vinden in zijn kamer... De meester is haast de hele namiddag niet in zijn kamer geweest. En Dobby vertrouwt het niet. Waarom is de meester niet bij juffrouw Loena? Als dit de laatste dag is dat meester en juffrouw Loena hier zijn... vindt Dobby het maar raar.”
Dobby dacht verder diep na en Winky keek hem aarzelend aan. “Misschien heeft de meester het moeilijk... Net als Dobby en Winky?”
Dobby keek naar Winky en zag dat zij dezelfde onzekerheid in haar ogen had als die wat hij voelde. Ze had gelijk. Het kon voor de meester niet gemakkelijk zijn om Azkaban te verlaten. Dobby stond vastberaden op. “Dobby gaat zijn meester zoeken – ook al is dat voor de allerlaatste keer! Dobby moet de meester spreken!”
Winky knikte. Andere keren zou ze het Dobby hebben afgeraden om de meester op te zoeken, maar nu leek het gepast. Wie weet zouden ze hem nooit meer terugzien eens hij zijn vrijheid had terug gewenst... Winky wilde hem ook nog wel wat zeggen, maar dat kon nog wel wachten. In de tussentijd was het slimmer om Dobby te laten polsen hoe het met de meester was.
“Veel succes, Dobby!”
Dobby glimlachte, al was het te zien dat hij lichtjes nerveus was. “Tot dadelijk, Winky!”
Dobby verdwijnselde en voelde – door huiselveninstinct – waar zijn meester was. Hij verscheen op de trappen voor de Obscura-grot en zag Severus met zijn rug naar hem toe bij de rand van het water staan.
“Meester?”
Severus schrikte op door de kleine huiself en toen hij zich even omdraaide, zag Dobby dat er tranen in de ogen van zijn meester stonden.
“Meester, gaat het?” vroeg Dobby terwijl hij een paar stappen dichter deed en Severus schudde zijn hoofd.
Zijn stem klonk onnatuurlijk verward toen hij lachte. “Nee, natuurlijk niet...”
Severus leek zich te verschrikken van zijn eigen cynische reactie en zijn schouders schokten.
Dobby wist niet wat te doen of hoe te reageren. Hij had zijn meester nog niet eerder zo meegemaakt en het verontrustte de huiself.
“Wilt de meester erover praten?” vroeg Dobby voorzichtig – en – tegen alle verwachtingen in – draaide Severus zich om en knikte hij ja.
Severus zette zich neer in kleermakerszit en Dobby stapte langzaam dichterbij. Severus gebaarde dat de huiself kon gaan zitten en Dobby zette zich ook in kleermakerszit erbij.
“Misschien kan jij me helpen,” zei Severus in een stem zo kalm als hij kon beheersen. “Dobby... Ben jij ooit...” Severus twijfelde. “Ben jij ooit verliefd geweest?”
Dobby staarde zijn meester met grote ogen aan. Was hij nou helemaal doorgedraaid? Welke meester stelde nou zulke idiote vragen aan een huiself?
De huiself sloot snel zijn mond weer toen hij merkte dat hij zijn meester was aan het aangapen.
“Dobby verliefd?” herhaalde de huiself verbaasd.
“Ja,” mijmerde Severus. “Heb jij nooit meer gevoeld voor een andere huiself? Winky bijvoorbeeld?”
Dobby’s wangen kleurden rose. “Dobby is een huiself!” zei Dobby defensief.
Severus keek de huiself verward aan. “Ja, maar, worden jullie nooit verliefd? Hoe worden kleine huiselfjes anders geboren?”
Dobby voelde zich hoogst ongemakkelijk om dat uit te leggen en wist niet waar te beginnen. Na een diepe adem te hebben genomen, keek hij zijn meester bloedserieus aan. “Meester, huiselven worden geboden om kindjes te krijgen wanneer dit de meester goed past. Pas als het de meester schikt, mogen huiselven kleine huiselfjes krijgen.”
Severus snapte het nog steeds niet helemaal. “Dus gaan jullie dan naar jullie meester toe om te vragen of jullie kinderen mogen krijgen?”
“Nee, meester,” zei Dobby. “Huiselven moeten wachten tot de meester dit gebiedt.”
Severus snapte het nog steeds niet helemaal. “Maar hoe zou een meester dan kunnen weten voor wie jullie gevoelens hebben?”
“Niet, meester,” antwoordde Dobby snel. “De meester wijst twee huiselven aan en die moeten dan maar kindjes krijgen.”
Severus keek met grote ogen naar Dobby. “Zoals bij paarden?”
Dobby leek het niet fijn te vinden dat hij vergeleken werd met een paard, maar knikte desondanks. “Ja meester, zoals bij paarden”
Severus keek geschokt toe. “Maar jullie hebben toch ook gevoelens zeker?”
Dobby knikte. “Dat hebben huiselven, ja. Maar een huiself zet die gevoelens aan de kant voor de wensen van zijn meester.”
Severus was verbaasd door deze onthulling. En hier had hij gezeten – zich zielig voelend omdat Loena nooit wat voor hem zou voelen – maar hij werd tenminste niet geboden zijn gevoelens voor zich te houden of de liefde te bedrijven op commando.
“Meester,” zei Dobby langzaam. “Als Dobby mag vragen... Waarom vraagt de meester dit?”
“Ik wilde enkel weten of je ooit gevoelens hebt gehad,” antwoordde Severus defensief, voordat hij Dobby plots inspecterend aankeek. “Maar je hebt die vraag ontweken... Heb je nooit gevoelens gehad voor een andere huiself, Dobby?”
Dobby’s wangen kregen een nogal rose kleur en Dobby knikte instemmend, maar hij zei niets.
Severus glimlachte. Dobby’s onzekerheid verraadde zijn gevoelens hard. “Is het Winky?”
Dobby werd nu haast paars en Severus moest even lachen. “Daar hoef je je niet voor te schamen, Dobby. Ik vraag mezelf af waarom ik er nooit eerder aan gedacht heb dat je haar misschien leuk vond.” Severus leek even in zichzelf na te denken. “Misschien doordat ik zelf nooit met verliefde gevoelens heb gezeten in al die jaren? Mogelijk heb ik daardoor nooit gedacht dat anderen wel zulke gevoelens konden hebben...”
Severus mijmerde verder in zichzelf en Dobby keek zijn meester lang aan. Severus leek in een erg diepe bui te zitten. Was het door Loena dat zijn meester zonet tranen in zijn ogen had gehad? Was het door haar dat hij Dobby had gevraagd of hij ooit gevoelens had gehad?
“Kan Dobby de meester ergens mee helpen?” vroeg Dobby voorzichtig.
Severus knikte langzaam. “Ja... Als het kan... Zou ik graag je raad krijgen.”
Severus’ blik werd weer enorm triest. “Ik heb Loena zonet opgebiecht dat ik... Iets meer gevoelens voor haar koester dan gewone vrienden doen, maar... Zij doet dat niet. Zij koestert amper gevoelens in de eerste plaats. Niets wat ik zeg of doe kan reiken tot haar... bevroren hart.” Severus zuchtte diep. “En ik ben bang voor terug vrij te zijn. Ik zou niets liever willen dan haar aan mijn zij hebben – dat lijkt me het beste gevoel in heel de wereld te zijn...”
Dobby luisterde ademloos, maar glimlachte. In wat zijn meester zei, herkende hij gevoelens die hij zelf ook had.
“Maar als alles zo verder loopt, ben ik morgen vrij en Loena zegt dat ik dan... Ze zei dat ik maar iemand anders moest zoeken... Om mijn gevoelens mee te delen.”
Dobby kon zich inbeelden hoe vreselijk dat was om te horen en hij stond recht en gaf zijn meester een schouderklopje.
“Maar ik wil niemand anders!” zei Severus opeens geaggriveerd. “Ik wil haar! Ik wil dat zij wat voor me voelt. Niet iemand anders! Maar dat kan ze nooit snappen!”
Dobby begreep wat Severus voelde. Hij zou ook immens verdrietig zijn als hij geboden zou worden kindjes te krijgen met een andere huiself – dat moest toch haast hetzelfde aanvoelen?
“Dobby, ik...” Severus wist niet wat hij kon zeggen, maar voelde zich getroost door de aanwezigheid van zijn huiself. “Ik denk niet dat ik ooit nog gelukkig kan zijn... Zelfs als ik mijn vrijheid erbij win... Maar ik... Ik wil wel dat jij gelukkig bent. Ik ben toch jouw meester? Ik wil dat je... Ik wil dat je Winky gelukkig maakt – als zij jou ook graag ziet. Ik wil dat jullie naar je gevoelens kunnen leven en gelukkig kunnen zijn. Als ik morgen vrij ben, ben ik jullie meester niet meer... Maar laat dat dan mijn laatste order zijn aan jullie.”
Dobby keek Severus met ongelovende ogen aan en Severus glimlachte opeens. “Voor mij is er geen hoop meer, maar ik wil geen ander geluk in de weg staan.”
Dobby sprong opeens om de nek van zijn meester en omhelsde Severus zo fel dat deze bijna achterover viel. “Meester!” piepte de huiself gelukkig. “Dobby’s hart! Dobby’s hart is nog nooit zo vrij geweest!”
Severus omhelsde de kleine huiself, maar keek somber voor zich uit. Toen Dobby hem los liet, keek Severus de huiself vastberaden in de ogen.
“Breng me naar de draak, Dobby. Het is tijd om mijn wens te doen.”
Severus wist niet wat te voelen. Als hij zijn vrijheid kon terugkrijgen... Zou hij alles kunnen doen wat hij maar wilde... Op onderzoek gaan in verre landen... Een boekhandel bezoeken in Zweinsveld... Oude bekenden weer zien...
Maar terwijl de gedachten opwindend waren, waren ze ook beangstigend. Hij had zo lang Azkaban niet verlaten... Hij werd dood gewaand door de hele tovenaarswereld... En de enige mensen en wezens die hij vertrouwde... bevonden zich al op Azkaban.
Hij keek naar Loena. Wilde hij echt zijn vrijheid? Was dat zijn hartswens? Of wilde hij eigenlijk iets anders?
De draak keek Severus lang aan en knikte. “Ik zie dat je twijfelt, Severus. Slaap er nog een nachtje over. Ik zal je wens morgenvroeg inwilligen.”
Severus knikte dankbaar. “Dan zou ik graag terug willen naar mijn kamer... Hoe langer ik hier ben, hoe meer ik betwijfel dat ik ook daadwerkelijk wakker ben...”
“Het is normaal dat je twijfelt,” knikte de draak. “Als ik jouw verleden bekijk, snap ik hoe je het moeilijk hebt om te vertrouwen op iets waarvoor geen wetenschappelijk bewijs bestaat. Voor Loena is dat anders.”
Severus knikte kort en draaide zich toen naar Dobby. Hij leek vreselijk verward en keek niet eens naar Loena om. “Dobby, breng me naar mijn kamer.”
Hij stak zijn hand uit en verdwijnselde met Dobby.
Loena zag hem verdwijnen en stak haar hand uit naar Winky. “Winky, breng me naar zijn kamer.”
“Loena...” De draak keek Loena met een intense blik aan en Loena deed een stap dichter naar de draak. “Laat hem. Hij heeft tijd nodig voor zichzelf.”
Loena knikte, maar begreep het niet helemaal. Zou het voor Severus niet beter zijn als ze erover konden praten?
De draak leek dit te beseffen en sprak Loena verder aan. “Hij zal naar jou komen – vanavond nog. Hij weet dat hij met jou kan praten wanneer hij dat nodig heeft... En hij zal het nodig hebben.”
Loena maakte een kleine buiging. “Dank je voor je raad. Ik zal hem dan opwachten op mijn kamer.”
De draak glimlachte terwijl Loena Winky’s hand nam en ze verdwenen.
Nu zijn grot weer leeg was, klom de draak verder op het eilandje en rolde hij zich op. Hij zou wachten tot ze terugkwamen. Het zou niet lang meer duren nu.
Severus stond voor de kristallen bol op zijn kamer en had denkend zijn hand voor zijn mond. Hij werd onrustig bij het zien van het glazen artefact. Alle mogelijke kleuren leken door het glas heen te schieten – alsof er een explosie gaande was binnenin.
Hij scheurde zijn blik weg en begon te ijsberen. Zijn vrijheid... Hij kon terug vrij worden. De vloek zou verbroken kunnen worden en hij zou eindelijk weg kunnen van Azkaban. Hij zou weer zijn blik kunnen verruimen.
Maar hoe langer hij erover dacht, hoe onzekerder hij werd. Hij was bang. Hij voelde in zichzelf hoe hij angstig was voor de aankomende verandering. Hij kon dit niet alleen aan.
Hij gooide de deur open en rende de trappen af. Hij moest Loena spreken.
Hij was zo verloren in gedachten dat hij vergat op haar deur te kloppen en toen hij op haar kamer aankwam, zat Loena op haar bed, dromend haar haren te kammen. Severus was opgelucht dat ze er was en liep tot bij haar.
“Loena...” Zijn stem klonk bloednerveus. “Ik heb je raad nodig.”
Loena knikte. Net zoals de draak had gezegd... “Weet ik, Severus. Wat scheelt er?”
Severus keek Loena wanhopig aan. “Ik kan morgen vrij zijn, maar ik weet niet of ik het durf! Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer angst ik voel. Ik voel me doodsbenauwd als ik eraan denk om Azkaban te verlaten. Ik weet – het klinkt ongelooflijk stom en ik schaam me er zelfs voor! Maar zou je... Niet voor lang... Maar totdat ik mijn eigen weg vind... Zou je bij me willen blijven? Ik zou me beter voelen met jou in de buurt. Misschien dat ik het dan wel durf.”
Loena luisterde aandachtig en knikte. “Natuurlijk. Geen probleem.”
Severus leek iets opgeluchter en hij omhelsde haar. “Dank je, Loena!”
Maar tijdens de omhelzing knaagde nog steeds iets aan hem. Ze omhelsde hem amper terug. Ze was nog steeds gevoelloos. Hij had beloofd haar te helpen – en in de afgelopen maanden had ze slechts driemaal voor een kwestie van een seconde wat gevoeld. Voelde ze niets anders – na al hun tijd samen?
Langzaam brak Severus de omhelzing, maar hij had nog steeds haar zij vast terwijl hij haar aansprak. “Vind je het niet erg... Om je tijd met mij te verdoen?”
Loena schudde haar hoofd. “Nee... Waarom zou ik dat erg vinden?”
Severus keek in Loena’s dromerige ogen. Geen greintje emotie. Hij wist zelf niet hoe het kon – maar voor deze gevoelloze vrouw voelde hij meer dan voor wie dan ook... En zij voelde niets terug. Of wel?
“Loena...” Zijn stem klonk stil en onzeker. “Ik wil je met me mee... Maar... Wat voel je voor mij?”
Loena keek hem met haar grote ogen aan en antwoordde eerlijk. “Ik voel niets, Severus. Maar ik denk wel dat ik graag bij je ben. Ik zie niet in waarom ik niet graag bij je zou willen zijn. Je bent aardig, beleefd, behulpzaam. Ik weet dat je mijn enige vriend bent. Ik kan me niemand anders bedenken in mijn leven – behalve mijn ouders – die meer tijd met me hebben doorgebracht. Dus ik weet wel zeker dat je een goede vriend van me bent.”
Severus dacht dat hij zijn eigen hart voelde breken. Na al die tijd samen voelde ze nog steeds niets voor hem. Haar concept van vriendschap was gebaseerd op logica – niet op gevoel. Hij liet haar los en stond recht. Hij liep naar haar bureau en raakte even een veer aan die er lag, voordat hij zich omdraaide en in haar emotieloze blik staarde. Hij draaide zich onmiddellijk weer weg en voelde zich machteloos worden.
“Loena, ik wil dat je iets voelt... voor mij,” gaf hij eerlijk toe, terwijl hij niet in haar ogen durfde te kijken. Haar ogen zouden hem er enkel aan doen herinneren dat zijn woorden helemaal niets losmaakten in haar – dat ze evenveel emoties zouden oproepen in haar als de zoekertjes in de Ochtendprofeet. “Je bent beeldschoon en... Ik ben heel graag bij jou. Ik wil je niet alleen als mijn beste vriendin, Loena... Ik wil dat je hetzelfde voelt voor mij als wat ik voor jou voel... Maar... Ik weet niet hoe lang ik nog kan wachten...” Severus liet zijn handen zakken op haar bureau en steunde erop terwijl hij zijn hoofd liet hangen. Hij hoorde niets achter zich en kon zich enkel inbeelden dat Loena niet wist hoe ze daarop moest reageren.
Dat was ook zo. Nog nooit had Loena zulke woorden gehoord en ze wist niet wat ze kon zeggen om Severus tevreden te stellen. Hoe langer ze erover nadacht, hoe duidelijker het werd voor haar dat ze hem niet tevreden zou kunnen stellen. Want ze voelde inderdaad niets. Maar ze vond wel dat Severus meer verdiende dan wat zij hem kon geven.
Loena stond langzaam recht en stapte tot ze naast hem stond. Ze raakte zijn schouder even aan, maar zijn blik bleef gefixeerd op het bureau voor hem. Loena zuchtte even voordat ze hem aansprak. “Ik kan maar één ding bedenken, Severus... Wens voor je vrijheid, verlaat Azkaban en ga op zoek naar iemand die je meer kan geven dan ik. Dan kan je misschien voelen wat je verdient. Ik heb nog een lange weg af te leggen, Severus. Ik ben zelf een slachtoffer van mijn gebrek aan gevoelens. Ik wil niet dat jij er ook één wordt.”
Severus keek Loena aan en van haar gevoelloze blik sprongen er tranen in zijn ogen. Misschien had ze wel gelijk ook...
Zonder nog een woord te zeggen stormde hij de kamer uit en het was pas toen hij haar gang uit was, dat de tranen over zijn wangen stroomden. Snapte ze dan niet dat hij niemand anders wilde hebben dan haar? Dat zij de enige was – al was ze nog zo gevoelloos – die hem leek te begrijpen en hem op zijn gemak kon stellen?
Die avond hing er een vreemde sfeer in de keukens terwijl Winky en Dobby het avondmaal voorbereidden. Na de draak gehoord te hebben, wisten ze dat dit wel eens hun allerlaatste avond in Azkaban kon zijn. Al waren ze blij voor hun meester, ze wisten niet of ze zo blij voor zichzelf waren. Voor Dobby en Winky waren die jaren in Azkaban een hele eer geweest. Het had bijna gevoeld alsof ze weer een eigen meester hadden gehad – een goede meester.
Winky bracht het avondmaal naar Loena’s kamer, maar toen ze terugkeerde naar de keukens, zag ze Dobby denkend in zijn hoekje met stro zitten.
“Wat scheelt er?” vroeg Winky met haar hoge piepstem terwijl ze met kleine pasjes naar Dobby stapte.
“Dobby kon de meester niet vinden in zijn kamer... De meester is haast de hele namiddag niet in zijn kamer geweest. En Dobby vertrouwt het niet. Waarom is de meester niet bij juffrouw Loena? Als dit de laatste dag is dat meester en juffrouw Loena hier zijn... vindt Dobby het maar raar.”
Dobby dacht verder diep na en Winky keek hem aarzelend aan. “Misschien heeft de meester het moeilijk... Net als Dobby en Winky?”
Dobby keek naar Winky en zag dat zij dezelfde onzekerheid in haar ogen had als die wat hij voelde. Ze had gelijk. Het kon voor de meester niet gemakkelijk zijn om Azkaban te verlaten. Dobby stond vastberaden op. “Dobby gaat zijn meester zoeken – ook al is dat voor de allerlaatste keer! Dobby moet de meester spreken!”
Winky knikte. Andere keren zou ze het Dobby hebben afgeraden om de meester op te zoeken, maar nu leek het gepast. Wie weet zouden ze hem nooit meer terugzien eens hij zijn vrijheid had terug gewenst... Winky wilde hem ook nog wel wat zeggen, maar dat kon nog wel wachten. In de tussentijd was het slimmer om Dobby te laten polsen hoe het met de meester was.
“Veel succes, Dobby!”
Dobby glimlachte, al was het te zien dat hij lichtjes nerveus was. “Tot dadelijk, Winky!”
Dobby verdwijnselde en voelde – door huiselveninstinct – waar zijn meester was. Hij verscheen op de trappen voor de Obscura-grot en zag Severus met zijn rug naar hem toe bij de rand van het water staan.
“Meester?”
Severus schrikte op door de kleine huiself en toen hij zich even omdraaide, zag Dobby dat er tranen in de ogen van zijn meester stonden.
“Meester, gaat het?” vroeg Dobby terwijl hij een paar stappen dichter deed en Severus schudde zijn hoofd.
Zijn stem klonk onnatuurlijk verward toen hij lachte. “Nee, natuurlijk niet...”
Severus leek zich te verschrikken van zijn eigen cynische reactie en zijn schouders schokten.
Dobby wist niet wat te doen of hoe te reageren. Hij had zijn meester nog niet eerder zo meegemaakt en het verontrustte de huiself.
“Wilt de meester erover praten?” vroeg Dobby voorzichtig – en – tegen alle verwachtingen in – draaide Severus zich om en knikte hij ja.
Severus zette zich neer in kleermakerszit en Dobby stapte langzaam dichterbij. Severus gebaarde dat de huiself kon gaan zitten en Dobby zette zich ook in kleermakerszit erbij.
“Misschien kan jij me helpen,” zei Severus in een stem zo kalm als hij kon beheersen. “Dobby... Ben jij ooit...” Severus twijfelde. “Ben jij ooit verliefd geweest?”
Dobby staarde zijn meester met grote ogen aan. Was hij nou helemaal doorgedraaid? Welke meester stelde nou zulke idiote vragen aan een huiself?
De huiself sloot snel zijn mond weer toen hij merkte dat hij zijn meester was aan het aangapen.
“Dobby verliefd?” herhaalde de huiself verbaasd.
“Ja,” mijmerde Severus. “Heb jij nooit meer gevoeld voor een andere huiself? Winky bijvoorbeeld?”
Dobby’s wangen kleurden rose. “Dobby is een huiself!” zei Dobby defensief.
Severus keek de huiself verward aan. “Ja, maar, worden jullie nooit verliefd? Hoe worden kleine huiselfjes anders geboren?”
Dobby voelde zich hoogst ongemakkelijk om dat uit te leggen en wist niet waar te beginnen. Na een diepe adem te hebben genomen, keek hij zijn meester bloedserieus aan. “Meester, huiselven worden geboden om kindjes te krijgen wanneer dit de meester goed past. Pas als het de meester schikt, mogen huiselven kleine huiselfjes krijgen.”
Severus snapte het nog steeds niet helemaal. “Dus gaan jullie dan naar jullie meester toe om te vragen of jullie kinderen mogen krijgen?”
“Nee, meester,” zei Dobby. “Huiselven moeten wachten tot de meester dit gebiedt.”
Severus snapte het nog steeds niet helemaal. “Maar hoe zou een meester dan kunnen weten voor wie jullie gevoelens hebben?”
“Niet, meester,” antwoordde Dobby snel. “De meester wijst twee huiselven aan en die moeten dan maar kindjes krijgen.”
Severus keek met grote ogen naar Dobby. “Zoals bij paarden?”
Dobby leek het niet fijn te vinden dat hij vergeleken werd met een paard, maar knikte desondanks. “Ja meester, zoals bij paarden”
Severus keek geschokt toe. “Maar jullie hebben toch ook gevoelens zeker?”
Dobby knikte. “Dat hebben huiselven, ja. Maar een huiself zet die gevoelens aan de kant voor de wensen van zijn meester.”
Severus was verbaasd door deze onthulling. En hier had hij gezeten – zich zielig voelend omdat Loena nooit wat voor hem zou voelen – maar hij werd tenminste niet geboden zijn gevoelens voor zich te houden of de liefde te bedrijven op commando.
“Meester,” zei Dobby langzaam. “Als Dobby mag vragen... Waarom vraagt de meester dit?”
“Ik wilde enkel weten of je ooit gevoelens hebt gehad,” antwoordde Severus defensief, voordat hij Dobby plots inspecterend aankeek. “Maar je hebt die vraag ontweken... Heb je nooit gevoelens gehad voor een andere huiself, Dobby?”
Dobby’s wangen kregen een nogal rose kleur en Dobby knikte instemmend, maar hij zei niets.
Severus glimlachte. Dobby’s onzekerheid verraadde zijn gevoelens hard. “Is het Winky?”
Dobby werd nu haast paars en Severus moest even lachen. “Daar hoef je je niet voor te schamen, Dobby. Ik vraag mezelf af waarom ik er nooit eerder aan gedacht heb dat je haar misschien leuk vond.” Severus leek even in zichzelf na te denken. “Misschien doordat ik zelf nooit met verliefde gevoelens heb gezeten in al die jaren? Mogelijk heb ik daardoor nooit gedacht dat anderen wel zulke gevoelens konden hebben...”
Severus mijmerde verder in zichzelf en Dobby keek zijn meester lang aan. Severus leek in een erg diepe bui te zitten. Was het door Loena dat zijn meester zonet tranen in zijn ogen had gehad? Was het door haar dat hij Dobby had gevraagd of hij ooit gevoelens had gehad?
“Kan Dobby de meester ergens mee helpen?” vroeg Dobby voorzichtig.
Severus knikte langzaam. “Ja... Als het kan... Zou ik graag je raad krijgen.”
Severus’ blik werd weer enorm triest. “Ik heb Loena zonet opgebiecht dat ik... Iets meer gevoelens voor haar koester dan gewone vrienden doen, maar... Zij doet dat niet. Zij koestert amper gevoelens in de eerste plaats. Niets wat ik zeg of doe kan reiken tot haar... bevroren hart.” Severus zuchtte diep. “En ik ben bang voor terug vrij te zijn. Ik zou niets liever willen dan haar aan mijn zij hebben – dat lijkt me het beste gevoel in heel de wereld te zijn...”
Dobby luisterde ademloos, maar glimlachte. In wat zijn meester zei, herkende hij gevoelens die hij zelf ook had.
“Maar als alles zo verder loopt, ben ik morgen vrij en Loena zegt dat ik dan... Ze zei dat ik maar iemand anders moest zoeken... Om mijn gevoelens mee te delen.”
Dobby kon zich inbeelden hoe vreselijk dat was om te horen en hij stond recht en gaf zijn meester een schouderklopje.
“Maar ik wil niemand anders!” zei Severus opeens geaggriveerd. “Ik wil haar! Ik wil dat zij wat voor me voelt. Niet iemand anders! Maar dat kan ze nooit snappen!”
Dobby begreep wat Severus voelde. Hij zou ook immens verdrietig zijn als hij geboden zou worden kindjes te krijgen met een andere huiself – dat moest toch haast hetzelfde aanvoelen?
“Dobby, ik...” Severus wist niet wat hij kon zeggen, maar voelde zich getroost door de aanwezigheid van zijn huiself. “Ik denk niet dat ik ooit nog gelukkig kan zijn... Zelfs als ik mijn vrijheid erbij win... Maar ik... Ik wil wel dat jij gelukkig bent. Ik ben toch jouw meester? Ik wil dat je... Ik wil dat je Winky gelukkig maakt – als zij jou ook graag ziet. Ik wil dat jullie naar je gevoelens kunnen leven en gelukkig kunnen zijn. Als ik morgen vrij ben, ben ik jullie meester niet meer... Maar laat dat dan mijn laatste order zijn aan jullie.”
Dobby keek Severus met ongelovende ogen aan en Severus glimlachte opeens. “Voor mij is er geen hoop meer, maar ik wil geen ander geluk in de weg staan.”
Dobby sprong opeens om de nek van zijn meester en omhelsde Severus zo fel dat deze bijna achterover viel. “Meester!” piepte de huiself gelukkig. “Dobby’s hart! Dobby’s hart is nog nooit zo vrij geweest!”
Severus omhelsde de kleine huiself, maar keek somber voor zich uit. Toen Dobby hem los liet, keek Severus de huiself vastberaden in de ogen.
“Breng me naar de draak, Dobby. Het is tijd om mijn wens te doen.”