28/08/2020, 12:20
Hoofdstuk 10: Een Zicht op het Verleden
Loena werd die ochtend al vroeg wakker. Ze strekte zich uit en stond op. De Hersenpan van Severus scheen een zilveren licht uit en Loena herinnerde zich dat Severus haar wilde vertrouwen met het verhaal over hoe hij in Azkaban terecht was gekomen.
Maar eerst wilde ze zich aankleden. Ze trok een warme blauwe trui over een lange rode rok aan en stroopte haar mouwen op. Ze bond haar haren half samen en ruimde vervolgens haar nachtkleed op.
Ze ging in haar zetel voor de Hersenpan zitten en hield haar haren naar achteren terwijl ze haar hoofd in de koude vloeistof liet zakken en haar ogen wijd openhield.
Ze zag langzaamaan stenen muren om haar heen vormen, totdat ze zag dat ze zich in een lange gang bevond. Severus lag op de grond en een tovenaar – een Schouwer – slingerde vloeken haar kant uit. Loena zag de vloeken haar voorbij vliegen en toen ze zich omdraaide, zag ze Bellatrix Van Detta.
Ze keek even naar de heks en besefte zich dat dit tafereel zich waarschijnlijk een paar dagen voor haar dood had afgespeeld. Ze bevonden zich immers in het Ministerie – en als dit de dag was dat Severus van de aardbol verdween – zou het ook een van de laatste dagen van Bellatrix Van Detta zijn.
Een groen licht passeerde Loena en raakte de Schouwer, die dood neerviel.
Bellatrix liep richting Severus, die door de boeien rond zijn handen en voeten niet kon rechtkomen. Loena hoorde hoe ze hem gemene woorden toesprak, maar Severus reageerde even nijdig terug.
“Zeg toch gewoon wat je hier doet! Als je me dood wil, doe het dan en maak je weg!”
“Dood? Waarom zou ik jou toch maar dood willen? Even denken waarom ik jou dood zou willen...”
Ze keek met grote ogen toe hoe Bellatrix plots uithaalde en Severus in zijn buik stampte. Loena deed onmiddellijk een aantal stappen dichterbij om te zien hoe het met Severus was, want hij leek al veel pijn te hebben.
“Ik weet het weer... OMDAT JE DE DUISTERE HEER HEBT VERRADEN!”
Ditmaal sloeg Bellatrix het hoofd van Severus op de grond en Loena wilde Bellatrix stoppen, maar herinnerde zich dat ze in deze Hersenpan geen enkele macht had. In de ogen van de figuren voor haar, bestond ze niet.
Ze luisterde naar Severus toen hij Bellatrix aansprak. “Als ik jou was zou ik me haasten, Bellatrix. Binnen een paar momenten zal het hier krioelen van de Schouwers en als ik nog leef... Nou ja, dan zou het zonde zijn van je genomen moeite om hier aanwezig te zijn.”
“Ha! Waarom denk je toch maar dat ik je zou willen doden? Een verrader verdient niet zo een eervolle lotsbestemming. Wat ik met jou van plan ben, is erger dan de dood... Veel erger.”
Ze keek hulpeloos toe hoe Bellatrix haar wraak botvierde op Severus. Het viel haar ook op dat hoe langer Bellatrix bleef slaan, stampen en vloeken, hoe waziger Loena de wereld om zich heen zag en hoe vaker er woorden in zinnen ontbraken. Severus had zich door de fysieke schade niet zoveel kunnen herinneren als anders – en de wazige dingen die ze zag, waren een uiting van de pijn die Severus op dat moment had gevoeld.
Toen Bellatrix sprak over een vloek – een vloek die ze speciaal voor Severus had gemaakt – spitste ze haar oren. Maar na twee vreselijke Foltervloeken was Severus in zo een erge pijn dat zijn herinneringen haast waardeloos waren. De vloek die Bellatrix uitsprak, was niet te verstaan en wat Loena kon zien was al even wazig. Uiteindelijk hoorde ze Bellatrix nog een “Vaarwel, Severus!” roepen en het volgende moment werd de ruimte om hen heen wazig en een tel later stond ze op een andere wazige plaats, maar ditmaal leek Loena de plek te herkennen. Donkere wolken verzamelden zich boven hen, alsof ze naar die plek werden aangetrokken en om hen heen zag ze de vormen van de ruines die ze nu al te goed kende.
“Azkaban...” mijmerde Loena en ze keek naar Severus, die bewusteloos op de grond lag en een seconde later werd alles zwart om hen heen.
Een moment later toonde de wereld om hen heen zich weer iets duidelijker, al bleef het wazig. Het was het plein van Azkaban waar ze zich nog steeds bevonden. Severus werd wakker in het zand van het plein en op zijn gelaat plakte gedroogd bloed. Het viel Loena nu opeens op dat een paar meter verder een glazen bol lag – een kristallen bol waarin zwarte rook zich verspreidde. Loena herinnerde zich de bol. Hij stond in Severus’ kamer.
Loena keek toe hoe haar oude toverdrankmeester met geboeide handen en voeten probeerde recht te komen, maar door pijn moest opgeven en terug in het zand viel. Het leek alsof er uren verstreken en geregeld werd het beeld om hen donker, maar Severus leek niet veel vooruitgang te maken en bleef telkens uitgeput in het zand liggen en geraakte nergens. Op een bepaald punt regende het zelfs en lag Severus nog steeds geboeid, nu enkele meters verder in het zand. Loena vroeg zich af hoe lang hij zich daar in die positie had bevonden – waren het uren of dagen? - en hoe was hij er ooit uitgeraakt zonder toverstaf? Toen het beeld om hen opeens terug donker werd en vervolgens alles terug verscheen, zat er iemand naast Severus. In de verte kwam de zon op, maar boven hen hingen nog steeds donkere wolken.
Al was het beeld nog steeds wazig, Loena herkende de rug van de persoon.
“Harry!”
Harry kon haar echter niet horen – hij was immers maar een herinnering – maar sprak in de plaats daarvan enkele spreuken over Severus uit. Loena bemerkte dat Harry’s bezem naast hem lag. Hoe had hij geweten dat hij hier moest komen zoeken? Of had Harry Severus bij toeval gevonden?
Het beeld werd scherper en Loena zag hoe Harry de wondes van Severus genas. Severus keek wantrouwend naar Harry en zei niets terwijl Harry de boeien van Severus losmaakte en hem een hand gaf om hem recht te trekken. Het was ook aan Harry te merken dat hij zich onwennig voelde bij de situatie en ze zeiden beiden niets voor enkele momenten.
Het was uiteindelijk Severus die het eerste woord zei.
“Potter...” Hij keek Harry onderzoekend aan. “Ben je hier om me te redden van deze vreselijke plek?”
Harry bleef stil en sloeg zijn ogen naar de grond toen Severus niet wegkeek.
Severus knikte. “Neen dus... Kan je me ook uitleggen waarom niet?”
Harry leek even te aarzelen, maar begon vervolgens toch te vertellen.
“Het was niet gemakkelijk om deze informatie uit Bellatrix los te krijgen,” gaf Harry toe. “Helemaal niet... Al heeft Veritaserum wel wat geholpen.”
“Veritaserum is verboden voor gebruik,” merkte Severus streng op en Harry knikte schuldig.
“U heeft mijn leven al meer dan eens gered, besef ik nu. Ik moest weten waar u was. Als ik haar had moeten folteren, had ik het gedaan. U zou dat ook gedaan hebben.”
“Beeld je niet teveel in,” zei Severus spottend. “De enige reden dat ik je hielp was omdat je de Uitverkorene was – niet omdat ik je graag heb hoor.”
Harry trok zijn wenkbrauw op. “Beeld u dan ook niet teveel in. Ik help u ook alleen maar omdat ik in uw schuld sta. Ook niet omdat ik u graag heb hoor!”
De twee mannen keken elkaar even gefrustreerd aan, maar uiteindelijk ging Harry verder.
“Bellatrix heeft een oeroude vloek op u uitgesproken. Het minst leuke aan die vloek is het resultaat ervan... Ze heeft u gebonden aan deze locatie.”
Severus keek met diep gefronste wenkbrauwen toe. Het was overduidelijk dat hij niet hield van hetgeen Harry hem vertelde.
“De vloek verbindt u aan twee zaken – en de twee zaken aan u. Een van die zaken ligt daar op de grond.” Harry wees naar de glazen bol. “U kan niet leven zonder die bol. En het andere waarmee u bent verbonden, is deze plek zelf. Azkaban. Jullie drieën staan nu in verbintenis met elkaar.”
“Is de vloek op te heffen?” vroeg Severus met een bittere toon in zijn stem. Hij leek het antwoord al te kennen.
Harry schudde zijn hoofd. “Nee. Volgens Bellatrix is er geen hoop voor u. U zult hier niet weggeraken.”
Severus keek bitter. “Een lot erger dan de dood...” mompelde Severus bij het herinneren aan wat Bellatrix hem had gezegd. Hij keek boven hem en bemerkte de duistere wolken die boven Azkaban leken te draaien. Als dat zo tot in de eeuwigheid zou blijven, zou Azkaban zeker geen aangename plek blijken om te wonen. Hij wilde Bellatrix vervloeken. “Vreselijke heks...”
“Oh,” herinnerde Harry zich opeens. “Bellatrix... is dood.”
“WAT?!” Sneep voelde zich aangevallen door die opmerking. Het was alsof hem zelfs zijn wraak ontnomen werd!
“Ze heeft haar eigen leven genomen nadat we haar Veritaserum hadden gegeven... Ze kon er niet mee leven dat ze had verraden wat ze met u had gedaan – al heeft ze niet gezegd waar u was – ik heb u zelf moeten zoeken! Ik denk dat ze bang was dat we zouden proberen los te peuteren waar u was en dat we dan uw leven aangenamer konden maken – en dat wilde ze niet... Ik ben toen zelf begonnen met zoeken – ik ben drie dagen op pad geweest voor u te vinden!”
Sneep was woedend.
“Hoe dan ook – of je er nu van weet of niet – het blijft een vreselijk lot.”
“Niet noodzakelijk!” probeerde Harry hem op te beuren. “Als Bellatrix haar plan was gelukt, had niemand geweten waar u had gezeten en was u hier alleen gebleven. Maar nu ik u heb gevonden, kan ik helpen. Ik kan ervoor zorgen dat deze plek niet vergeten word – dat deze plek weer een nut krijgt.” Harry ging gemotiveerd verder. “Wat als we van deze locatie een oorlogsmuseum zouden maken? U zou vast wel veel bezoekers krijgen. Of anders een onderzoekscentrum voor maritieme doeleinden? Zeemonsters en zo onderzoeken – de locatie is er alvast geschikt voor!”
Severus was al niet meer geïnteresseerd en had zijn rug naar Harry gedraaid.
“Zoals ik al zei...” herhaalde Severus bitter. “...een lot erger dan de dood dus!”
Harry fronste, niet-begrijpend wat er zo erg was aan zijn voorstellen. “Wat zou u dan zelf willen?”
Severus had niet lang nodig om zijn antwoord te bedenken. “Rust.”
“Dat kan natuurlijk ook,” mompelde Harry. “Ik kan u wekelijks bezoeken en voorzien in alles wat u nodig heeft. Als u wilt, kan ik ook Ron en Hermelien betrekken. Of als u liever uw oude collega’s terugziet, ben ik er zeker van dat ook Anderling en Banning het wel zien zitten om geregeld eens langs te komen.”
“Snap je de betekenis van het woord rust niet?” reageerde Severus nijdig. “Ik wil geen bezoek, ik wil alleen gelaten worden.”
Harry zuchtte. “En hoe geraakt u dan aan uw eten? Of hoe voorkomt u dat u gek wordt als u hier jaren alleen zit?”
“Als het mijn lot is om hier uit te hongeren, dan is het maar zo. Ik geloof er niet in dat de dood zo erg is.”
Harry geraakte geïrriteerd door Severus’ negatieve houding. “Anders haal ik u gewoon een touw en dan vertrouw ik erop dat u wel een balk vindt!”
Severus en Harry wisselden een haatdragende blik uit.
“Anders vertrek je gewoon en kom je nooit meer terug, wat dacht je daarvan, Potter?”
“Geen probleem, Sneep.”
Harry liep geirriteerd naar zijn bezem en raapte die op. Voordat hij echter opstapte, herinnerde hij zich iets en reikte hij in zijn binnenzak. Hij wierp een toverstaf naar Severus, die deze handig opving.
Severus herkende zijn staf en vroeg: “Hoe heb...”
“Uit het Ministerie gejat,” antwoordde Harry voordat Severus zijn zin kon afmaken. “Ik had het idee dat u hem wel nodig zou hebben.”
Severus leek te twijfelen.
“Ik dank je voor het terugbrengen van mijn toverstaf, Potter, maar ik wil dat je één ding weet...” Severus deed een paar stappen dichter en keek Potter dreigend aan. “Als je ook maar één tovenaar of heks hierheen stuurt, zal ik niet aarzelen om deze toverstaf te gebruiken. Ongeacht wie het ook is – ik zal ervoor zorgen dat die persoon – en jij – betreurt dat die hier ooit is gekomen. Begrepen?”
Harry zweeg even maar glimlachte toen opeens sluw. “Geen probleem. Geen heks of tovenaar zal hier ooit iets van te weten komen.”
Severus keek Harry wantrouwend aan. Hij vertrouwde de jongen niet, maar had geen flauw idee wat zijn idiote grijns betekende.
“De mazzel, Sneep.”
Severus keek hoe Harry wegvloog. Hij had geen flauw benul dat het nog tien jaar zou duren voor hij een ander mens tegen het lijf zou lopen in Azkaban.
Nadat Harry uit het zicht verdwenen was, vervaagde het beeld en een moment later bevond Loena zich met Severus in zijn kamer. Aan de stoppels op zijn kin te zien, was hij toch al een aantal dagen hier.
Severus had de glazen bol al een plek gegeven op een doek in zijn kast en ook de rest van zijn kamer leek amper anders dan die heden ten dage was.
Loena verschrok zich toen ze twee plofjes hoorde en Dobby en Winky in de kamer verschenen. Ook Severus trok onmiddellijk zijn toverstaf en richtte die dreigend op de twee huiselven.
Dobby en Winky gingen onmiddellijk op hun knieën zitten en schoven hun korte handen voor hen uit in een nederige pose.
Severus had zijn toverstaf nog steeds op hen gericht, maar Loena merkte dat zijn hand trilde.
“Wie zijn jullie? Wat moeten jullie?” blafte Severus dreigend.
Het was Dobby die zijn hoofd een beetje lichtte en hem antwoordde. “Dobby en Winky, Meester. Dobby en Winky hebben de taak gekregen te zorgen dat u niets ontbrak.”
Severus gromde. “Potter! Ik had hem nog zo gezegd...”
“...om geen tovenaars of heksen te sturen,” vulde Winky aan. “Daarom stuurde Harry Dobby en Winky naar u, Heer. Dobby en Winky zijn verboden om iemand over u te vertellen. Dobby en Winky zijn vrije elven en kunnen u dienen als u dat nodig hebt. Zonder dat Dobby en Winky ooit iemand vertellen over u, Heer.”
Severus keek naar Dobby en herkende de huiself. “Jij bent de oude huiself van de familie Malfidus.”
Dobby leek even verschrokken van het feit dat hij zo herkend werd en trok zijn muts voor zijn ogen en bukte zich weer met zijn gezicht naar de grond.
Severus leek te aarzelen. Het leek alsof hij hen wilde wegsturen, maar zich realiseerde dat hij hen zou nodig hebben om te overleven. Zijn hand trilde nog steeds, maar opeens liet hij zijn toverstaf zakken.
“Ik ben bang,” zei hij in een onnatuurlijk stille stem voor zijn doen en hij ontweek hun blikken. “... dat ik jullie inderdaad zal nodig hebben. De aanwezige voorraad eten zal me niet voor langer dan drie maanden kunnen onderhouden...”
“Meester Harry heeft Dobby en Winky gezegd dat er op Zweinstein altijd eten voor u is,” legde Dobby uit. “Dobby en Winky werken daar ook nog steeds maar kunnen naar u Verschijnselen als u ons roept. Harry heeft u onze nieuwe Heer gemaakt – maar Dobby en Winky zijn eigenlijk vrije huiselven.”
Severus aarzelde. “Dan wil ik jullie je vrijheid niet ontnemen. Jullie hoeven mij niet te dienen als jullie vrije elven zijn.”
“Dobby kiest er zelf voor!” protesteerde Dobby opeens. “Dobby is vrij door Harry Potter, maar helpt graag iemand die Harry Potter heeft geholpen.”
Winky sprak stil en onzeker. “Winky is vrij tegen haar wil. Graag had Winky weer een meester gehad – in plaats van enkel een vrije elf in de keukens van Zweinstein te zijn. De andere huiselven spreken niet goed van Dobby en Winky omdat ze vrij zijn.”
Severus luisterde aandachtig naar de twee huiselven en was in diepe gedachten verzonken. “Jullie werken beiden ook nog op Zweinstein?”
“Ja, maar Dobby en Winky hebben de toestemming om Zweinstein te verlaten. Dat hebben Dobby en Winky ondertekend in het contract dat Perkamentus nog heeft gemaakt.”
“Goed,” zei Severus vastberaden. “Verdwijnsel dan terug naar Zweinstein, Dobby en Winky. Ik zal jullie roepen wanneer ik jullie nodig heb.”
“Ja, Heer,” zeiden de twee huiselven en met een plofje verdwijnselden ze weer.
Loena keek naar Severus, die zich op zijn bed liet vallen toen de huiselven verdwenen. Hij hield zijn handen voor zijn gezicht en Loena had geen flauw idee wat er aan de hand was, totdat ze hem zag schokken en zacht hoorde wenen.
De kamer om haar heen werd weer vaag en het werd weer duister. Loena wachtte op het volgende beeld, maar dat kwam er niet. In tegendeel – ze voelde hoe ze weer uit de Hersenpan werd gezogen en het volgende moment stond ze weer in haar kamer.
Ze had geen flauw idee hoeveel uren ze in de Hersenpan had gezeten, maar keek op toen ze naast de Hersenpan haar ontbijt zag staan. Severus was hier geweest...
Severus... Die hier al die jaren alleen had gezeten... Die had afgezien aan de hand van Bellatrix Van Detta en de dood in de ogen had gestaard... Die eigenlijk een held was en zoveel meer dan dit rotbestaan verdiende... Het was gewoon niet eerlijk.
Toen Loena zich omdraaide, zag ze dat hij zelfs in de kamer was. Hij had gewacht en stond met gekruiste armen tegen de tafel aan. Zijn ogen keken haar met een intense blik aan – hopend dat ze nu kon begrijpen wat hem was overkomen.
Ze zeiden geen woord maar keken elkaar enkel voor een paar momenten aan, totdat Loena genoeg had gezien. Ze begreep hem en zijn eenzaamheid nu.
Met een paar stappen sloot ze de ruimte tussen hen en ze ging op de tippen van haar tenen staan om hem te omhelzen. Severus slikte eerst moeizaam, maar legde toen zijn handen op haar rug en omhelsde haar terug. Een warmte verspreidde zich in hem en hij sloot zijn ogen toen Loena in zijn oor fluisterde: “Je staat er niet meer alleen voor, Severus.”
Loena werd die ochtend al vroeg wakker. Ze strekte zich uit en stond op. De Hersenpan van Severus scheen een zilveren licht uit en Loena herinnerde zich dat Severus haar wilde vertrouwen met het verhaal over hoe hij in Azkaban terecht was gekomen.
Maar eerst wilde ze zich aankleden. Ze trok een warme blauwe trui over een lange rode rok aan en stroopte haar mouwen op. Ze bond haar haren half samen en ruimde vervolgens haar nachtkleed op.
Ze ging in haar zetel voor de Hersenpan zitten en hield haar haren naar achteren terwijl ze haar hoofd in de koude vloeistof liet zakken en haar ogen wijd openhield.
Ze zag langzaamaan stenen muren om haar heen vormen, totdat ze zag dat ze zich in een lange gang bevond. Severus lag op de grond en een tovenaar – een Schouwer – slingerde vloeken haar kant uit. Loena zag de vloeken haar voorbij vliegen en toen ze zich omdraaide, zag ze Bellatrix Van Detta.
Ze keek even naar de heks en besefte zich dat dit tafereel zich waarschijnlijk een paar dagen voor haar dood had afgespeeld. Ze bevonden zich immers in het Ministerie – en als dit de dag was dat Severus van de aardbol verdween – zou het ook een van de laatste dagen van Bellatrix Van Detta zijn.
Een groen licht passeerde Loena en raakte de Schouwer, die dood neerviel.
Bellatrix liep richting Severus, die door de boeien rond zijn handen en voeten niet kon rechtkomen. Loena hoorde hoe ze hem gemene woorden toesprak, maar Severus reageerde even nijdig terug.
“Zeg toch gewoon wat je hier doet! Als je me dood wil, doe het dan en maak je weg!”
“Dood? Waarom zou ik jou toch maar dood willen? Even denken waarom ik jou dood zou willen...”
Ze keek met grote ogen toe hoe Bellatrix plots uithaalde en Severus in zijn buik stampte. Loena deed onmiddellijk een aantal stappen dichterbij om te zien hoe het met Severus was, want hij leek al veel pijn te hebben.
“Ik weet het weer... OMDAT JE DE DUISTERE HEER HEBT VERRADEN!”
Ditmaal sloeg Bellatrix het hoofd van Severus op de grond en Loena wilde Bellatrix stoppen, maar herinnerde zich dat ze in deze Hersenpan geen enkele macht had. In de ogen van de figuren voor haar, bestond ze niet.
Ze luisterde naar Severus toen hij Bellatrix aansprak. “Als ik jou was zou ik me haasten, Bellatrix. Binnen een paar momenten zal het hier krioelen van de Schouwers en als ik nog leef... Nou ja, dan zou het zonde zijn van je genomen moeite om hier aanwezig te zijn.”
“Ha! Waarom denk je toch maar dat ik je zou willen doden? Een verrader verdient niet zo een eervolle lotsbestemming. Wat ik met jou van plan ben, is erger dan de dood... Veel erger.”
Ze keek hulpeloos toe hoe Bellatrix haar wraak botvierde op Severus. Het viel haar ook op dat hoe langer Bellatrix bleef slaan, stampen en vloeken, hoe waziger Loena de wereld om zich heen zag en hoe vaker er woorden in zinnen ontbraken. Severus had zich door de fysieke schade niet zoveel kunnen herinneren als anders – en de wazige dingen die ze zag, waren een uiting van de pijn die Severus op dat moment had gevoeld.
Toen Bellatrix sprak over een vloek – een vloek die ze speciaal voor Severus had gemaakt – spitste ze haar oren. Maar na twee vreselijke Foltervloeken was Severus in zo een erge pijn dat zijn herinneringen haast waardeloos waren. De vloek die Bellatrix uitsprak, was niet te verstaan en wat Loena kon zien was al even wazig. Uiteindelijk hoorde ze Bellatrix nog een “Vaarwel, Severus!” roepen en het volgende moment werd de ruimte om hen heen wazig en een tel later stond ze op een andere wazige plaats, maar ditmaal leek Loena de plek te herkennen. Donkere wolken verzamelden zich boven hen, alsof ze naar die plek werden aangetrokken en om hen heen zag ze de vormen van de ruines die ze nu al te goed kende.
“Azkaban...” mijmerde Loena en ze keek naar Severus, die bewusteloos op de grond lag en een seconde later werd alles zwart om hen heen.
Een moment later toonde de wereld om hen heen zich weer iets duidelijker, al bleef het wazig. Het was het plein van Azkaban waar ze zich nog steeds bevonden. Severus werd wakker in het zand van het plein en op zijn gelaat plakte gedroogd bloed. Het viel Loena nu opeens op dat een paar meter verder een glazen bol lag – een kristallen bol waarin zwarte rook zich verspreidde. Loena herinnerde zich de bol. Hij stond in Severus’ kamer.
Loena keek toe hoe haar oude toverdrankmeester met geboeide handen en voeten probeerde recht te komen, maar door pijn moest opgeven en terug in het zand viel. Het leek alsof er uren verstreken en geregeld werd het beeld om hen donker, maar Severus leek niet veel vooruitgang te maken en bleef telkens uitgeput in het zand liggen en geraakte nergens. Op een bepaald punt regende het zelfs en lag Severus nog steeds geboeid, nu enkele meters verder in het zand. Loena vroeg zich af hoe lang hij zich daar in die positie had bevonden – waren het uren of dagen? - en hoe was hij er ooit uitgeraakt zonder toverstaf? Toen het beeld om hen opeens terug donker werd en vervolgens alles terug verscheen, zat er iemand naast Severus. In de verte kwam de zon op, maar boven hen hingen nog steeds donkere wolken.
Al was het beeld nog steeds wazig, Loena herkende de rug van de persoon.
“Harry!”
Harry kon haar echter niet horen – hij was immers maar een herinnering – maar sprak in de plaats daarvan enkele spreuken over Severus uit. Loena bemerkte dat Harry’s bezem naast hem lag. Hoe had hij geweten dat hij hier moest komen zoeken? Of had Harry Severus bij toeval gevonden?
Het beeld werd scherper en Loena zag hoe Harry de wondes van Severus genas. Severus keek wantrouwend naar Harry en zei niets terwijl Harry de boeien van Severus losmaakte en hem een hand gaf om hem recht te trekken. Het was ook aan Harry te merken dat hij zich onwennig voelde bij de situatie en ze zeiden beiden niets voor enkele momenten.
Het was uiteindelijk Severus die het eerste woord zei.
“Potter...” Hij keek Harry onderzoekend aan. “Ben je hier om me te redden van deze vreselijke plek?”
Harry bleef stil en sloeg zijn ogen naar de grond toen Severus niet wegkeek.
Severus knikte. “Neen dus... Kan je me ook uitleggen waarom niet?”
Harry leek even te aarzelen, maar begon vervolgens toch te vertellen.
“Het was niet gemakkelijk om deze informatie uit Bellatrix los te krijgen,” gaf Harry toe. “Helemaal niet... Al heeft Veritaserum wel wat geholpen.”
“Veritaserum is verboden voor gebruik,” merkte Severus streng op en Harry knikte schuldig.
“U heeft mijn leven al meer dan eens gered, besef ik nu. Ik moest weten waar u was. Als ik haar had moeten folteren, had ik het gedaan. U zou dat ook gedaan hebben.”
“Beeld je niet teveel in,” zei Severus spottend. “De enige reden dat ik je hielp was omdat je de Uitverkorene was – niet omdat ik je graag heb hoor.”
Harry trok zijn wenkbrauw op. “Beeld u dan ook niet teveel in. Ik help u ook alleen maar omdat ik in uw schuld sta. Ook niet omdat ik u graag heb hoor!”
De twee mannen keken elkaar even gefrustreerd aan, maar uiteindelijk ging Harry verder.
“Bellatrix heeft een oeroude vloek op u uitgesproken. Het minst leuke aan die vloek is het resultaat ervan... Ze heeft u gebonden aan deze locatie.”
Severus keek met diep gefronste wenkbrauwen toe. Het was overduidelijk dat hij niet hield van hetgeen Harry hem vertelde.
“De vloek verbindt u aan twee zaken – en de twee zaken aan u. Een van die zaken ligt daar op de grond.” Harry wees naar de glazen bol. “U kan niet leven zonder die bol. En het andere waarmee u bent verbonden, is deze plek zelf. Azkaban. Jullie drieën staan nu in verbintenis met elkaar.”
“Is de vloek op te heffen?” vroeg Severus met een bittere toon in zijn stem. Hij leek het antwoord al te kennen.
Harry schudde zijn hoofd. “Nee. Volgens Bellatrix is er geen hoop voor u. U zult hier niet weggeraken.”
Severus keek bitter. “Een lot erger dan de dood...” mompelde Severus bij het herinneren aan wat Bellatrix hem had gezegd. Hij keek boven hem en bemerkte de duistere wolken die boven Azkaban leken te draaien. Als dat zo tot in de eeuwigheid zou blijven, zou Azkaban zeker geen aangename plek blijken om te wonen. Hij wilde Bellatrix vervloeken. “Vreselijke heks...”
“Oh,” herinnerde Harry zich opeens. “Bellatrix... is dood.”
“WAT?!” Sneep voelde zich aangevallen door die opmerking. Het was alsof hem zelfs zijn wraak ontnomen werd!
“Ze heeft haar eigen leven genomen nadat we haar Veritaserum hadden gegeven... Ze kon er niet mee leven dat ze had verraden wat ze met u had gedaan – al heeft ze niet gezegd waar u was – ik heb u zelf moeten zoeken! Ik denk dat ze bang was dat we zouden proberen los te peuteren waar u was en dat we dan uw leven aangenamer konden maken – en dat wilde ze niet... Ik ben toen zelf begonnen met zoeken – ik ben drie dagen op pad geweest voor u te vinden!”
Sneep was woedend.
“Hoe dan ook – of je er nu van weet of niet – het blijft een vreselijk lot.”
“Niet noodzakelijk!” probeerde Harry hem op te beuren. “Als Bellatrix haar plan was gelukt, had niemand geweten waar u had gezeten en was u hier alleen gebleven. Maar nu ik u heb gevonden, kan ik helpen. Ik kan ervoor zorgen dat deze plek niet vergeten word – dat deze plek weer een nut krijgt.” Harry ging gemotiveerd verder. “Wat als we van deze locatie een oorlogsmuseum zouden maken? U zou vast wel veel bezoekers krijgen. Of anders een onderzoekscentrum voor maritieme doeleinden? Zeemonsters en zo onderzoeken – de locatie is er alvast geschikt voor!”
Severus was al niet meer geïnteresseerd en had zijn rug naar Harry gedraaid.
“Zoals ik al zei...” herhaalde Severus bitter. “...een lot erger dan de dood dus!”
Harry fronste, niet-begrijpend wat er zo erg was aan zijn voorstellen. “Wat zou u dan zelf willen?”
Severus had niet lang nodig om zijn antwoord te bedenken. “Rust.”
“Dat kan natuurlijk ook,” mompelde Harry. “Ik kan u wekelijks bezoeken en voorzien in alles wat u nodig heeft. Als u wilt, kan ik ook Ron en Hermelien betrekken. Of als u liever uw oude collega’s terugziet, ben ik er zeker van dat ook Anderling en Banning het wel zien zitten om geregeld eens langs te komen.”
“Snap je de betekenis van het woord rust niet?” reageerde Severus nijdig. “Ik wil geen bezoek, ik wil alleen gelaten worden.”
Harry zuchtte. “En hoe geraakt u dan aan uw eten? Of hoe voorkomt u dat u gek wordt als u hier jaren alleen zit?”
“Als het mijn lot is om hier uit te hongeren, dan is het maar zo. Ik geloof er niet in dat de dood zo erg is.”
Harry geraakte geïrriteerd door Severus’ negatieve houding. “Anders haal ik u gewoon een touw en dan vertrouw ik erop dat u wel een balk vindt!”
Severus en Harry wisselden een haatdragende blik uit.
“Anders vertrek je gewoon en kom je nooit meer terug, wat dacht je daarvan, Potter?”
“Geen probleem, Sneep.”
Harry liep geirriteerd naar zijn bezem en raapte die op. Voordat hij echter opstapte, herinnerde hij zich iets en reikte hij in zijn binnenzak. Hij wierp een toverstaf naar Severus, die deze handig opving.
Severus herkende zijn staf en vroeg: “Hoe heb...”
“Uit het Ministerie gejat,” antwoordde Harry voordat Severus zijn zin kon afmaken. “Ik had het idee dat u hem wel nodig zou hebben.”
Severus leek te twijfelen.
“Ik dank je voor het terugbrengen van mijn toverstaf, Potter, maar ik wil dat je één ding weet...” Severus deed een paar stappen dichter en keek Potter dreigend aan. “Als je ook maar één tovenaar of heks hierheen stuurt, zal ik niet aarzelen om deze toverstaf te gebruiken. Ongeacht wie het ook is – ik zal ervoor zorgen dat die persoon – en jij – betreurt dat die hier ooit is gekomen. Begrepen?”
Harry zweeg even maar glimlachte toen opeens sluw. “Geen probleem. Geen heks of tovenaar zal hier ooit iets van te weten komen.”
Severus keek Harry wantrouwend aan. Hij vertrouwde de jongen niet, maar had geen flauw idee wat zijn idiote grijns betekende.
“De mazzel, Sneep.”
Severus keek hoe Harry wegvloog. Hij had geen flauw benul dat het nog tien jaar zou duren voor hij een ander mens tegen het lijf zou lopen in Azkaban.
Nadat Harry uit het zicht verdwenen was, vervaagde het beeld en een moment later bevond Loena zich met Severus in zijn kamer. Aan de stoppels op zijn kin te zien, was hij toch al een aantal dagen hier.
Severus had de glazen bol al een plek gegeven op een doek in zijn kast en ook de rest van zijn kamer leek amper anders dan die heden ten dage was.
Loena verschrok zich toen ze twee plofjes hoorde en Dobby en Winky in de kamer verschenen. Ook Severus trok onmiddellijk zijn toverstaf en richtte die dreigend op de twee huiselven.
Dobby en Winky gingen onmiddellijk op hun knieën zitten en schoven hun korte handen voor hen uit in een nederige pose.
Severus had zijn toverstaf nog steeds op hen gericht, maar Loena merkte dat zijn hand trilde.
“Wie zijn jullie? Wat moeten jullie?” blafte Severus dreigend.
Het was Dobby die zijn hoofd een beetje lichtte en hem antwoordde. “Dobby en Winky, Meester. Dobby en Winky hebben de taak gekregen te zorgen dat u niets ontbrak.”
Severus gromde. “Potter! Ik had hem nog zo gezegd...”
“...om geen tovenaars of heksen te sturen,” vulde Winky aan. “Daarom stuurde Harry Dobby en Winky naar u, Heer. Dobby en Winky zijn verboden om iemand over u te vertellen. Dobby en Winky zijn vrije elven en kunnen u dienen als u dat nodig hebt. Zonder dat Dobby en Winky ooit iemand vertellen over u, Heer.”
Severus keek naar Dobby en herkende de huiself. “Jij bent de oude huiself van de familie Malfidus.”
Dobby leek even verschrokken van het feit dat hij zo herkend werd en trok zijn muts voor zijn ogen en bukte zich weer met zijn gezicht naar de grond.
Severus leek te aarzelen. Het leek alsof hij hen wilde wegsturen, maar zich realiseerde dat hij hen zou nodig hebben om te overleven. Zijn hand trilde nog steeds, maar opeens liet hij zijn toverstaf zakken.
“Ik ben bang,” zei hij in een onnatuurlijk stille stem voor zijn doen en hij ontweek hun blikken. “... dat ik jullie inderdaad zal nodig hebben. De aanwezige voorraad eten zal me niet voor langer dan drie maanden kunnen onderhouden...”
“Meester Harry heeft Dobby en Winky gezegd dat er op Zweinstein altijd eten voor u is,” legde Dobby uit. “Dobby en Winky werken daar ook nog steeds maar kunnen naar u Verschijnselen als u ons roept. Harry heeft u onze nieuwe Heer gemaakt – maar Dobby en Winky zijn eigenlijk vrije huiselven.”
Severus aarzelde. “Dan wil ik jullie je vrijheid niet ontnemen. Jullie hoeven mij niet te dienen als jullie vrije elven zijn.”
“Dobby kiest er zelf voor!” protesteerde Dobby opeens. “Dobby is vrij door Harry Potter, maar helpt graag iemand die Harry Potter heeft geholpen.”
Winky sprak stil en onzeker. “Winky is vrij tegen haar wil. Graag had Winky weer een meester gehad – in plaats van enkel een vrije elf in de keukens van Zweinstein te zijn. De andere huiselven spreken niet goed van Dobby en Winky omdat ze vrij zijn.”
Severus luisterde aandachtig naar de twee huiselven en was in diepe gedachten verzonken. “Jullie werken beiden ook nog op Zweinstein?”
“Ja, maar Dobby en Winky hebben de toestemming om Zweinstein te verlaten. Dat hebben Dobby en Winky ondertekend in het contract dat Perkamentus nog heeft gemaakt.”
“Goed,” zei Severus vastberaden. “Verdwijnsel dan terug naar Zweinstein, Dobby en Winky. Ik zal jullie roepen wanneer ik jullie nodig heb.”
“Ja, Heer,” zeiden de twee huiselven en met een plofje verdwijnselden ze weer.
Loena keek naar Severus, die zich op zijn bed liet vallen toen de huiselven verdwenen. Hij hield zijn handen voor zijn gezicht en Loena had geen flauw idee wat er aan de hand was, totdat ze hem zag schokken en zacht hoorde wenen.
De kamer om haar heen werd weer vaag en het werd weer duister. Loena wachtte op het volgende beeld, maar dat kwam er niet. In tegendeel – ze voelde hoe ze weer uit de Hersenpan werd gezogen en het volgende moment stond ze weer in haar kamer.
Ze had geen flauw idee hoeveel uren ze in de Hersenpan had gezeten, maar keek op toen ze naast de Hersenpan haar ontbijt zag staan. Severus was hier geweest...
Severus... Die hier al die jaren alleen had gezeten... Die had afgezien aan de hand van Bellatrix Van Detta en de dood in de ogen had gestaard... Die eigenlijk een held was en zoveel meer dan dit rotbestaan verdiende... Het was gewoon niet eerlijk.
Toen Loena zich omdraaide, zag ze dat hij zelfs in de kamer was. Hij had gewacht en stond met gekruiste armen tegen de tafel aan. Zijn ogen keken haar met een intense blik aan – hopend dat ze nu kon begrijpen wat hem was overkomen.
Ze zeiden geen woord maar keken elkaar enkel voor een paar momenten aan, totdat Loena genoeg had gezien. Ze begreep hem en zijn eenzaamheid nu.
Met een paar stappen sloot ze de ruimte tussen hen en ze ging op de tippen van haar tenen staan om hem te omhelzen. Severus slikte eerst moeizaam, maar legde toen zijn handen op haar rug en omhelsde haar terug. Een warmte verspreidde zich in hem en hij sloot zijn ogen toen Loena in zijn oor fluisterde: “Je staat er niet meer alleen voor, Severus.”