De Smiecht is een klein en razendsnel vogeltje. Doordat hij zo razendsnel was, was hij ook moeilijk te vangen. Hele wedstrijden werden er door tovenaars gehouden om zo snel mogelijk een Smiecht te bemachtigen. Smiechtenjacht en Zwerkbal werden uiteindelijk tot één geheel gesmeed tijdens een wedstrijd in 1269, die werd bijgewoond door het Hoofd van de Tovenaarsraad, Barberus Bral. Bral betrad het veld met een kooitje met een Smiecht erin en zei tegen de verzamelde spelers dat hij honderdvijftig Galjoenen zou schenken aan de speler die de Smiecht wist te vangen tijdens de wedstrijd.
Dit idee veranderde de spelwijze van Zwerkbal voor eeuwig, want voortaan werd er onder iedere wedstrijd een Smiecht losgelaten die door de Grijper (tegenwoordig Zoeker) zou moeten worden gevangen. Als het vogeltje door de Grijper gedood werd kreeg het team van de winnende Grijper honderdvijftig punten extra als herinnering aan het aantal Galjoenen dat de heer Bral eerder had uitgeloofd.
Halverwege de veertiende eeuw werd de Smiecht een beschermde diersoort. Ze mocht dan ook niet meer gebruikt worden in een Zwerkbalwedstrijd. De uitvinding van de Gouden Snaai wordt toegeschreven aan Sijmen Hamerslag. Deze metaalbezweerder stelde zich ten doel om een bal te vervaardigen die het gedrag en de vluchtpatronen van de Smiecht zou kunnen imiteren. Hij slaagde hier rigoureus in.
De Gouden Snaai, zoals Hamerslag zijn uitvinding noemde, was een bal ter grootte van een walnoot, die precies zo zwaar was als een Smiecht. De zilverkleurige vleugeltjes hadden draaibare gewrichten, net als de Smiecht, waardoor hij even snel en nauwkeurig kon wenden en keren als zijn levende tegenhanger. Alleen in tegenstelling tot de Smiecht was de Snaai echter zo behekst dat hij altijd binnen het speelveld bleef. De Zwerkbalsport was nu volwassen geworden.