20/08/2020, 20:32
“Zoek?” lachte Joshua. “Zoals een hond, bedoel je?” Kennelijk was het chocokikkerplaatje een zeer belangrijk ding, want zowel Noah als Emilien bleef zeer serieus. Noah had nog gevraagd of het hier altijd zo rommelig was; een vraag die Joshua maar niet beantwoordde, want vandaag was het netjes. Netter dan dit werd de Leerlingenkamer doorgaans niet.
Wat Emilien zei, was misschien wel nuttig: georganiseerde chaos. Hij moest hen vertellen wat er anders was vandaag, dan gingen zij op die plaats zoeken.
Nu, hij wilde hen niet ontmoedigen, maar hij had dus geen fotografisch geheugen. In plaats daarvan had hij een vreemde brei als hersens, die hem soms wel, soms niet bruikbare informatie doorspeelden. Hersenen die een loopje met hem namen, die hem verwarden en hem soms waanbeelden lieten zien, waardoor hij zich voortdurend afvroeg of dit nu wel allemaal helemaal echt was.
“Uhm… ik moet er even bij gaan zitten,” kondigde hij aan, en nam een fauteuil waarop hij in kleermakerszit ging zitten. Misschien lukte het als hij zijn hoofd leeg maakte? Of juist vol liet stromen?
Hij sloot zijn ogen en ademde eens diep in-en-uit. Wat had Noah ook alweer gezegd? Oh, ja: ... dat vervloekte kaartje … Dat was het! Het kaartje was door middel van magie hier beland. Dat zei dus ook lekker veel, maar niet heus. Het was niet alsof hij de aura van pas vervloekte zaken kon zien. Het was hopeloos.
“Kijk eens in de theepot, die gele met bijen erop.”
Hij had het gezegd zonder dat hij naar het ding gekeken had. Zijn ogen waren gesloten geweest, maar nu knipperde hij. Het was zomaar een ingeving. Het kon eigenlijk niet, maar Zweinstein zat altijd vol met dingen die niet konden. Direct blikte hij naar waar de theepot altijd stond; op een boekenplankje naast een porseleinen popje met een Huffelpuf schoolgewaad uit 1954, een pot vol magische knikkers die zacht bewogen en een schaakstuk dat zichzelf telkens kapotsloeg.
De tuit van de theepot stond altijd naar rechts wijzend, maar nu naar links. Was dat een teken?
Wat Emilien zei, was misschien wel nuttig: georganiseerde chaos. Hij moest hen vertellen wat er anders was vandaag, dan gingen zij op die plaats zoeken.
Nu, hij wilde hen niet ontmoedigen, maar hij had dus geen fotografisch geheugen. In plaats daarvan had hij een vreemde brei als hersens, die hem soms wel, soms niet bruikbare informatie doorspeelden. Hersenen die een loopje met hem namen, die hem verwarden en hem soms waanbeelden lieten zien, waardoor hij zich voortdurend afvroeg of dit nu wel allemaal helemaal echt was.
“Uhm… ik moet er even bij gaan zitten,” kondigde hij aan, en nam een fauteuil waarop hij in kleermakerszit ging zitten. Misschien lukte het als hij zijn hoofd leeg maakte? Of juist vol liet stromen?
Hij sloot zijn ogen en ademde eens diep in-en-uit. Wat had Noah ook alweer gezegd? Oh, ja: ... dat vervloekte kaartje … Dat was het! Het kaartje was door middel van magie hier beland. Dat zei dus ook lekker veel, maar niet heus. Het was niet alsof hij de aura van pas vervloekte zaken kon zien. Het was hopeloos.
“Kijk eens in de theepot, die gele met bijen erop.”
Hij had het gezegd zonder dat hij naar het ding gekeken had. Zijn ogen waren gesloten geweest, maar nu knipperde hij. Het was zomaar een ingeving. Het kon eigenlijk niet, maar Zweinstein zat altijd vol met dingen die niet konden. Direct blikte hij naar waar de theepot altijd stond; op een boekenplankje naast een porseleinen popje met een Huffelpuf schoolgewaad uit 1954, een pot vol magische knikkers die zacht bewogen en een schaakstuk dat zichzelf telkens kapotsloeg.
De tuit van de theepot stond altijd naar rechts wijzend, maar nu naar links. Was dat een teken?