11/08/2020, 21:12
Godericks Gruizelnagels! Die Frodo hield van kletsen! Hij ging maar door! Straks hoorde iemand hem! Gideon waarschuwde hem door zijn vinger even voor zijn lippen te leggen, maar het leek van weinig nut. Nee, natuurlijk wilde de jongen geen mietje genoemd worden, niemand wilde dat, maar het was soms als een toverwoord om iemand tot raketsnelheden te laten komen. Gideon accepteerde op dit moment geen hakken in het zand.
Gelukkig nam Frodo daarna het voortouw; hetzij nog steeds kletsend. Gideon knikte toen hij de betovering zag, want hij had dezelfde kennis in huis, en legde nogmaals zijn wijsvinger voor zijn mond. De zwarte gewaden waren talrijk; het waren er zeker veertig, misschien zelfs vijftig. Allen hetzelfde van stof en kleur; geen enkele die wat ouder en verbleekter was, geen slijtplekjes of gaatjes. Nee, dit waren nieuwe gewaden; schoon en fris, maar gemaakt voor smerige zaakjes.
‘Huis-elf’ waarschuwde Frodo hem, en Gideon legde nogmaals, verschrikt deze keer, zijn vinger voor zijn mond. Daarna pakte hij zijn toverstok en stapte Frodo voorzichtig voorbij.
“Petrificus Totalis,” fluisterde hij. De huis-elf keek hem precies aan toen hij Verstijfde. Aangezien het wezen er ook niks aan kon doen, liet Gideon de huis-elf verder met rust. Als het een van de Vonxen had geweest, zou hij een kleine geheugenwissing hebben uitgevoerd.
“Huis-elfen horen meer dan mensen; dus voorzichtig,” fluisterde hij. Er konden er namelijk nog meer zijn, maar dat vond Gideon dan weer overbodige informatie.
Aangekomen bij de deur die naar een hal moest leiden, legde Gideon zijn oor langs het hout. Het was stil aan de andere kant. Er kon natuurlijk iemand op wacht staan, maar het was evengoed mogelijk dat iedere aanwezige tovenaar of heks in de ontvangstruimte en de huiskamer met elkaar proostte.
“Samen - ik links; jij rechts. Bij drie, twee, één-” Vliegensvlug opende hij de deur, stapte naar links en keek met een getrokken toverstok de gang in. “Expelliarmus!”
Er stond dus inderdaad iemand op wacht. Iemand die nu geen toverstok meer had, want Gideon ving hem behendig op.
Gelukkig nam Frodo daarna het voortouw; hetzij nog steeds kletsend. Gideon knikte toen hij de betovering zag, want hij had dezelfde kennis in huis, en legde nogmaals zijn wijsvinger voor zijn mond. De zwarte gewaden waren talrijk; het waren er zeker veertig, misschien zelfs vijftig. Allen hetzelfde van stof en kleur; geen enkele die wat ouder en verbleekter was, geen slijtplekjes of gaatjes. Nee, dit waren nieuwe gewaden; schoon en fris, maar gemaakt voor smerige zaakjes.
‘Huis-elf’ waarschuwde Frodo hem, en Gideon legde nogmaals, verschrikt deze keer, zijn vinger voor zijn mond. Daarna pakte hij zijn toverstok en stapte Frodo voorzichtig voorbij.
“Petrificus Totalis,” fluisterde hij. De huis-elf keek hem precies aan toen hij Verstijfde. Aangezien het wezen er ook niks aan kon doen, liet Gideon de huis-elf verder met rust. Als het een van de Vonxen had geweest, zou hij een kleine geheugenwissing hebben uitgevoerd.
“Huis-elfen horen meer dan mensen; dus voorzichtig,” fluisterde hij. Er konden er namelijk nog meer zijn, maar dat vond Gideon dan weer overbodige informatie.
Aangekomen bij de deur die naar een hal moest leiden, legde Gideon zijn oor langs het hout. Het was stil aan de andere kant. Er kon natuurlijk iemand op wacht staan, maar het was evengoed mogelijk dat iedere aanwezige tovenaar of heks in de ontvangstruimte en de huiskamer met elkaar proostte.
“Samen - ik links; jij rechts. Bij drie, twee, één-” Vliegensvlug opende hij de deur, stapte naar links en keek met een getrokken toverstok de gang in. “Expelliarmus!”
Er stond dus inderdaad iemand op wacht. Iemand die nu geen toverstok meer had, want Gideon ving hem behendig op.