11/08/2020, 20:50
“Een mietje? Excuseer!” zei Frodo beledigd toen Gideon zijn voorstel om weg te gaan meteen afdankte. “Ik probeer alleen te zeggen, dat het meisje er meer aan heeft als we haar weg zien te krijgen dan dat we naar binnen gaan, gesnapt worden en dat zij vervolgens alsnog geen hulp krijgt!”
Gideon wilde echter niet luisteren; voordat Frodo het wist sprintte Gideon het terrein op. “Merlijns baard,” gromde Frodo. Met tegenzin en met zijn toverstok paraat, rende hij achter Gideon aan. Het hek sloot zich achter hem met veel kabaal. Frodo slikte. Hij was niet per sé bang aangelegd, maar hij was en bleef een Ravenklauwer, geen dappere Griffoendor die overal op instinct op reageerde. Hij wilde natuurlijk ook dat het meisje gered werd, maar hij was best goed in kansberekenen en gebaseerd op zijn berekeningen… had hun missie niet heel veel kans.
Desondanks liep hij achter Gideon aan, in de richting van een verlaten deur aan de zijkant van de villa. Het gras verstomde hun voetstappen. Hij wierp een blik op de ramen; hij zag een heel gezelschap binnen, maar enkel met de ruggen naar hen toe. Gelukkig maar, anders waren ze er geweest.
Frodo slikte. Er waren echt veel mensen binnen. Het liefste wilde hij Gideon dwingen om versterking te regelen en een andere keer terug te komen. Dit had een makkelijk te klaren missie moeten zijn, met een handjevol mensen in huis. Nu had je wel meerdere handjes nodig om de mensen binnen te kunnen tellen.
Met zijn toverstok paraat, tikte hij zachtjes de zijdeur van het huis open en richtte zijn toverstok naar binnen. Niemand te zien. Hij gebaarde dat Gideon kon komen en stapte naar binnen. Het was een soort wasruimte; aan de zijkant stond een grote mand met water die uit zichzelf verschillende kleding leek te wassen. De gewassen kleding had zichzelf in de mand ernaast geworpen.
“Er was recentelijk iemand hier,” mompelde Frodo. “Zo’n spreuk houdt alleen stand als je niet te ver uit de buurt gaat. We moeten opschieten.”
In de rest van de kamer hingen allerlei gewaden aan waslijntjes. Het waren vooral zwarte gewaden, viel Frodo op. Hij schudde zijn hoofd. Duistere tovenaars waren zo voorspelbaar.
Voorzichtig, alsof de gewaden zo tot leven konden komen om hem te wurgen, manoeuvreerde hij zich langs de gewaden. Hij gebaarde dat Gideon mee moest komen. Toen, ineens, zag hij een huis-elf aan de andere kant van de waslijn staan, met zijn rug naar Frodo toe en was bezig met een andere mand met was. Shit, dacht Frodo en zette haastig een stapje terug, zich achter een lang, zwarte mantel verbergend.
“Huis-elf,” fluisterde Frodo. “Heeft me niet gezien. Wat doen we?”
Gideon wilde echter niet luisteren; voordat Frodo het wist sprintte Gideon het terrein op. “Merlijns baard,” gromde Frodo. Met tegenzin en met zijn toverstok paraat, rende hij achter Gideon aan. Het hek sloot zich achter hem met veel kabaal. Frodo slikte. Hij was niet per sé bang aangelegd, maar hij was en bleef een Ravenklauwer, geen dappere Griffoendor die overal op instinct op reageerde. Hij wilde natuurlijk ook dat het meisje gered werd, maar hij was best goed in kansberekenen en gebaseerd op zijn berekeningen… had hun missie niet heel veel kans.
Desondanks liep hij achter Gideon aan, in de richting van een verlaten deur aan de zijkant van de villa. Het gras verstomde hun voetstappen. Hij wierp een blik op de ramen; hij zag een heel gezelschap binnen, maar enkel met de ruggen naar hen toe. Gelukkig maar, anders waren ze er geweest.
Frodo slikte. Er waren echt veel mensen binnen. Het liefste wilde hij Gideon dwingen om versterking te regelen en een andere keer terug te komen. Dit had een makkelijk te klaren missie moeten zijn, met een handjevol mensen in huis. Nu had je wel meerdere handjes nodig om de mensen binnen te kunnen tellen.
Met zijn toverstok paraat, tikte hij zachtjes de zijdeur van het huis open en richtte zijn toverstok naar binnen. Niemand te zien. Hij gebaarde dat Gideon kon komen en stapte naar binnen. Het was een soort wasruimte; aan de zijkant stond een grote mand met water die uit zichzelf verschillende kleding leek te wassen. De gewassen kleding had zichzelf in de mand ernaast geworpen.
“Er was recentelijk iemand hier,” mompelde Frodo. “Zo’n spreuk houdt alleen stand als je niet te ver uit de buurt gaat. We moeten opschieten.”
In de rest van de kamer hingen allerlei gewaden aan waslijntjes. Het waren vooral zwarte gewaden, viel Frodo op. Hij schudde zijn hoofd. Duistere tovenaars waren zo voorspelbaar.
Voorzichtig, alsof de gewaden zo tot leven konden komen om hem te wurgen, manoeuvreerde hij zich langs de gewaden. Hij gebaarde dat Gideon mee moest komen. Toen, ineens, zag hij een huis-elf aan de andere kant van de waslijn staan, met zijn rug naar Frodo toe en was bezig met een andere mand met was. Shit, dacht Frodo en zette haastig een stapje terug, zich achter een lang, zwarte mantel verbergend.
“Huis-elf,” fluisterde Frodo. “Heeft me niet gezien. Wat doen we?”