09/08/2020, 20:52
Er was geen ander woord voor. Noah was teleurgesteld. Teleurgesteld dat zijn stuk cake verpest was door Merlijn, in Merlijns baard nog wel! Hij was wel blij voor Emilien, maar toch had hij liever verder genoten van het zoete gebak. Met het idee dat er een stokoude tovenaar, al dan niet echt, in had gezeten, was zijn goesting pijlsnel verdwenen. Misschien ook goed, want aan deze snelheid zouden ze pas haar laatste kaart vinden binnen nu en drie maanden. Noah die er wat aandachtiger bij liep kon zeker geen kwaad.
Hij keer naar Emilien die voor de zoveelste keer haar toverstok in de aanslag nam om de volgende kaart te vinden. Een rood bolletje lichtte op. Vlak bij de keukens, in een grote ruimte. Een ruimte die Noah noch Emilien herkende. Het leek nog geen vijftig meter wandelen van waar ze nu stonden, toch had Noah geen idee waar het kon zijn. Hij kende Zweinstein niet volledig van buiten, maar had toch altijd de indruk gehad dat hij aardig zijn weg kon vinden. Dan zijn magische, interne GPS hem vandaag in de steek liet, was de tweede teleurstelling.
Net zoals er een rood lichtje had opgelicht, lichtte een spreekwoordelijke lamp boven Noahs hoofd op. Ze waren beide Raafjes. Raafjes waren slim, of dat geloofden ze toch. Maar dat wilde vooral zeggen, dat ze allebei wel het raadsel van de verborgen kamer op konden lossen.
“Het is een ruimte die jij of ik niet kennen,” begon Noah enthousiast, “dus - euh - welke lokalen, hallen, zalen of zelfs toiletten weten we niet liggen?”
Noah keek Emilien hoopvol aan. Zweinstein was een groot mysterie, een mysterie zo groot dat iedereen er tegelijkertijd alles en niets over wist.
“De Geheime Kamer is er zo een, en - euh - de Kamer van Hoge Nood, en vraag me niet waar Professor Anderling haar kantoor is.”
Noah ratelde de ene na de andere locatie af. Als ze die allemaal zouden moeten gaan bezoeken, op voorwaarde dat ze ze zelfs vonden, waren ze nog even bezig. Dan was Noah ongetwijfeld klaar voor St. Holisto’s Tehuis voor Overrijpe Tovenaars en Heksen.
Het echte Euraka-moment kwam maar niet, tot hij een jongen door de gang hun richting uit zag lopen. Tandwielen begonnen in zijn hoofd aan topsnelheid te draaien. Zijn grijze rekencellen deden overuren. Hij kende de jongen en het gevoel in zijn buik gaf hem de indruk dat de jongen de sleutel was voor hun probleem.
“Hé!” riep Noah luid, zonder goed te weten hoe de jongen hun reddende engel kon zijn. “Kan je ons even helpen?”
Hij keer naar Emilien die voor de zoveelste keer haar toverstok in de aanslag nam om de volgende kaart te vinden. Een rood bolletje lichtte op. Vlak bij de keukens, in een grote ruimte. Een ruimte die Noah noch Emilien herkende. Het leek nog geen vijftig meter wandelen van waar ze nu stonden, toch had Noah geen idee waar het kon zijn. Hij kende Zweinstein niet volledig van buiten, maar had toch altijd de indruk gehad dat hij aardig zijn weg kon vinden. Dan zijn magische, interne GPS hem vandaag in de steek liet, was de tweede teleurstelling.
Net zoals er een rood lichtje had opgelicht, lichtte een spreekwoordelijke lamp boven Noahs hoofd op. Ze waren beide Raafjes. Raafjes waren slim, of dat geloofden ze toch. Maar dat wilde vooral zeggen, dat ze allebei wel het raadsel van de verborgen kamer op konden lossen.
“Het is een ruimte die jij of ik niet kennen,” begon Noah enthousiast, “dus - euh - welke lokalen, hallen, zalen of zelfs toiletten weten we niet liggen?”
Noah keek Emilien hoopvol aan. Zweinstein was een groot mysterie, een mysterie zo groot dat iedereen er tegelijkertijd alles en niets over wist.
“De Geheime Kamer is er zo een, en - euh - de Kamer van Hoge Nood, en vraag me niet waar Professor Anderling haar kantoor is.”
Noah ratelde de ene na de andere locatie af. Als ze die allemaal zouden moeten gaan bezoeken, op voorwaarde dat ze ze zelfs vonden, waren ze nog even bezig. Dan was Noah ongetwijfeld klaar voor St. Holisto’s Tehuis voor Overrijpe Tovenaars en Heksen.
Het echte Euraka-moment kwam maar niet, tot hij een jongen door de gang hun richting uit zag lopen. Tandwielen begonnen in zijn hoofd aan topsnelheid te draaien. Zijn grijze rekencellen deden overuren. Hij kende de jongen en het gevoel in zijn buik gaf hem de indruk dat de jongen de sleutel was voor hun probleem.
“Hé!” riep Noah luid, zonder goed te weten hoe de jongen hun reddende engel kon zijn. “Kan je ons even helpen?”