08/08/2020, 13:49
Hazel was nog nooit zo blij geweest met een beslissing in haar leven. De helft van het gesprek was aan haar voorbij gegaan, de andere helft had ze memovogeltjes uit haar haar lopen plukken. Als ze Damien niet had om op terug te vallen met die laatste informatiewaterval van de dokter… Ik kan mensen ontmoeten die ik ken, maar die ik niet ken. Wat in de wereld…?
Hazel bleef verdwaasd zitten terwijl de heelkundige de kamer uitbeende. Naast zich voelde ze Damien al even verduft achterblijven. Hazel was er vrij zeker van dat het niet de bedoeling was dat doktoren hun patienten zomaar in hun kantoortjes lieten zitten zonder supervisie. Tegelijkertijd was ze er echter ook vrij zeker van dat gesprekken met patiënten niet zo hoorden te gaan, dus op zich…
Haar mondhoek trilde.
Hazel keek naar de jongen naast zich en even bleven hun blikken in elkaar gehaakt hangen. Toen barstte ze in lachen uit. Haar schouders schokten en ze moest een hand voor haar mond gooien om de verpleegkundigen op de gang niet te alarmeren. Alle spanning van de afgelopen dagen werden uit haar getrokken in een lachbui waar ze zichzelf niet uit kon, noch wilde trekken. De energie lekte mee.
“Sorry. Het is gewoon…” Ze haalde haar schouders op naar Damien die nog steeds tegenover haar zat een maakte een of ander vagelijk gebaar. De memovogeltjes vlogen nog steeds rond en met verder niemand om lastig te vallen begonnen ze om hun hoofden heen te vliegen. Nog even en ze zouden al even opdringerig worden als ze net waren bij de dokter… Hazel knikte met haar hoofd naar de deur voor ze opstond.
Damien legde haar ondertussen een lastig vraagstuk voor.
Huis… Helemaal prima, maar wat was haar huis?
Hazels ouderlijkhuis? Blue’s studentenhuis – of wat het ook zou zijn?
Hij keek haar zo zorgzaam aan. Wat nog steeds niet helemaal bij zijn ik-ben-cool-en/of-edgyuiterlijk paste, maar ze begon eraan te wennen. De uitspraak was ‘iemand op zijn blauwe ogen vertrouwen’. Maar Hazel vond nu meer vertrouwen in dat donkerbruin dan ze ooit in blauwe ogen had gezien – nou kende ze verder ook niet echt iemand met blauwe ogen, maar dat was het punt niet!
“Ik wil mijn moeder even bellen. Laten weten dat ik naar huis ga.” Haar maag trok zich samen bij de gedachte aan het huis waar ze in op was gegroeid, maar dat duwde ze zo goed en kwaad als ze kon weg. Ze kon voor de makkelijke optie gaan. Maar daar zou ze haar geheugen niet van terug krijgen. En die angst – de angst voor het nooit meer weten – was wat haar deed besluiten. Ze voelde een oprechte lach op haar gezicht kruipen terwijl ze hem een soort ondeugende blik toewierp. “Breng me maar naar mijn golddigger’s flat.”
Hazel bleef verdwaasd zitten terwijl de heelkundige de kamer uitbeende. Naast zich voelde ze Damien al even verduft achterblijven. Hazel was er vrij zeker van dat het niet de bedoeling was dat doktoren hun patienten zomaar in hun kantoortjes lieten zitten zonder supervisie. Tegelijkertijd was ze er echter ook vrij zeker van dat gesprekken met patiënten niet zo hoorden te gaan, dus op zich…
Haar mondhoek trilde.
Hazel keek naar de jongen naast zich en even bleven hun blikken in elkaar gehaakt hangen. Toen barstte ze in lachen uit. Haar schouders schokten en ze moest een hand voor haar mond gooien om de verpleegkundigen op de gang niet te alarmeren. Alle spanning van de afgelopen dagen werden uit haar getrokken in een lachbui waar ze zichzelf niet uit kon, noch wilde trekken. De energie lekte mee.
“Sorry. Het is gewoon…” Ze haalde haar schouders op naar Damien die nog steeds tegenover haar zat een maakte een of ander vagelijk gebaar. De memovogeltjes vlogen nog steeds rond en met verder niemand om lastig te vallen begonnen ze om hun hoofden heen te vliegen. Nog even en ze zouden al even opdringerig worden als ze net waren bij de dokter… Hazel knikte met haar hoofd naar de deur voor ze opstond.
Damien legde haar ondertussen een lastig vraagstuk voor.
Huis… Helemaal prima, maar wat was haar huis?
Hazels ouderlijkhuis? Blue’s studentenhuis – of wat het ook zou zijn?
Hij keek haar zo zorgzaam aan. Wat nog steeds niet helemaal bij zijn ik-ben-cool-en/of-edgyuiterlijk paste, maar ze begon eraan te wennen. De uitspraak was ‘iemand op zijn blauwe ogen vertrouwen’. Maar Hazel vond nu meer vertrouwen in dat donkerbruin dan ze ooit in blauwe ogen had gezien – nou kende ze verder ook niet echt iemand met blauwe ogen, maar dat was het punt niet!
“Ik wil mijn moeder even bellen. Laten weten dat ik naar huis ga.” Haar maag trok zich samen bij de gedachte aan het huis waar ze in op was gegroeid, maar dat duwde ze zo goed en kwaad als ze kon weg. Ze kon voor de makkelijke optie gaan. Maar daar zou ze haar geheugen niet van terug krijgen. En die angst – de angst voor het nooit meer weten – was wat haar deed besluiten. Ze voelde een oprechte lach op haar gezicht kruipen terwijl ze hem een soort ondeugende blik toewierp. “Breng me maar naar mijn golddigger’s flat.”