08/08/2020, 13:49
Damien stopte de camera terug in zijn tas en hees die op zijn schouder toen hij opstond. Hij wierp een blik op zijn horloge.
‘Het is al vanmiddag,’ zei hij. ‘Het is kwart voor vier. Hoe laat heb je die afspraak? En natuurlijk ga ik met je mee! Dit is veel belangrijker dan een schoolproject, of feestjes geven. Londen vermaakt zichzelf maar even.’
Blue nam het papier van hem over. Ze liet haar blik over zijn aantekeningen glijden en haalde haar toverstaf uit de zak van haar spijkerbroek. Damien was benieuwd wat ze ermee kon doen. Zou ze eigenlijk nog wel kunnen toveren, nu ze al haar herinneringen over de toverwereld kwijt was? Hij hoorde amper wat ze zei, want met verbazingwekkend nonchalance tikte ze op het blad, waarna de inkt in haar staf opgezogen werd.
‘Eigenlijk is dat wél waar,’ zei Damien terwijl Blue vrolijk doorratelde over hoe alles in de tijdschriften een leugen was. ‘Eliza woonde een tijdje hier in Londen, een paar jaar geleden. Maar ze is teruggegaan naar Amerika, waar ze vandaan komt, om door te kunnen breken met haar band, Six Minutes Till Midnight. Dus toen ging het uit.’
Hij haalde zijn schouders op. Het klonk allemaal zo veel simpeler dan het destijds had gevoeld. Nog steeds miste hij haar soms, niet eens zozeer als vriendin, maar als zijn maatje met wie hij van alles kon bespreken, met wie hij kon lachen en serieus kon zijn en alles daartussenin. Hij geloofde niet in zielsverwanten, maar nu zijn beste vriendin zijn gehele bestaan was vergeten, was het misschien niet meer dan logisch dat zijn hart verlangde naar de Amerikaanse die voor alles een oplossing had.
Tegen de tijd dat ze de wachtkamer van de Hoofdheler binnenstapten, waren ze al zo’n vijf minuten te laat voor Blues afspraak, maar er was niemand die hen van de ongemakkelijke stoeltjes plukte. Pas een kwartier later stak een vermoeid uitziende man van eind vijftig zijn grijzende hoofd om de hoek van de deur om hen naar zijn kantoortje te begeleiden.
Dr. Serpren stelde zich voor en rommelde door een berg perkament op zijn bureau. Alles aan hem schreeuwde dat hij behoefte had aan een pauze, maar algauw bleek dat dat er eerst voorlopig niet in zat voor hem: om de vijf à tien minuten zeilde een memovliegtuigje door het daarvoor bestemde ventilatiekanaal en cirkelde om zijn hoofd, terwijl het om aandacht piepte. Ondanks de chaos probeerde de man iets van het gesprek te maken, tot zijn collega de kamerdeur opengooide en hem op professionele wijze aandrong om vooral haast te maken en de afspraak af te ronden, aangezien er vier nieuwe spoedgevallen waren gemeld en ze alle handen konden gebruiken die beschikbaar waren. Serpren sputterde tegen dat hij momenteel niet beschikbaar was, met een gebaar naar Blue, maar dat argument hield slechts vrij kort stand.
Uiteindelijk kwam het gesprek, dat een halfuur had geduurd maar eerder aanvoelde als vijf minuten, neer op: ‘We hebben dit nog nooit meegemaakt… Alles en iedereen draait overuren, dus helaas is er niet heel veel tijd om dingen te bespreken… Probeer alles bij het oude te houden voor het geval het je geheugen triggert en zodat je niet stilstaat met je leven, want dan bestaat de kans dat je meer herinneringen kwijtraakt.’ Toen zijn collega de kamer verliet om en hem met een ongeduldig tikken van zijn voet aanspoorde op hetzelfde te doen, richtte Serpren zich kort tot Damien: ‘Zorg ervoor dat ze niet alleen is, vooral de eerste dagen terwijl ze nog moet aarden, want het kan een heel heftige shock zijn. Ze kan mensen ontmoeten die ze wel kent maar niet meer kent en dat kan heel overweldigend zijn.’ Voordat hij vertrok, voegde hij er nog snel aan toe vanuit de deuropening: ‘Enige vragen kun je bij de Heelkundigen kwijt. Succes!’
Een tikje verbluft bleef Damien achter. De Hoofdheler had vast meer informatie gegeven, maar dit waren de enige punten die hij had kunnen meeschrijven. Serpren had haar het nieuws waarschijnlijk rustig willen brengen met voorbeelden en ogenschijnlijk onnodige details, zodat Blue zo veel mogelijk zelf zou opnemen en vragen kon stellen, maar daardoor was de tijd wel razend snel voorbijgegaan. Nu had hij belangrijke tips af moeten raffelen terwijl hij een hap van een oud broodje naar binnen propte en wegspoelde met een stoffig glas water.
Damien wierp een blik op zijn beste vriendin. Was de publieke gezondheidszorg altijd zo hectisch en chaotisch? Hij had slechte herinneringen aan ziekenhuizen, maar dat waren allemaal privéklinieken geweest waar de Helers alle tijd hadden voor het selecte aantal patiënten. Dat had hij al verschrikkelijk genoeg gevonden, maar Blue kreeg niet eens die goede begeleiding. Hij nam zich voor om zijn moeder te vragen of ze klinieken kende in Londen die zich in hersenletsel specialiseerden. Want naar deze chaos zou hij haar niet terug laten keren.
‘Dus… je kunt naar huis,’ begon hij voorzichtig en hij stond op. ‘Weet je al wat je wilt? De Heler zei dat je het beste je huidige leven zo veel mogelijk kunt oppakken, maar ik zou het ook goed begrijpen als je liever naar je moeder gaat om op adem te komen. Als je wilt, breng ik je er zo heen en dan drop ik later vandaag nog wel wat kleren en zo, als je moeder geen spul van je meer in huis heeft.’
‘Het is al vanmiddag,’ zei hij. ‘Het is kwart voor vier. Hoe laat heb je die afspraak? En natuurlijk ga ik met je mee! Dit is veel belangrijker dan een schoolproject, of feestjes geven. Londen vermaakt zichzelf maar even.’
Blue nam het papier van hem over. Ze liet haar blik over zijn aantekeningen glijden en haalde haar toverstaf uit de zak van haar spijkerbroek. Damien was benieuwd wat ze ermee kon doen. Zou ze eigenlijk nog wel kunnen toveren, nu ze al haar herinneringen over de toverwereld kwijt was? Hij hoorde amper wat ze zei, want met verbazingwekkend nonchalance tikte ze op het blad, waarna de inkt in haar staf opgezogen werd.
‘Eigenlijk is dat wél waar,’ zei Damien terwijl Blue vrolijk doorratelde over hoe alles in de tijdschriften een leugen was. ‘Eliza woonde een tijdje hier in Londen, een paar jaar geleden. Maar ze is teruggegaan naar Amerika, waar ze vandaan komt, om door te kunnen breken met haar band, Six Minutes Till Midnight. Dus toen ging het uit.’
Hij haalde zijn schouders op. Het klonk allemaal zo veel simpeler dan het destijds had gevoeld. Nog steeds miste hij haar soms, niet eens zozeer als vriendin, maar als zijn maatje met wie hij van alles kon bespreken, met wie hij kon lachen en serieus kon zijn en alles daartussenin. Hij geloofde niet in zielsverwanten, maar nu zijn beste vriendin zijn gehele bestaan was vergeten, was het misschien niet meer dan logisch dat zijn hart verlangde naar de Amerikaanse die voor alles een oplossing had.
Tegen de tijd dat ze de wachtkamer van de Hoofdheler binnenstapten, waren ze al zo’n vijf minuten te laat voor Blues afspraak, maar er was niemand die hen van de ongemakkelijke stoeltjes plukte. Pas een kwartier later stak een vermoeid uitziende man van eind vijftig zijn grijzende hoofd om de hoek van de deur om hen naar zijn kantoortje te begeleiden.
Dr. Serpren stelde zich voor en rommelde door een berg perkament op zijn bureau. Alles aan hem schreeuwde dat hij behoefte had aan een pauze, maar algauw bleek dat dat er eerst voorlopig niet in zat voor hem: om de vijf à tien minuten zeilde een memovliegtuigje door het daarvoor bestemde ventilatiekanaal en cirkelde om zijn hoofd, terwijl het om aandacht piepte. Ondanks de chaos probeerde de man iets van het gesprek te maken, tot zijn collega de kamerdeur opengooide en hem op professionele wijze aandrong om vooral haast te maken en de afspraak af te ronden, aangezien er vier nieuwe spoedgevallen waren gemeld en ze alle handen konden gebruiken die beschikbaar waren. Serpren sputterde tegen dat hij momenteel niet beschikbaar was, met een gebaar naar Blue, maar dat argument hield slechts vrij kort stand.
Uiteindelijk kwam het gesprek, dat een halfuur had geduurd maar eerder aanvoelde als vijf minuten, neer op: ‘We hebben dit nog nooit meegemaakt… Alles en iedereen draait overuren, dus helaas is er niet heel veel tijd om dingen te bespreken… Probeer alles bij het oude te houden voor het geval het je geheugen triggert en zodat je niet stilstaat met je leven, want dan bestaat de kans dat je meer herinneringen kwijtraakt.’ Toen zijn collega de kamer verliet om en hem met een ongeduldig tikken van zijn voet aanspoorde op hetzelfde te doen, richtte Serpren zich kort tot Damien: ‘Zorg ervoor dat ze niet alleen is, vooral de eerste dagen terwijl ze nog moet aarden, want het kan een heel heftige shock zijn. Ze kan mensen ontmoeten die ze wel kent maar niet meer kent en dat kan heel overweldigend zijn.’ Voordat hij vertrok, voegde hij er nog snel aan toe vanuit de deuropening: ‘Enige vragen kun je bij de Heelkundigen kwijt. Succes!’
Een tikje verbluft bleef Damien achter. De Hoofdheler had vast meer informatie gegeven, maar dit waren de enige punten die hij had kunnen meeschrijven. Serpren had haar het nieuws waarschijnlijk rustig willen brengen met voorbeelden en ogenschijnlijk onnodige details, zodat Blue zo veel mogelijk zelf zou opnemen en vragen kon stellen, maar daardoor was de tijd wel razend snel voorbijgegaan. Nu had hij belangrijke tips af moeten raffelen terwijl hij een hap van een oud broodje naar binnen propte en wegspoelde met een stoffig glas water.
Damien wierp een blik op zijn beste vriendin. Was de publieke gezondheidszorg altijd zo hectisch en chaotisch? Hij had slechte herinneringen aan ziekenhuizen, maar dat waren allemaal privéklinieken geweest waar de Helers alle tijd hadden voor het selecte aantal patiënten. Dat had hij al verschrikkelijk genoeg gevonden, maar Blue kreeg niet eens die goede begeleiding. Hij nam zich voor om zijn moeder te vragen of ze klinieken kende in Londen die zich in hersenletsel specialiseerden. Want naar deze chaos zou hij haar niet terug laten keren.
‘Dus… je kunt naar huis,’ begon hij voorzichtig en hij stond op. ‘Weet je al wat je wilt? De Heler zei dat je het beste je huidige leven zo veel mogelijk kunt oppakken, maar ik zou het ook goed begrijpen als je liever naar je moeder gaat om op adem te komen. Als je wilt, breng ik je er zo heen en dan drop ik later vandaag nog wel wat kleren en zo, als je moeder geen spul van je meer in huis heeft.’