08/08/2020, 12:25
Toen hij aan het eind van de avond eindelijk weer thuiskwam, was hij afgepeigerd. De ontmoeting met Blue had hem ontdaan achtergelaten en hij had een tijdlang verdwaasd voor de ingang van het St. Holisto gestaan terwijl hij probeerde te bedenken wat hij nu in godensnaam moest doen. Bij een gastles Verweer tegen de Zwarte Kunsten hadden ze geleerd wat voor immense schade Amnesiaspreuken konden aanrichten, maar het was toch iets heel anders om het te zien gebeuren bij zijn beste maatje. Pas toen een Dreuzelagent had gevraagd of alles wel goed ging, was hij in beweging gekomen. Hij kon zich achteraf niet meer herinneren of hij netjes een zijstraatje had opgezocht waar niemand hem kon zien, of dat hij ter plekke in het midden van de drukke winkelstraat was Verdwijnseld.
In Brighton had het gegoten en Jane Hathaway was niet thuis geweest. Damien had geen flauw idee waar ze werkte en overwoog om aan te bellen bij haar buren, maar hij had geen puf voor Dreuzels. Ze zouden hem ongetwijfeld allerlei vragen stellen waar hij geen magieloze verklaring voor had. Blue was altijd degene die de Dreuzelzaken regelde…
Doorweekt was hij terugverschijnseld naar Trevors appartement, waar hij goddank zijn broer ditmaal wel aantrof. Tot Damiens grote opluchting was hij alleen; hij mocht Lila echt, maar hij dacht niet dat hij deze situatie in Engels zou kunnen vatten. Op dit soort momenten was hij dankbaar dat hij met Trevor een directe manier van communiceren had, waarbij hij niets hoefde uit te leggen.
Trevor had aangeboden om met Blue te praten, maar bij nader inzien leek dat toch niet een goed idee. Er leek gewoonweg geen goede manier om dit op te lossen, behalve te wachten en te hopen dat Blue bij zou draaien. Waarschijnlijk zou ze alleen maar meer overstuur raken als er nog meer mensen bij haar kwamen om aan haar wankele bewustzijn allerlei kanten op te trekken.
Tegen halfzes was het eindelijk opgehouden met regenen en waagde Damien een tweede poging om Blues moeder op te zoeken. Inmiddels was ze terug van haar werk. Het meest ongemakkelijke gesprek dat hij ooit in zijn leven had gevoerd volgde en hij was bijna opgelucht dat hij niet mee naar binnen hoefde toen hij Jane af had gezet bij de ingang van het St. Holisto; hij was er niet zeker van dat hij een tweede confrontatie met een herinneringloze Blue door kon komen zonder zijn eigen verstand te verliezen of in huilen uit te barsten. En daar had niemand wat aan.
Het appartement voelde anders aan. Leger. Terwijl Blue al een paar weken weg was. Het was gek om alle spullen precies zo terug te vinden als hij ze die ochtend had achtergelaten, alsof hij naar een parallelle werkelijkheid keek, waarin zijn grootste zorg de deadline van de sampletrack was. Nu voelde hij amper iets toen hij besefte dat hij met zijn partner had afgesproken dat hij nog voor de middag zijn deel op zou sturen, zodat Jeffrey de boel kon mixen. Zonder nog eens te luisteren – het was toch al bijna af geweest toe – stuurde hij zijn deel van de opdracht naar Jeffrey, die hem in de loop van de middag drie brulbrieven had gestuurd.
Hij had slecht geslapen en schoof bij het ontbijt de envelop van Jeffrey aan de kant, die ongetwijfeld alleen nog maar meer chagrijnige woorden bevatte. Hij sloot zich op in zijn muziekkamer en speelde alles van zich af. Even geen schoolopdracht, maar gewoon de muziek die hem zelf aansprak, de reden dat hij van muziek was gaan houden.
Toen hij rond een uur of drie zichzelf dwong om te lunchen, wachtte een sneeuwwitte uil geduldig voor het keukenraam om binnengelaten te worden. Hij had geen idee hoelang het beest er al zat, maar het vloog meteen weg zodra Damien het briefje rond zijn poot los had gepeuterd. Het kwam van Blue. Ze wilde hem weer zien. Het gesprek met haar moeder had haar zo te zien goed gedaan, al schreef ze in vreemde, formele zinnen en had ze een paar keer flink zitten krassen. Ze had duidelijk moeite gehad met de brief. Zou het haar dyslexie zijn, of wist ze gewoon nog steeds niet wat ze met hem aan moest?
Damien stapte Blues kamer binnen. Nog steeds waren er nog geen andere patiënten te bekennen. Ook Blue zelf zag hij nergens. Aarzelend wachtte hij tot ze terug zou komen, maar toen ze een kwartier later nog steeds niet op was gedoken, bedacht hij dat er waarschijnlijk ergens een zitkamer was.
Hij vond haar even later in een binnentuin die, ondanks dat de afdeling op de vierde verdieping lag, genoot van direct zonlicht en een betoverde wand die een zacht briesje produceerde, alsof ze echt buiten waren. Blue zat opgekruld in een comfortabele stoel, met op het tafeltje naast zich een stapel tijdschriften. Bovenop lag een oud exemplaar van de Puur!
‘Mag ik naast je komen zitten?’ vroeg hij vriendelijk, met een knikje naar de stoel aan de andere kant van het bijzettafeltje. ‘Je zei dat je met vragen zat. Ik wil je graag helpen – ik hoop dat je dat kunt geloven. Dit alles moet verwarrend voor je zijn…’
In Brighton had het gegoten en Jane Hathaway was niet thuis geweest. Damien had geen flauw idee waar ze werkte en overwoog om aan te bellen bij haar buren, maar hij had geen puf voor Dreuzels. Ze zouden hem ongetwijfeld allerlei vragen stellen waar hij geen magieloze verklaring voor had. Blue was altijd degene die de Dreuzelzaken regelde…
Doorweekt was hij terugverschijnseld naar Trevors appartement, waar hij goddank zijn broer ditmaal wel aantrof. Tot Damiens grote opluchting was hij alleen; hij mocht Lila echt, maar hij dacht niet dat hij deze situatie in Engels zou kunnen vatten. Op dit soort momenten was hij dankbaar dat hij met Trevor een directe manier van communiceren had, waarbij hij niets hoefde uit te leggen.
Trevor had aangeboden om met Blue te praten, maar bij nader inzien leek dat toch niet een goed idee. Er leek gewoonweg geen goede manier om dit op te lossen, behalve te wachten en te hopen dat Blue bij zou draaien. Waarschijnlijk zou ze alleen maar meer overstuur raken als er nog meer mensen bij haar kwamen om aan haar wankele bewustzijn allerlei kanten op te trekken.
Tegen halfzes was het eindelijk opgehouden met regenen en waagde Damien een tweede poging om Blues moeder op te zoeken. Inmiddels was ze terug van haar werk. Het meest ongemakkelijke gesprek dat hij ooit in zijn leven had gevoerd volgde en hij was bijna opgelucht dat hij niet mee naar binnen hoefde toen hij Jane af had gezet bij de ingang van het St. Holisto; hij was er niet zeker van dat hij een tweede confrontatie met een herinneringloze Blue door kon komen zonder zijn eigen verstand te verliezen of in huilen uit te barsten. En daar had niemand wat aan.
Het appartement voelde anders aan. Leger. Terwijl Blue al een paar weken weg was. Het was gek om alle spullen precies zo terug te vinden als hij ze die ochtend had achtergelaten, alsof hij naar een parallelle werkelijkheid keek, waarin zijn grootste zorg de deadline van de sampletrack was. Nu voelde hij amper iets toen hij besefte dat hij met zijn partner had afgesproken dat hij nog voor de middag zijn deel op zou sturen, zodat Jeffrey de boel kon mixen. Zonder nog eens te luisteren – het was toch al bijna af geweest toe – stuurde hij zijn deel van de opdracht naar Jeffrey, die hem in de loop van de middag drie brulbrieven had gestuurd.
Hij had slecht geslapen en schoof bij het ontbijt de envelop van Jeffrey aan de kant, die ongetwijfeld alleen nog maar meer chagrijnige woorden bevatte. Hij sloot zich op in zijn muziekkamer en speelde alles van zich af. Even geen schoolopdracht, maar gewoon de muziek die hem zelf aansprak, de reden dat hij van muziek was gaan houden.
Toen hij rond een uur of drie zichzelf dwong om te lunchen, wachtte een sneeuwwitte uil geduldig voor het keukenraam om binnengelaten te worden. Hij had geen idee hoelang het beest er al zat, maar het vloog meteen weg zodra Damien het briefje rond zijn poot los had gepeuterd. Het kwam van Blue. Ze wilde hem weer zien. Het gesprek met haar moeder had haar zo te zien goed gedaan, al schreef ze in vreemde, formele zinnen en had ze een paar keer flink zitten krassen. Ze had duidelijk moeite gehad met de brief. Zou het haar dyslexie zijn, of wist ze gewoon nog steeds niet wat ze met hem aan moest?
Damien stapte Blues kamer binnen. Nog steeds waren er nog geen andere patiënten te bekennen. Ook Blue zelf zag hij nergens. Aarzelend wachtte hij tot ze terug zou komen, maar toen ze een kwartier later nog steeds niet op was gedoken, bedacht hij dat er waarschijnlijk ergens een zitkamer was.
Hij vond haar even later in een binnentuin die, ondanks dat de afdeling op de vierde verdieping lag, genoot van direct zonlicht en een betoverde wand die een zacht briesje produceerde, alsof ze echt buiten waren. Blue zat opgekruld in een comfortabele stoel, met op het tafeltje naast zich een stapel tijdschriften. Bovenop lag een oud exemplaar van de Puur!
‘Mag ik naast je komen zitten?’ vroeg hij vriendelijk, met een knikje naar de stoel aan de andere kant van het bijzettafeltje. ‘Je zei dat je met vragen zat. Ik wil je graag helpen – ik hoop dat je dat kunt geloven. Dit alles moet verwarrend voor je zijn…’