08/08/2020, 10:32
De koffie deed hem goed. Ze maakte een zootje van de keuken om tot dit resultaat te komen, maar Blues koffie was altijd precies goed – op het feit na dat ze het te veel af liet koelen. Met een simpele hittespreuk was dat probleem echter snel verholpen.
En praten over zijn werk vond hij ook fijn. Hij hield ervan om te kunnen laten zien dat hij talenten had, en niet gewoon een rijkeluiskindje was dat zijn hele leven zou blijven weigeren om hard te werken voor wat hij wilde. Bovendien keken mensen hem, als hij iets voor hen oploste, voor de verandering eens niet aan met de gebruikelijke argwaan, walging of angst. Hij had de waardering van anderen niet nodig, maar dat maakte het nog niet onplezierig om af en toe te krijgen. Blue zat daar natuurlijk meteen bovenop en gaf hem een complimentje dat uit de mond van ieder ander nep had geklonken.
‘Volgens mij ben je de enige persoon ter wereld die het cool vindt om rond te lopen met een klodder slagroom,’ zei Trevor.
Blue grijnsde zo opgewekt naar hem dat het erop leek dat ze hem door pure aanstekelijkheid wilde dwingen om zich beter te voelen. Die theorie kreeg bijval door haar volgende opmerking; ze vond hem er verontrustend lusteloos uitzien. Dat ze in dezelfde zin zei dat hij er ‘prima’ uitzag, was een wel erg slecht ingelijste leugen, zelfs naar Blues standaarden.
Zoals altijd als ze iemand wilde helpen, maar niet goed wist welke woorden het beste zouden werken, gooide ze ze er maar allemaal uit. Hij wist dat ze het goed bedoelde, maar hij kon het niet goed trekken als mensen medelijden met hem hadden. Dan voelde hij zich zo zwak. Om te voorkomen dat hij iets bots zou zeggen, nam hij een slok koffie en opteerde zijn schouders op te halen. Hij had geen zin om uit te leggen dat koffie en wat gezelschap niet een werkende pleister waren voor zijn depressieve buien. Daar zou hij alleen maar energie aan verspillen die hij liever besteedde aan wat het ook was waar Blue zin in had. Er even uit zijn zou hem goed doen, daar had ze dan wel weer gelijk in – hopelijk.
‘Hm, ik ben nog op zoek naar wat Dreuzelsieraden uit de vorige eeuw. Blijkbaar gebruikten ze een bepaalde techniek die ze toevallig goed te beheksen maakt.’ Schijnbaar had ze hem niet gehoord, want ze gooide nog een argument in zijn richting, alsof ze hem nog niet had overtuigd. Hij nam een koekje aan en zei: ‘Ik weet niet of het een goed idee is om haar behekste sieraden te geven,’ bracht Trevor ertegenin, ‘maar misschien kun je wat vintage mode-weet-ik-veel voor haar vinden.
‘Over Dreuzelkleding gesproken...’ Hij wierp een vragende blik van haar naar zijn gewaad, dat uit meerdere laagjes zachte, grijszwarte stof bestond. Een faux-versleten capuchon van dezelfde stof verborg de meeste van zijn krullen. Hij had geen idee of dit acceptabel was voor Dreuzels, maar zijn outfit van de dag bevatte in ieder geval een broek – gitzwart met zakken op asymmetrische plekken – iets wat Dreuzels belangrijk schenen te vinden voor mannen. ‘Wat denk je: gaan de Dreuzels wantrouwend naar me staren – meer dan gebruikelijk, bedoel ik? Of kan dit ermee door?’
En praten over zijn werk vond hij ook fijn. Hij hield ervan om te kunnen laten zien dat hij talenten had, en niet gewoon een rijkeluiskindje was dat zijn hele leven zou blijven weigeren om hard te werken voor wat hij wilde. Bovendien keken mensen hem, als hij iets voor hen oploste, voor de verandering eens niet aan met de gebruikelijke argwaan, walging of angst. Hij had de waardering van anderen niet nodig, maar dat maakte het nog niet onplezierig om af en toe te krijgen. Blue zat daar natuurlijk meteen bovenop en gaf hem een complimentje dat uit de mond van ieder ander nep had geklonken.
‘Volgens mij ben je de enige persoon ter wereld die het cool vindt om rond te lopen met een klodder slagroom,’ zei Trevor.
Blue grijnsde zo opgewekt naar hem dat het erop leek dat ze hem door pure aanstekelijkheid wilde dwingen om zich beter te voelen. Die theorie kreeg bijval door haar volgende opmerking; ze vond hem er verontrustend lusteloos uitzien. Dat ze in dezelfde zin zei dat hij er ‘prima’ uitzag, was een wel erg slecht ingelijste leugen, zelfs naar Blues standaarden.
Zoals altijd als ze iemand wilde helpen, maar niet goed wist welke woorden het beste zouden werken, gooide ze ze er maar allemaal uit. Hij wist dat ze het goed bedoelde, maar hij kon het niet goed trekken als mensen medelijden met hem hadden. Dan voelde hij zich zo zwak. Om te voorkomen dat hij iets bots zou zeggen, nam hij een slok koffie en opteerde zijn schouders op te halen. Hij had geen zin om uit te leggen dat koffie en wat gezelschap niet een werkende pleister waren voor zijn depressieve buien. Daar zou hij alleen maar energie aan verspillen die hij liever besteedde aan wat het ook was waar Blue zin in had. Er even uit zijn zou hem goed doen, daar had ze dan wel weer gelijk in – hopelijk.
‘Hm, ik ben nog op zoek naar wat Dreuzelsieraden uit de vorige eeuw. Blijkbaar gebruikten ze een bepaalde techniek die ze toevallig goed te beheksen maakt.’ Schijnbaar had ze hem niet gehoord, want ze gooide nog een argument in zijn richting, alsof ze hem nog niet had overtuigd. Hij nam een koekje aan en zei: ‘Ik weet niet of het een goed idee is om haar behekste sieraden te geven,’ bracht Trevor ertegenin, ‘maar misschien kun je wat vintage mode-weet-ik-veel voor haar vinden.
‘Over Dreuzelkleding gesproken...’ Hij wierp een vragende blik van haar naar zijn gewaad, dat uit meerdere laagjes zachte, grijszwarte stof bestond. Een faux-versleten capuchon van dezelfde stof verborg de meeste van zijn krullen. Hij had geen idee of dit acceptabel was voor Dreuzels, maar zijn outfit van de dag bevatte in ieder geval een broek – gitzwart met zakken op asymmetrische plekken – iets wat Dreuzels belangrijk schenen te vinden voor mannen. ‘Wat denk je: gaan de Dreuzels wantrouwend naar me staren – meer dan gebruikelijk, bedoel ik? Of kan dit ermee door?’