Ergens was het fascinerend hoeveel Eliza’s perceptie van Blue verschilde van de zijne. Het apenlazerus? Damien dacht dat Blue zich vooral zou afvragen of de ongenode gast wel goed had kunnen slapen in een vreemd bed, en of ze liever bacon of toast wilden voor ontbijt. Maar ergens ánders – te weten hier en nu, om twee uur ’s nachts na een vermoeiende, emotionele dag en met de verleiding van Eliza die hem speels porde en grapjes maakte die ongetwijfeld over een minuut of tien de schuine kant op zouden gaan – had Damien geen zin om daarbij stil te staan.
‘De dag moet nog aanbreken dat een vrouw iets laat omwille van haar loyaliteit aan mij,’ zei hij terwijl hij opstond. ‘Hoe dan ook zou ze je er niet uit trappen, daar is ze veel te lief voor. Daar zou jij nog wat van kunnen leren.’
Hij trok een plagerig gezicht om te laten weten dat hij dat laatste niet echt meende en sprong voor de zekerheid een eindje bij haar weg, zodat ze hem niet nog eens met haar pen te lijf kon gaan. Ze besloot dan toch maar Blues – Hazels – bed te nemen. Damien rekte zich uit en knikte geeuwend.
‘Trusten, Lizzy,’ zei hij over zijn schouder en hij verdween in de badkamer.
De rommel ruimden ze morgen wel op, nu wilde hij gewoon zijn tanden poetsen en zijn nest in. Toen hij klaar was, was de kamer leeg. De deur van Blues slaapkamer was dichtgetrokken en er scheen licht onder de drempel door. Hij sjokte naar zijn eigen kamer en liet zich op bed vallen, waarna hij vrijwel meteen in slaap viel.
Halverwege de nacht werd hij half wakker doordat zijn dekbed een stuk opengeslagen werd. Loom opende hij één oog; de wekker gaf aan dat het halfvier was.
‘Hm?’ vroeg hij.
Een warm lichaam kroop bij hem onder de deken. Nog slapend herkende hij haar: de geur van sigaretten en wijn en dat onbeschrijflijke, heerlijke zoete dat door alles heen kwam, ook al rook ze nog zo naar de nacht. Was ze terug van een laat optreden? Had ze nog wat gefeest naderhand? Dat deden ze vaak. Maar altijd eindigden ze hier, in dit warme bed, met elkaar. Ook al was het soms maar een paar uur.
‘O, jij bent het,’ murmelde hij, alweer wegzakkend. Hij sloeg een arm om haar heen en glimlachte met zijn neus tegen haar nek. ‘Ik miste je al.’
‘De dag moet nog aanbreken dat een vrouw iets laat omwille van haar loyaliteit aan mij,’ zei hij terwijl hij opstond. ‘Hoe dan ook zou ze je er niet uit trappen, daar is ze veel te lief voor. Daar zou jij nog wat van kunnen leren.’
Hij trok een plagerig gezicht om te laten weten dat hij dat laatste niet echt meende en sprong voor de zekerheid een eindje bij haar weg, zodat ze hem niet nog eens met haar pen te lijf kon gaan. Ze besloot dan toch maar Blues – Hazels – bed te nemen. Damien rekte zich uit en knikte geeuwend.
‘Trusten, Lizzy,’ zei hij over zijn schouder en hij verdween in de badkamer.
De rommel ruimden ze morgen wel op, nu wilde hij gewoon zijn tanden poetsen en zijn nest in. Toen hij klaar was, was de kamer leeg. De deur van Blues slaapkamer was dichtgetrokken en er scheen licht onder de drempel door. Hij sjokte naar zijn eigen kamer en liet zich op bed vallen, waarna hij vrijwel meteen in slaap viel.
Halverwege de nacht werd hij half wakker doordat zijn dekbed een stuk opengeslagen werd. Loom opende hij één oog; de wekker gaf aan dat het halfvier was.
‘Hm?’ vroeg hij.
Een warm lichaam kroop bij hem onder de deken. Nog slapend herkende hij haar: de geur van sigaretten en wijn en dat onbeschrijflijke, heerlijke zoete dat door alles heen kwam, ook al rook ze nog zo naar de nacht. Was ze terug van een laat optreden? Had ze nog wat gefeest naderhand? Dat deden ze vaak. Maar altijd eindigden ze hier, in dit warme bed, met elkaar. Ook al was het soms maar een paar uur.
‘O, jij bent het,’ murmelde hij, alweer wegzakkend. Hij sloeg een arm om haar heen en glimlachte met zijn neus tegen haar nek. ‘Ik miste je al.’
Einde.