Nooit eerder is Valentine gewekt door een huiself. Twee reusachtige ogen staren hem vanaf een respectabel afstandje aan en hij betrapt zich erop dat hij wacht tot het wezen met zijn ogen zal knipperen. Vlak boven zijn knoestige vuisten laat de elf een zilveren dienblad zweven met een theepot en toast met ei en worstjes. Het blad trilt licht; blijkbaar kan hij de spreuk niet veel langer vasthouden. Met een hoofdwenk dirigeert Valentine zijn ontbijt naar het nachtkastje.
‘Meneer Hathaway, de familie heeft vroeg ontbeten, meneer. Mevrouw Clementine vroeg Krittel u te melden dat u haar voor de high tea terug kunt verwachten. Ze verontschuldigt zich voor haar afwezigheid, maar uw aankomst was onaangekondigd. Mejuffrouw Aurora verzoekt dat u zwemkleding draagt.’
Valentine wrijft in zijn ogen en rolt op zijn rug. Zal hij ooit wennen aan de jetlags? Er flitst een ijzige kou door zijn lijf wanneer hij beseft dat dit misschien wel een van zijn laatste bezoeken aan Brontë Manor zal zijn. En al helemaal zijn laatste onáángekondigde bezoek. Clementine is niet op haar subtielst vandaag.
‘Vertel je meesteres maar dat ik eraan kom,’ mompelt Valentine terwijl hij zich omhoogwerkt.
De elf knikt, schuifelt een paar pasjes achteruit en verdwijnt dan met een knal die Valentines laatste slaap verdrijft.
Aurora is in een betere stemming, hoewel Valentine zich niet kan voorstellen dat ze veel rust gekregen heeft vannacht. Het is te merken dat de vrouw des huizes er niet is, want Aurora is zo vrijpostig om hem buiten zijn kamer op te wachten, luidkeels te klagen dat hij daglicht verspilt en hem mee te trekken richting de stallen. Op het laatste moment buigt ze af naar een van de grasoevers.
Ze trekt haar zomerjurkje uit en Valentine kan een moment lang niets doen dan kijken hoe de lichte stof naar de grond valt en een zwart zwempak onthult. De rok verhult maar weinig van haar lange, slanke benen. Ze werpt hem een guitige blik toe en hij richt zich beschaamd op het openen van zijn blouseknopen.
‘Je maakt het me niet graag gemakkelijk, is het wel? Amuseer je je, Ms. Brontë?’
Ze verdwijnt lachend in het meer, maar niet voordat ze hem aan zijn half geopende blouse heeft gesommeerd. Hij zet een paar struikelende stappen voor hij zijn balans weer kan vinden. De punten van zijn schoenen eindigen vervaarlijk dicht bij het water.
Tegen de tijd dat hij zich van zijn bovenkleding heeft ontdaan, is ze nog niet één keer bovengekomen. Zenuwachtig speurt Valentine het oppervlak af. In het zoute meer zwemmen de getemde kelpies als de Brontës niet van plan zijn met hen uit te rijden. De halsters met Tembezweringen worden ook op die momenten niet losgehaald, maar toch vreest Valentine voor het grenzeloze vertrouwen dat Aurora in haar paarden heeft. Zwemmen tussen waterduivels staat niet hoog aan zijn lijst van ontspannende activiteiten.
Voorzichtig waadt hij van de kant af. Al na een paar passen valt de bodem weg onder zijn voeten; de afgraving is tientallen meters diep. Hij was vergeten hoe prettig de temperatuur van het water desondanks is – iets waar het Australische klimaat weinig mee van doen heeft – en het meer is kristalhelder als altijd. De Brontës houden van de natuur, zolang ze die naar hun hand kunnen zetten.
In de diepte onder zich kan hij donkere schimmen ontwaren. Voor hij zich zorgen kan maken over welke wezens dat zijn, komt Aurora weer boven water. Drie tellen later breekt een wild briesende kelpie door het oppervlak, zo hoog dat ze Aurora op haar rug uit het water tilt.
Met paniekerige slagen maakt Valentine ruimte voor de waterduivel en haar berijder. Een golf zout water duwt hem kopje-onder en hij verslikt zich voor hij hoestend zijn controle terugvindt.
‘Aurora, gaat het?’ roept hij tussen twee hoestbuien door. ‘Die beesten worden nog eens je dood! En anders de mijne wel.’
Je ziet er adembenemend uit, zegt hij niet. Het hameren van zijn hart is angst, geen opwinding. En onder geen beding zal hij zich door haar laten verleiden om Destiny te zoeken in de diepte.
‘Meneer Hathaway, de familie heeft vroeg ontbeten, meneer. Mevrouw Clementine vroeg Krittel u te melden dat u haar voor de high tea terug kunt verwachten. Ze verontschuldigt zich voor haar afwezigheid, maar uw aankomst was onaangekondigd. Mejuffrouw Aurora verzoekt dat u zwemkleding draagt.’
Valentine wrijft in zijn ogen en rolt op zijn rug. Zal hij ooit wennen aan de jetlags? Er flitst een ijzige kou door zijn lijf wanneer hij beseft dat dit misschien wel een van zijn laatste bezoeken aan Brontë Manor zal zijn. En al helemaal zijn laatste onáángekondigde bezoek. Clementine is niet op haar subtielst vandaag.
‘Vertel je meesteres maar dat ik eraan kom,’ mompelt Valentine terwijl hij zich omhoogwerkt.
De elf knikt, schuifelt een paar pasjes achteruit en verdwijnt dan met een knal die Valentines laatste slaap verdrijft.
Aurora is in een betere stemming, hoewel Valentine zich niet kan voorstellen dat ze veel rust gekregen heeft vannacht. Het is te merken dat de vrouw des huizes er niet is, want Aurora is zo vrijpostig om hem buiten zijn kamer op te wachten, luidkeels te klagen dat hij daglicht verspilt en hem mee te trekken richting de stallen. Op het laatste moment buigt ze af naar een van de grasoevers.
Ze trekt haar zomerjurkje uit en Valentine kan een moment lang niets doen dan kijken hoe de lichte stof naar de grond valt en een zwart zwempak onthult. De rok verhult maar weinig van haar lange, slanke benen. Ze werpt hem een guitige blik toe en hij richt zich beschaamd op het openen van zijn blouseknopen.
‘Je maakt het me niet graag gemakkelijk, is het wel? Amuseer je je, Ms. Brontë?’
Ze verdwijnt lachend in het meer, maar niet voordat ze hem aan zijn half geopende blouse heeft gesommeerd. Hij zet een paar struikelende stappen voor hij zijn balans weer kan vinden. De punten van zijn schoenen eindigen vervaarlijk dicht bij het water.
Tegen de tijd dat hij zich van zijn bovenkleding heeft ontdaan, is ze nog niet één keer bovengekomen. Zenuwachtig speurt Valentine het oppervlak af. In het zoute meer zwemmen de getemde kelpies als de Brontës niet van plan zijn met hen uit te rijden. De halsters met Tembezweringen worden ook op die momenten niet losgehaald, maar toch vreest Valentine voor het grenzeloze vertrouwen dat Aurora in haar paarden heeft. Zwemmen tussen waterduivels staat niet hoog aan zijn lijst van ontspannende activiteiten.
Voorzichtig waadt hij van de kant af. Al na een paar passen valt de bodem weg onder zijn voeten; de afgraving is tientallen meters diep. Hij was vergeten hoe prettig de temperatuur van het water desondanks is – iets waar het Australische klimaat weinig mee van doen heeft – en het meer is kristalhelder als altijd. De Brontës houden van de natuur, zolang ze die naar hun hand kunnen zetten.
In de diepte onder zich kan hij donkere schimmen ontwaren. Voor hij zich zorgen kan maken over welke wezens dat zijn, komt Aurora weer boven water. Drie tellen later breekt een wild briesende kelpie door het oppervlak, zo hoog dat ze Aurora op haar rug uit het water tilt.
Met paniekerige slagen maakt Valentine ruimte voor de waterduivel en haar berijder. Een golf zout water duwt hem kopje-onder en hij verslikt zich voor hij hoestend zijn controle terugvindt.
‘Aurora, gaat het?’ roept hij tussen twee hoestbuien door. ‘Die beesten worden nog eens je dood! En anders de mijne wel.’
Je ziet er adembenemend uit, zegt hij niet. Het hameren van zijn hart is angst, geen opwinding. En onder geen beding zal hij zich door haar laten verleiden om Destiny te zoeken in de diepte.