05/01/2022, 16:43
De avond sleept zich voort. Clementine gaat hen na het dessert voor naar een zitkamer aan de voorkant van het huis. Het uitzicht is adembenemend: je kijkt recht op de uitgestrekte gazons die het huis scheiden van het strand en daarachter, de oceaan. Valentine is vaak in deze kamer geweest, maar de aanblik van de Australische duinpannen went nooit. Hij verschuift zijn aandacht naar Aurora. Ze heeft het hele maal weinig gezegd en keek voortdurend met een vertrokken gezicht voor zich uit. Haar kaak stond gespannen. Eén keer miste ze een vraag van haar moeder en snakte ze bijna onhoorbaar naar adem. Ze herstelde zich onmiddellijk en gracieus, maar niet voordat ze haar moeder had aangekeken met een blik die Valentine nog steeds niet goed thuis kan brengen. Woede, pijn? Aan Clementine was uiteraard niets te zien; zij speelde zogenaamd afwezig met een van haar ringen en lachte om Aurora’s onoplettendheid.
Inmiddels is ook op Aurora’s gezicht geen enkele emotie meer te vinden. De Brontës hebben geoefende, uitgestreken gezichten, waar zelfs Valentine niet doorheen kan kijken.
Pas laat op de avond, als ze hem iets aangeeft, merkt hij de dunne zilveren lijn op die afgetekend is op haar linkerpols. Het zou hem niet zijn opgevallen vanwege haar bleke huid, maar als een litteken dat nog moet genezen ligt de lijn bijna boven op haar huid. Het doet hem aan een ander litteken denken. Een litteken waar hij nooit meer mee te maken hoopt te hebben. Onwillekeurig schiet er een rilling langs zijn rug. Waar heeft ze dat opgelopen? Het zat er de vorige keer dat hij haar zat nog niet, meende hij.
Aurora is de eerste die zich verontschuldigd om naar boven te gaan. Ze werpt hem een subtiele, vragende blik toe die hij niet kan beantwoorden. Haar ouders zouden het niet toestaan als hij achter haar aan probeert te komen.
Toch staat Valentine een paar minuten naar haar vertrek ook op. ‘Ik dank jullie zoals altijd voor jullie enorme gastvrijheid, het heerlijke eten en de prettige avond. Maar het was voor mij een lange dag; het tijdsverschil begint op te spelen. Het lijkt me beter als ik nu naar bed ga.’
Hij wenst de Brontës goedenacht, maar voor hij aanstalten kan maken om zijn weg terug te vinden naar de logeerkamer die praktisch de zijne is, verschijnt er een huiself voor hem. Blijkbaar heeft hij tegenwoordig een chaperonne nodig. Er is niets wat Clementine ontgaat.
Zwijgend gaat hij de elf voor naar de hal. Was dit nou Krittel of Sifka? Hij heeft nooit moeite gedaan om hen uit elkaar te houden, want het liefst doet hij alsof ze niet bestaan. Hij krijgt de kriebels van die wezens en hun enorme ogen en hun eeuwige gedienstigheid. Het is wel best als ze zijn kamer schoonmaken als hij er niet is, maar dat Clementine ze inzet om hem te bespioneren, zint hem totaal niet.
‘Ik vind het heus zelf wel,’ zegt hij koud. ‘Ik ben een vaste gast.’
De elf – Sifka, besluit Valentine – staart hem met haar tennisbalogen aan. ‘Ik heb de opdracht gekregen om meneer Hathaway naar zijn kamer te begeleiden, meneer.’ Blijkbaar ziet ze het ongenoegen op zijn gezicht staan, want ze voegt toe: ‘Als meneer nog niet moe is, kan meneer terugkeren naar de zitkamer?’
Valentine onderdrukt de neiging om haar in haar kleine vleermuizengezicht te schoppen. Ze weet precies wat hij wil, en terugkeren naar de zitkamer is daar niet bij. Hij is elitaire beleefdheden gewend, maar van een minder wezen kan hij het slecht verkroppen. Alsof hij de bevelen van zo’n beest moet opvolgen, ook al praat ze dan uit naam van Clementine. Valentine is er niet van gediend om de wet te worden gelezen door wie dan ook.
Hij snuift en begeeft zich naar boven, geen moeite doend om op haar en haar korte spillebeentjes te wachten. Op weg naar zijn kamer komt hij langs de gang waar Aurora’s kamer zich bevindt, maar hij kan er nog geen blik langs laten glijden zonder dat Sifka het zou rapporteren aan haar mevrouw. Hij kan alleen maar hopen dat Aurora zich niet in de steek gelaten voelt.
Gefrustreerd laat hij zich op zijn bed vallen. De vermoeidheid maakt zich onmiddellijk van hem meester, alsof ze op hem heeft liggen wachten. Hij moet hier een oplossing op vinden. Iets verzinnen om Aurora hier weg te krijgen, zonder dat ze alle schepen achter zich hoeft te verbranden… En lang kan hij er niet mee wachten.
Inmiddels is ook op Aurora’s gezicht geen enkele emotie meer te vinden. De Brontës hebben geoefende, uitgestreken gezichten, waar zelfs Valentine niet doorheen kan kijken.
Pas laat op de avond, als ze hem iets aangeeft, merkt hij de dunne zilveren lijn op die afgetekend is op haar linkerpols. Het zou hem niet zijn opgevallen vanwege haar bleke huid, maar als een litteken dat nog moet genezen ligt de lijn bijna boven op haar huid. Het doet hem aan een ander litteken denken. Een litteken waar hij nooit meer mee te maken hoopt te hebben. Onwillekeurig schiet er een rilling langs zijn rug. Waar heeft ze dat opgelopen? Het zat er de vorige keer dat hij haar zat nog niet, meende hij.
Aurora is de eerste die zich verontschuldigd om naar boven te gaan. Ze werpt hem een subtiele, vragende blik toe die hij niet kan beantwoorden. Haar ouders zouden het niet toestaan als hij achter haar aan probeert te komen.
Toch staat Valentine een paar minuten naar haar vertrek ook op. ‘Ik dank jullie zoals altijd voor jullie enorme gastvrijheid, het heerlijke eten en de prettige avond. Maar het was voor mij een lange dag; het tijdsverschil begint op te spelen. Het lijkt me beter als ik nu naar bed ga.’
Hij wenst de Brontës goedenacht, maar voor hij aanstalten kan maken om zijn weg terug te vinden naar de logeerkamer die praktisch de zijne is, verschijnt er een huiself voor hem. Blijkbaar heeft hij tegenwoordig een chaperonne nodig. Er is niets wat Clementine ontgaat.
Zwijgend gaat hij de elf voor naar de hal. Was dit nou Krittel of Sifka? Hij heeft nooit moeite gedaan om hen uit elkaar te houden, want het liefst doet hij alsof ze niet bestaan. Hij krijgt de kriebels van die wezens en hun enorme ogen en hun eeuwige gedienstigheid. Het is wel best als ze zijn kamer schoonmaken als hij er niet is, maar dat Clementine ze inzet om hem te bespioneren, zint hem totaal niet.
‘Ik vind het heus zelf wel,’ zegt hij koud. ‘Ik ben een vaste gast.’
De elf – Sifka, besluit Valentine – staart hem met haar tennisbalogen aan. ‘Ik heb de opdracht gekregen om meneer Hathaway naar zijn kamer te begeleiden, meneer.’ Blijkbaar ziet ze het ongenoegen op zijn gezicht staan, want ze voegt toe: ‘Als meneer nog niet moe is, kan meneer terugkeren naar de zitkamer?’
Valentine onderdrukt de neiging om haar in haar kleine vleermuizengezicht te schoppen. Ze weet precies wat hij wil, en terugkeren naar de zitkamer is daar niet bij. Hij is elitaire beleefdheden gewend, maar van een minder wezen kan hij het slecht verkroppen. Alsof hij de bevelen van zo’n beest moet opvolgen, ook al praat ze dan uit naam van Clementine. Valentine is er niet van gediend om de wet te worden gelezen door wie dan ook.
Hij snuift en begeeft zich naar boven, geen moeite doend om op haar en haar korte spillebeentjes te wachten. Op weg naar zijn kamer komt hij langs de gang waar Aurora’s kamer zich bevindt, maar hij kan er nog geen blik langs laten glijden zonder dat Sifka het zou rapporteren aan haar mevrouw. Hij kan alleen maar hopen dat Aurora zich niet in de steek gelaten voelt.
Gefrustreerd laat hij zich op zijn bed vallen. De vermoeidheid maakt zich onmiddellijk van hem meester, alsof ze op hem heeft liggen wachten. Hij moet hier een oplossing op vinden. Iets verzinnen om Aurora hier weg te krijgen, zonder dat ze alle schepen achter zich hoeft te verbranden… En lang kan hij er niet mee wachten.