02/09/2021, 17:56
Cassandra had het niet zo met Roderick. Op hun eerste kennismakingsdag had hij verkondigd van adel te zijn, maar dat was een of andere Dreuzelhertog of wat dan ook. Lekker interessant. Dat had echt nul waarde voor haar. Al was zijn moeder Queen Elisabeth!
In een wanhopige poging een gesprek te starten, vroeg de jongen haar of ze geld kwam ophalen of kwam storten. ‘Ophalen,’ zei ze koeltjes. ‘Uit mijn kluis met galjoenen, sikkels en knoeten. Zeg, meneer de Kobold, gaat dit nog lang duren? Ik heb een héél druk schema, ik heb over een uurtje afgesproken op de Wegisweg en ik heb vanavond een belangrijk etentje. Waar wachten we precies op, komt er nog iemand bij of zo?’
Cassandra haatte het om te laat te zijn. Nee, zij was altijd stipt op tijd. Ruim van tevoren aanwezig. Ze kon zich ook echt niet voorstellen dat er leerlingen waren die bijna altijd te laat kwamen in de les. Zij zat vaak al tien minuten – minimaal – voordat de les echt begon in het lokaal.
‘Ja mevrouw, ik was even alles aan het inpakken dat ik nodig heb,’ zei de kobold, die uit een kastje kwam. ‘Ik ben nieuw, dus ik weet nog niet precies waar alles ligt. Mijn nederige excuses.’
Cassandra rolde met haar ogen en mompelde, meer tegen zichzelf dan tegen Roderick: ‘Dat is je aangeraden ja…’
Ze konden eindelijk het karretje instappen. Cassandra werd altijd misselijk van het karretje. Het ging snel en het draaide, bah. Gelukkig had ze een toverdrankje gekocht dat tegen misselijkheid werkte. Nadat ze, leunend op het hoofd van de Kobold, zich in het karretje gemanoeuvreerd had, veel te dicht tegen de edele heer Roderick aan, nam ze het toverdrankje in. Ze merkte dat ze desondanks erg zenuwachtig was. Ze wilde echter niet voor schut staan, zeker niet tegen deze Dreuzelprins, dus deed ze haar best zich af te leiden door een kletspraatje te forceren met de jongeman.
‘En wat kom jij hier doen, Roderick? Of moet ik je misschien Sir Roderick noemen?’ zei ze, met een grijnsje. ‘Ik wist überhaupt niet dat je hier geld had…’
In een wanhopige poging een gesprek te starten, vroeg de jongen haar of ze geld kwam ophalen of kwam storten. ‘Ophalen,’ zei ze koeltjes. ‘Uit mijn kluis met galjoenen, sikkels en knoeten. Zeg, meneer de Kobold, gaat dit nog lang duren? Ik heb een héél druk schema, ik heb over een uurtje afgesproken op de Wegisweg en ik heb vanavond een belangrijk etentje. Waar wachten we precies op, komt er nog iemand bij of zo?’
Cassandra haatte het om te laat te zijn. Nee, zij was altijd stipt op tijd. Ruim van tevoren aanwezig. Ze kon zich ook echt niet voorstellen dat er leerlingen waren die bijna altijd te laat kwamen in de les. Zij zat vaak al tien minuten – minimaal – voordat de les echt begon in het lokaal.
‘Ja mevrouw, ik was even alles aan het inpakken dat ik nodig heb,’ zei de kobold, die uit een kastje kwam. ‘Ik ben nieuw, dus ik weet nog niet precies waar alles ligt. Mijn nederige excuses.’
Cassandra rolde met haar ogen en mompelde, meer tegen zichzelf dan tegen Roderick: ‘Dat is je aangeraden ja…’
Ze konden eindelijk het karretje instappen. Cassandra werd altijd misselijk van het karretje. Het ging snel en het draaide, bah. Gelukkig had ze een toverdrankje gekocht dat tegen misselijkheid werkte. Nadat ze, leunend op het hoofd van de Kobold, zich in het karretje gemanoeuvreerd had, veel te dicht tegen de edele heer Roderick aan, nam ze het toverdrankje in. Ze merkte dat ze desondanks erg zenuwachtig was. Ze wilde echter niet voor schut staan, zeker niet tegen deze Dreuzelprins, dus deed ze haar best zich af te leiden door een kletspraatje te forceren met de jongeman.
‘En wat kom jij hier doen, Roderick? Of moet ik je misschien Sir Roderick noemen?’ zei ze, met een grijnsje. ‘Ik wist überhaupt niet dat je hier geld had…’