25/04/2021, 21:55
Zoals hij al verwachtte, kruipt Aurora naar hem toe zodra hij haar die opening geeft. Haar wang past in de welving van zijn schouder en losse haartjes die aan haar vlecht zijn ontsnapt, kriebelen in zijn gezicht. Zelfs door zijn shirt heen voelt hij dat haar huid warm is, gebrand door de Australische hitte. Aurora is meer dan ooit de zee, klam en zout.
Een tijdlang zitten ze daar zwijgend. Valentine staart bewegingsloos naar het duinzand, dat zich evenmin beweegt. Vlak onder het oppervlak, weet hij, krioelt het van het leven.
Naast hem frunnikt Aurora aan haar polsen, haar blik op oneindig. Ze moet duizend dingen denken, maar hij vraagt er niet naar. Hij wil niet weten waar ze over peinst, want als hun gedachten overeenkomen, zal alles verloren lijken. Hem is altijd geleerd dat sommige gedachten niet gedeeld horen te worden.
‘Natuurlijk,’ zegt hij. ‘Dit is geen afscheid. Ik ben er nog.’
Maar het is wel een afscheid. Dat weten ze allebei, dus hoeft het niet uitgesproken te worden. Aurora is stil maar Valentine weet dat ze huilt, want ook zijn zicht wordt wazig. De duinen vormen een mozaïek achter zijn tranen en net als zij laat hij ze maar lopen. De paarden zullen hen niet verraden.
De hemel kleurt oranje en razendsnel zakt de temperatuur. Valentine wil niet opstaan, maar als ze nog langer wegblijven, zullen Aurora’s ouders bezorgd worden en op zoek gaan. Hij moet er niet aan denken wat ze zouden zeggen als ze hen hier zouden aantreffen. Het is nu al erg genoeg voor Aurora. Dus hij maakt zich langzaam van haar los, alsof ze slaapt en hij haar niet wil wekken. Als hij maar voorzichtig genoeg is, hoeft dit moment nooit te breken. Dan zullen zij hier altijd blijven zitten, verscholen voor de buitenwereld, als een verstilde foto.
Normaliter spreekt Valentine graag met Mr. en Mrs. Brontë; zij vinden hem vrijpostig op een aandoenlijke, jongensachtige manier, en hij respecteert hen diep en waarachtig. Vanavond wil het hem niet lukken om de luchtige sfeer te vangen. Telkens als hij naar Clementine Brontë kijkt, kan hij alleen maar denken aan de tranen van haar dochter die inmiddels zijn opgedroogd in zijn shirt. Als hij naar Silas kijkt, vraagt hij zich af hoe Aurora’s aanstaande verloofde eruitziet. Voelde Clementine zich ooit zoals Aurora, of legde zij zich even elegant neer bij haar lot als ze haar bestek in haar bord legt?
‘Het eten is weer werkelijk verrukkelijk,’ zegt Valentine routinematig, ook al registreert hij amper hoe het smaakt. De gangen lijken eindeloos. Hij glimlacht. Er is niets aan de hand. Hij was altijd al een betere acteur dan Aurora, dus trekt hij de gesprekken naar zich toe. Hij zal de kaart van heel Londen uittekenen als dat Clementines haviksogen van haar dochter houdt. ‘De huiselfen van Zweinstein zijn goede koks, uiteraard, maar er gaat wat mij betreft niets boven een maal bereid door een medemens.’
Een tijdlang zitten ze daar zwijgend. Valentine staart bewegingsloos naar het duinzand, dat zich evenmin beweegt. Vlak onder het oppervlak, weet hij, krioelt het van het leven.
Naast hem frunnikt Aurora aan haar polsen, haar blik op oneindig. Ze moet duizend dingen denken, maar hij vraagt er niet naar. Hij wil niet weten waar ze over peinst, want als hun gedachten overeenkomen, zal alles verloren lijken. Hem is altijd geleerd dat sommige gedachten niet gedeeld horen te worden.
‘Natuurlijk,’ zegt hij. ‘Dit is geen afscheid. Ik ben er nog.’
Maar het is wel een afscheid. Dat weten ze allebei, dus hoeft het niet uitgesproken te worden. Aurora is stil maar Valentine weet dat ze huilt, want ook zijn zicht wordt wazig. De duinen vormen een mozaïek achter zijn tranen en net als zij laat hij ze maar lopen. De paarden zullen hen niet verraden.
De hemel kleurt oranje en razendsnel zakt de temperatuur. Valentine wil niet opstaan, maar als ze nog langer wegblijven, zullen Aurora’s ouders bezorgd worden en op zoek gaan. Hij moet er niet aan denken wat ze zouden zeggen als ze hen hier zouden aantreffen. Het is nu al erg genoeg voor Aurora. Dus hij maakt zich langzaam van haar los, alsof ze slaapt en hij haar niet wil wekken. Als hij maar voorzichtig genoeg is, hoeft dit moment nooit te breken. Dan zullen zij hier altijd blijven zitten, verscholen voor de buitenwereld, als een verstilde foto.
Normaliter spreekt Valentine graag met Mr. en Mrs. Brontë; zij vinden hem vrijpostig op een aandoenlijke, jongensachtige manier, en hij respecteert hen diep en waarachtig. Vanavond wil het hem niet lukken om de luchtige sfeer te vangen. Telkens als hij naar Clementine Brontë kijkt, kan hij alleen maar denken aan de tranen van haar dochter die inmiddels zijn opgedroogd in zijn shirt. Als hij naar Silas kijkt, vraagt hij zich af hoe Aurora’s aanstaande verloofde eruitziet. Voelde Clementine zich ooit zoals Aurora, of legde zij zich even elegant neer bij haar lot als ze haar bestek in haar bord legt?
‘Het eten is weer werkelijk verrukkelijk,’ zegt Valentine routinematig, ook al registreert hij amper hoe het smaakt. De gangen lijken eindeloos. Hij glimlacht. Er is niets aan de hand. Hij was altijd al een betere acteur dan Aurora, dus trekt hij de gesprekken naar zich toe. Hij zal de kaart van heel Londen uittekenen als dat Clementines haviksogen van haar dochter houdt. ‘De huiselfen van Zweinstein zijn goede koks, uiteraard, maar er gaat wat mij betreft niets boven een maal bereid door een medemens.’