04/04/2021, 21:35
Soms was het alsof hij, jaren nadat hij van Zweinstein af was, nog steeds vasthield aan zijn oude gewoontes als Klassenoudste. Gideon wist wel dat velen hem bijzonder irritant hadden gevonden, vooral toen hij nog homofoob was en vreselijk rechtlijnig, maar één ding had hij belangrijk gevonden: veiligheid.
Destijds had hij ingestaan voor de veiligheid van anderen, ja had zelfs LoLa met zijn irritante hoofd op Gideons bescherming kunnen rekenen al wist LoLa dat destijds niet. En in het geniep had Gideon meer dan eens puistige pubers bij de schoonheid Eleftheria Aphrodisiac weggehouden - en Elef wist dat tot op de dag van vandaag ook niet. Vandaag de dag waren ze nog steeds bevriend! En hield hij bij tijd en wijle nog steeds opdringerige mensen bij haar weg, want ze was beroemd en dan zoemden mensen als vervelende muggen om haar heen.
Daarbij was ze, net zoals vroeger in Griffoendor, nog steeds naïef. Ja; ze waren er en ja; de stad was indrukwekkend! Maar ze begreep niet dat zij vooral de Kibbelaar las en dat hij zowel de Ochtendprofeet las als een groot gedeelte van de Schouwersberichten. Hij kon niets anders zeggen dan dat deze stad een crimineel bolwerk was en dat er een soort maffiafamilie de diensten uitmaakte hier; misschien wel een van de Dooddoenersfamilies - op het Ministerie waren ze er nog niet achter wat het nu was met Melport.
Feit was wel dat de vice-minister van toverkunst pasgeleden was vermoord in deze stad. Hij moest op zijn hoede zijn, liefst net zoals vroeger: zonder dat Eleftheria het merkte. Hij ging dan ook niet meer tegen haar in toen zij nog eens haar onbegrip uitte, want dat zou haar dag verpesten en hij was er toch ook voor de gezelligheid?
“Schat, daar heb je toch een toverstok voor?” lachte hij toen ze vroeg of hij haar koffers wilde dragen. Met een zwiepje en een spreuk kwamen de koffers - ook de zijne - gewillig achter hen aan gezweefd. Meteen toen ze de zeppelin uitgestapt waren, was het druk. Personeel, waaronder ook huis-elfen, stonden allemaal een beetje kwijlend toe te kijken en Gideon voelde zich er niet heel gemakkelijk bij. Eigenlijk had hij ook een zonnebril op moeten zetten - ook al scheen de zon helemaal niet - maar dan stond hij tenminste niet zo herkenbaar op de foto. Achteraan de menigte spotte hij al twee van die sensatiezoekers met een telelens - allemachtig!
Zijn broek zakte zowat af van verbazing toen Eleftheria heel vrolijk zei dat hij haar vriend was, waarna ze zich dan wel weer corrigeerde, maar hij wist dat het kwaad al was geschied.
“Subtiele entree? Godallejezes Elef!” fluisterde hij haar grinnikend toe. “Als dat straks in de Kibbelaar staat, word ik drie maanden getreiterd in café Mispoes.”
Toch liepen ze lief gearmd, heel stelletjes-achtig, met het personeel mee op weg naar hun kamers. Tenminste; Eleftheria had toch wel twee kamers geboekt? Op dit moment, zo lopend tussen de elfen met hun enorme oren, durfde hij er niet naar te vragen.
“Wat heb je eigenlijk met je ogen gedaan?” vroeg hij daarvoor in de plaats. “Ze zien er soms wat goudachtig uit, of ligt dat aan het licht?” Echt licht was het niet; het schemerde en aan de donkere kant van de stad kwam een roodachtig gekleurde maan op.
Destijds had hij ingestaan voor de veiligheid van anderen, ja had zelfs LoLa met zijn irritante hoofd op Gideons bescherming kunnen rekenen al wist LoLa dat destijds niet. En in het geniep had Gideon meer dan eens puistige pubers bij de schoonheid Eleftheria Aphrodisiac weggehouden - en Elef wist dat tot op de dag van vandaag ook niet. Vandaag de dag waren ze nog steeds bevriend! En hield hij bij tijd en wijle nog steeds opdringerige mensen bij haar weg, want ze was beroemd en dan zoemden mensen als vervelende muggen om haar heen.
Daarbij was ze, net zoals vroeger in Griffoendor, nog steeds naïef. Ja; ze waren er en ja; de stad was indrukwekkend! Maar ze begreep niet dat zij vooral de Kibbelaar las en dat hij zowel de Ochtendprofeet las als een groot gedeelte van de Schouwersberichten. Hij kon niets anders zeggen dan dat deze stad een crimineel bolwerk was en dat er een soort maffiafamilie de diensten uitmaakte hier; misschien wel een van de Dooddoenersfamilies - op het Ministerie waren ze er nog niet achter wat het nu was met Melport.
Feit was wel dat de vice-minister van toverkunst pasgeleden was vermoord in deze stad. Hij moest op zijn hoede zijn, liefst net zoals vroeger: zonder dat Eleftheria het merkte. Hij ging dan ook niet meer tegen haar in toen zij nog eens haar onbegrip uitte, want dat zou haar dag verpesten en hij was er toch ook voor de gezelligheid?
“Schat, daar heb je toch een toverstok voor?” lachte hij toen ze vroeg of hij haar koffers wilde dragen. Met een zwiepje en een spreuk kwamen de koffers - ook de zijne - gewillig achter hen aan gezweefd. Meteen toen ze de zeppelin uitgestapt waren, was het druk. Personeel, waaronder ook huis-elfen, stonden allemaal een beetje kwijlend toe te kijken en Gideon voelde zich er niet heel gemakkelijk bij. Eigenlijk had hij ook een zonnebril op moeten zetten - ook al scheen de zon helemaal niet - maar dan stond hij tenminste niet zo herkenbaar op de foto. Achteraan de menigte spotte hij al twee van die sensatiezoekers met een telelens - allemachtig!
Zijn broek zakte zowat af van verbazing toen Eleftheria heel vrolijk zei dat hij haar vriend was, waarna ze zich dan wel weer corrigeerde, maar hij wist dat het kwaad al was geschied.
“Subtiele entree? Godallejezes Elef!” fluisterde hij haar grinnikend toe. “Als dat straks in de Kibbelaar staat, word ik drie maanden getreiterd in café Mispoes.”
Toch liepen ze lief gearmd, heel stelletjes-achtig, met het personeel mee op weg naar hun kamers. Tenminste; Eleftheria had toch wel twee kamers geboekt? Op dit moment, zo lopend tussen de elfen met hun enorme oren, durfde hij er niet naar te vragen.
“Wat heb je eigenlijk met je ogen gedaan?” vroeg hij daarvoor in de plaats. “Ze zien er soms wat goudachtig uit, of ligt dat aan het licht?” Echt licht was het niet; het schemerde en aan de donkere kant van de stad kwam een roodachtig gekleurde maan op.