“Sorry, Blue,” zei Jareth met een stem die droop van sarcasme terwijl hij zich tot Trevor richtte. “Wanneer ben jij van arrogante eikel veranderd in een prince charming?” Jareth was al lang niet meer in staat zich ook maar enigszins zorgen te maken over een bijpassende gezichtsuitdrukking en zette grotere ogen op dan die van een huis-elf. Geen van de technieken die ze hem bij de afkickkliniek hadden aangeleerd hadden op dit moment ook maar enige kans van slagen. Zijn hoofd bonkte, zijn maag draaide zich om en Jareth had het gevoel dat hij weer terug bij af was: in Griekenland, met zijn knieën op de stenen vloer en zijn hoofd in het toilet. Alleen in het appartement van de zichzelf benoemde beste vriendin van Lila kotste Jareth woorden uit in plaats van braaksel.
“Mijn vriend? Doe maar niet alsof jij mij nog steeds als vriend beschouwt. Op de dag dat we van Zweinstein zijn afgestudeerd heb je mij van je bezem geflikkerd en ben je zonder om te kijken doorgevlogen.” Met zijn koffiebeker wees hij in de richting waar Blue ongeveer moest zijn, waarom bleef de kamer in deze gekantelde stand? “Ik kan mij in ieder geval niet meer herinneren dat je daarna ooit nog zonder buffer vrijwillig met mij in dezelfde ruimte was.”
Het was dat Jareth te vaak getuige was geweest van een weggeworpen speeltje van zijn ouweheer die haar furie dan maar op diens zoon af reageerde, anders had hij de verdomde beker tegen de dichtstbijzijnde muur geworpen. In plaats daarvan kwam al zijn woede samen in het compleet de grond inboren van zijn voormalige beste vriend.
“Lul, richt je vervloekingen liever op een spiegel. Dat jij nou nooit drinkt omdat je niet kunt functioneren zonder die pillen,” Jareth maakte met zijn vingers aanhalingstekens in de lucht, “die je weigert drugs te noemen, wil nog niet zeggen dat iedereen die een paar glazen zuipt per definitie verslaafd is.” Ergens in zijn achterhoofd hoorde hij Georgios’ stem afkeurende geluiden maken, maar die kon een dikke middelvinger krijgen. “Niet iedereen vindt het vreselijk dat zijn pappie nooit van hem heeft gehouden. Ze kunnen mij naar Azkaban slepen voordat ik er ook maar een traan over laat dat mijn ouweheer meer van zijn alles behalve ideale schoonzoon houdt dan van zijn bloedeigen zoon.” Net als braaksel voelde Jareth zich een tikkeltje beter nu bijna al het gif uit zijn lichaam was. Maar net als bij kotsen, was hij nog niet helemaal klaar. “Mijn ouweheer zou zeker niet jankend aan mijn graf staan, maar hij zou in ieder geval nog het fatsoen hebben om naar de begrafenis te komen, van jou ben ik daar nog niet zo zeker van. Al hoop ik voor Lila dat ze op die dag iemand heeft op wie ze kan steunen.”
Jareth wist dat het beeld dat hij nu schetste te veel was, dat de kamer nog meer was gekanteld en dat hij zijn gal volledig had gespuwd. Trevor ouderwets uitschelden en hem schreeuwend de waarheid vertellen had hem enigszins afgeleid van zijn problemen. Maar nu hij al zijn woede had opgebruikt dreef een andere emotie naar boven. Verdriet. Jareth gooide gefrustreerd zijn handen in de lucht, keek emotioneel zijn beste vriend aan en zakte toen verslagen door zijn knieën. “Trevor… Bij alle slangen, je weet niet… Ik bedoel, ik heb zo vaak geprobeerd…” Zijn lichaam was op, zijn ogen verloren de strijd. Jareth barstte in janken uit.
“Mijn vriend? Doe maar niet alsof jij mij nog steeds als vriend beschouwt. Op de dag dat we van Zweinstein zijn afgestudeerd heb je mij van je bezem geflikkerd en ben je zonder om te kijken doorgevlogen.” Met zijn koffiebeker wees hij in de richting waar Blue ongeveer moest zijn, waarom bleef de kamer in deze gekantelde stand? “Ik kan mij in ieder geval niet meer herinneren dat je daarna ooit nog zonder buffer vrijwillig met mij in dezelfde ruimte was.”
Het was dat Jareth te vaak getuige was geweest van een weggeworpen speeltje van zijn ouweheer die haar furie dan maar op diens zoon af reageerde, anders had hij de verdomde beker tegen de dichtstbijzijnde muur geworpen. In plaats daarvan kwam al zijn woede samen in het compleet de grond inboren van zijn voormalige beste vriend.
“Lul, richt je vervloekingen liever op een spiegel. Dat jij nou nooit drinkt omdat je niet kunt functioneren zonder die pillen,” Jareth maakte met zijn vingers aanhalingstekens in de lucht, “die je weigert drugs te noemen, wil nog niet zeggen dat iedereen die een paar glazen zuipt per definitie verslaafd is.” Ergens in zijn achterhoofd hoorde hij Georgios’ stem afkeurende geluiden maken, maar die kon een dikke middelvinger krijgen. “Niet iedereen vindt het vreselijk dat zijn pappie nooit van hem heeft gehouden. Ze kunnen mij naar Azkaban slepen voordat ik er ook maar een traan over laat dat mijn ouweheer meer van zijn alles behalve ideale schoonzoon houdt dan van zijn bloedeigen zoon.” Net als braaksel voelde Jareth zich een tikkeltje beter nu bijna al het gif uit zijn lichaam was. Maar net als bij kotsen, was hij nog niet helemaal klaar. “Mijn ouweheer zou zeker niet jankend aan mijn graf staan, maar hij zou in ieder geval nog het fatsoen hebben om naar de begrafenis te komen, van jou ben ik daar nog niet zo zeker van. Al hoop ik voor Lila dat ze op die dag iemand heeft op wie ze kan steunen.”
Jareth wist dat het beeld dat hij nu schetste te veel was, dat de kamer nog meer was gekanteld en dat hij zijn gal volledig had gespuwd. Trevor ouderwets uitschelden en hem schreeuwend de waarheid vertellen had hem enigszins afgeleid van zijn problemen. Maar nu hij al zijn woede had opgebruikt dreef een andere emotie naar boven. Verdriet. Jareth gooide gefrustreerd zijn handen in de lucht, keek emotioneel zijn beste vriend aan en zakte toen verslagen door zijn knieën. “Trevor… Bij alle slangen, je weet niet… Ik bedoel, ik heb zo vaak geprobeerd…” Zijn lichaam was op, zijn ogen verloren de strijd. Jareth barstte in janken uit.