03/03/2021, 22:35
Als Aurora Ocura af laat buigen, de zee uit, weet Valentine dat ze bijna bij hun geheime plek zijn aangekomen. Zij kent het strand en de duinen op haar duimpje; waarschijnlijk zou ze zelfs geblinddoekt de weg nog weten te vinden. Ocura remt zo te zien slechts met tegenzin af en gaat over van galop in draf, waarna Destiny versnelt om haar in te halen.
Tezamen zwoegen de kelpies tegen de helling omhoog, de duinen in, hun berijders op de voet naast hen om hen niet te veel te belasten. De paarden moeten immers niet alleen vechten tegen het rulle zand, maar ook tegen het aanlokkelijke ruizen van de zee achter hen. Valentine werpt een blik over zijn schouder – niemand is hen gevolgd. De golven rollen over de hoefafdrukken en wissen gestaag de sporen uit. Een fluistering tegen zijn toverstaf zorgt ervoor dat ook hun pad in de duinen verborgen blijft.
Hoewel ze nu naast elkaar lopen, zeggen ze niets. Valentine wil niet de eerste zijn die de stilte verbreekt; hij merkt aan Aurora dat ze nog steeds moed verzamelt, ook al verbergt haar slordige vlecht het grootste gedeelte van haar gezicht. Daarom ontfermt hij zich, eenmaal aangekomen bij het dalletje tussen twee duinen dat hun beschutting biedt voor de buitenwereld, over de houten kist die ze een aantal jaar eerder uit het landhuis hebben meegesmokkeld, en waar ze zachte picknickkleden in bewaren. Valentine spreidt een ervan uit in de wind en laat hem neerdalen in het zand, als Aurora dan toch eindelijk spreekt.
Al zijn spieren verstrakken. Zijn schouderbladen kruipen naar elkaar toe in een poging een rilling te onderdrukken die niets met kou te maken kan hebben. Met een ruk draait hij zich naar haar om, alle formaliteiten vergeten – niet omdat niemand hen hier kan zien, maar omdat hij niet aan formaliteiten kan denken. Zelfs hij niet. Niet nu. Jarenlange training die in zijn systeem zijn gedrild tot zijn lichaam geloofde dat het natuurlijk was om geen enkele emotie te vertonen.
‘Nee,’ ontsnapt hem, en daarna nog drie keer: ‘Nee, nee, nee!’
Hij wist natuurlijk dat deze dag ooit zou komen, en dat hij eerder vroeg dan laat zou komen, gezien de Australische traditie binnen Puurbloedfamilies om hun dochters op jonge leeftijd uit te huwelijken. Maar weten en weten blijkt niet hetzelfde te zijn.
Binnen twee stappen is hij bij haar, het kleed tussen hen in vergeten. Onhandig staat hij voor haar – hij is het niet gewend om affectie te tonen, om anderen zomaar aan te raken. Zelfs zijn allerbeste vriendin niet, hoe vaak zij hem ook in omhelzingen trekt. Voorzichtig neemt hij haar handen uit haar nek en houdt ze vast.
‘Wie is het? Wie heeft je gevraagd?’ vraagt hij. Hij staart haar indringend aan, bedacht op elke minieme verandering in haar gelaat, ook al is haar paniek zelfs van een afstand te zien. ‘Zeg me alsjeblieft dat je nog geen ja hebt gezegd!’
Tezamen zwoegen de kelpies tegen de helling omhoog, de duinen in, hun berijders op de voet naast hen om hen niet te veel te belasten. De paarden moeten immers niet alleen vechten tegen het rulle zand, maar ook tegen het aanlokkelijke ruizen van de zee achter hen. Valentine werpt een blik over zijn schouder – niemand is hen gevolgd. De golven rollen over de hoefafdrukken en wissen gestaag de sporen uit. Een fluistering tegen zijn toverstaf zorgt ervoor dat ook hun pad in de duinen verborgen blijft.
Hoewel ze nu naast elkaar lopen, zeggen ze niets. Valentine wil niet de eerste zijn die de stilte verbreekt; hij merkt aan Aurora dat ze nog steeds moed verzamelt, ook al verbergt haar slordige vlecht het grootste gedeelte van haar gezicht. Daarom ontfermt hij zich, eenmaal aangekomen bij het dalletje tussen twee duinen dat hun beschutting biedt voor de buitenwereld, over de houten kist die ze een aantal jaar eerder uit het landhuis hebben meegesmokkeld, en waar ze zachte picknickkleden in bewaren. Valentine spreidt een ervan uit in de wind en laat hem neerdalen in het zand, als Aurora dan toch eindelijk spreekt.
Al zijn spieren verstrakken. Zijn schouderbladen kruipen naar elkaar toe in een poging een rilling te onderdrukken die niets met kou te maken kan hebben. Met een ruk draait hij zich naar haar om, alle formaliteiten vergeten – niet omdat niemand hen hier kan zien, maar omdat hij niet aan formaliteiten kan denken. Zelfs hij niet. Niet nu. Jarenlange training die in zijn systeem zijn gedrild tot zijn lichaam geloofde dat het natuurlijk was om geen enkele emotie te vertonen.
‘Nee,’ ontsnapt hem, en daarna nog drie keer: ‘Nee, nee, nee!’
Hij wist natuurlijk dat deze dag ooit zou komen, en dat hij eerder vroeg dan laat zou komen, gezien de Australische traditie binnen Puurbloedfamilies om hun dochters op jonge leeftijd uit te huwelijken. Maar weten en weten blijkt niet hetzelfde te zijn.
Binnen twee stappen is hij bij haar, het kleed tussen hen in vergeten. Onhandig staat hij voor haar – hij is het niet gewend om affectie te tonen, om anderen zomaar aan te raken. Zelfs zijn allerbeste vriendin niet, hoe vaak zij hem ook in omhelzingen trekt. Voorzichtig neemt hij haar handen uit haar nek en houdt ze vast.
‘Wie is het? Wie heeft je gevraagd?’ vraagt hij. Hij staart haar indringend aan, bedacht op elke minieme verandering in haar gelaat, ook al is haar paniek zelfs van een afstand te zien. ‘Zeg me alsjeblieft dat je nog geen ja hebt gezegd!’