Het was vreemd dat je iemand jarenlang niet kon tegenkomen, en bij het weerzien meteen weer precies al hun kleine maniertjes herkende. De manier waarop ze met hun mond trokken als ze onbewust glimlachten, het sprongetje dat hun hart bijna zichtbaar maakte als ze opgeschrokken, het zwiepen van hun haar als ze zich te snel omdraaiden…
In zijn herinnering droeg ze stoffen haarbanden zoals vrouwen in de jaren vijftig en Zweinstein-meisjes van vijf jaar terug. Blues haar was inmiddels langer dan hij zich herinnerde, maar nog altijd even ongetemd en vrijgelaten in zijn volle glorie. Toen ze hem aankeek, hing haar mond een stukje open, precies zoals ze als tiener had gedaan als ze van haar stuk werd gebracht. Valentine vermoedde dat ze het niet eens doorhad; zij had met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen etiquettelessen gevolgd die onbewuste gedraginkjes afstraften alsof het wetsovertredingen waren.
Zij, aan de andere kant, herkende hem totaal niet. Dat zag hij meteen aan haar, open boek dat ze was. Ze werd vuurrood en stamelde iets onsamenhangends dat erop neerkwam dat ze hem niet kon helpen – met als niet al te subtiele subtekst dat ze geen idee had wie hij was.
Hoe kon dat gebeuren? Was hij echt zo onbelangrijk voor haar? Zij was zijn enige vriend geweest op Zweinstein, de enige die de moeite had genomen om naar hem te luisteren en hem te begrijpen. Maar voor haar was hij slechts een van velen geweest. Haar complete gebrek aan herkenning had hij echter niet verwacht, ook al hadden ze elkaar al jaren niet gesproken.
Ze verwarde hem met een ander – en van alle mensen op de wereld verwarde ze hem met Trevor. Op Valentines bleke wangen verscheen een blos. Alsof het nog niet erg genoeg was dat ze zich hem niet herinnerde. Het liefst deed hij alsof zijn afschuwelijke neven niet bestonden, of in ieder geval alsof ze tot een geheel andere familie behoorden waar hij niets mee te maken had. Blue wist daar natuurlijk niets van – de Hathaway-clan was uitermate goed in het stilletjes afhandelen van familiepolitiek – maar toch. Zou ze echt die fout maken? Vooral als ze nog contact had met Damien… Hier was iets vreemds aan de hand.
‘Was het niet Aldous Merdin die zei: “Vergeet de man die placht herinnerd te worden”? Al vond die oude hypocriete vos natuurlijk zelf ook dat hij herinnerd moest worden.’ Valentine glimlachte, op een manier waarvan hij hoopte dat die vergoelijkend overkwam. Het was niet een uitdrukking die hij vaak aanwendde. ‘Ik ben Valentine – Damien en Trevor zijn mijn neven. We hebben een tijdje samen op Zweinstein gezeten, jij en ik. Ik zat twee jaar lager, weet je nog? Tenzij ik mij natuurlijk vergis en jij niet Blue Hathaway, muziekliefhebster en Fabeldierenfotografe extraordinaire bent. In dat geval biedt ik mijn nederige excuses aan dat ik je heb lastiggevallen.’
In zijn herinnering droeg ze stoffen haarbanden zoals vrouwen in de jaren vijftig en Zweinstein-meisjes van vijf jaar terug. Blues haar was inmiddels langer dan hij zich herinnerde, maar nog altijd even ongetemd en vrijgelaten in zijn volle glorie. Toen ze hem aankeek, hing haar mond een stukje open, precies zoals ze als tiener had gedaan als ze van haar stuk werd gebracht. Valentine vermoedde dat ze het niet eens doorhad; zij had met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen etiquettelessen gevolgd die onbewuste gedraginkjes afstraften alsof het wetsovertredingen waren.
Zij, aan de andere kant, herkende hem totaal niet. Dat zag hij meteen aan haar, open boek dat ze was. Ze werd vuurrood en stamelde iets onsamenhangends dat erop neerkwam dat ze hem niet kon helpen – met als niet al te subtiele subtekst dat ze geen idee had wie hij was.
Hoe kon dat gebeuren? Was hij echt zo onbelangrijk voor haar? Zij was zijn enige vriend geweest op Zweinstein, de enige die de moeite had genomen om naar hem te luisteren en hem te begrijpen. Maar voor haar was hij slechts een van velen geweest. Haar complete gebrek aan herkenning had hij echter niet verwacht, ook al hadden ze elkaar al jaren niet gesproken.
Ze verwarde hem met een ander – en van alle mensen op de wereld verwarde ze hem met Trevor. Op Valentines bleke wangen verscheen een blos. Alsof het nog niet erg genoeg was dat ze zich hem niet herinnerde. Het liefst deed hij alsof zijn afschuwelijke neven niet bestonden, of in ieder geval alsof ze tot een geheel andere familie behoorden waar hij niets mee te maken had. Blue wist daar natuurlijk niets van – de Hathaway-clan was uitermate goed in het stilletjes afhandelen van familiepolitiek – maar toch. Zou ze echt die fout maken? Vooral als ze nog contact had met Damien… Hier was iets vreemds aan de hand.
‘Was het niet Aldous Merdin die zei: “Vergeet de man die placht herinnerd te worden”? Al vond die oude hypocriete vos natuurlijk zelf ook dat hij herinnerd moest worden.’ Valentine glimlachte, op een manier waarvan hij hoopte dat die vergoelijkend overkwam. Het was niet een uitdrukking die hij vaak aanwendde. ‘Ik ben Valentine – Damien en Trevor zijn mijn neven. We hebben een tijdje samen op Zweinstein gezeten, jij en ik. Ik zat twee jaar lager, weet je nog? Tenzij ik mij natuurlijk vergis en jij niet Blue Hathaway, muziekliefhebster en Fabeldierenfotografe extraordinaire bent. In dat geval biedt ik mijn nederige excuses aan dat ik je heb lastiggevallen.’