Ze overvalt hem en hij moet een wankele stap achteruit doen om haar omhelzing op te kunnen vangen. Haar ingevlochten vuurrode haar is stug van het zoute zeewater en ruikt ziltig en vrij. Uit niets blijkt dat zij hem een noodkreet heeft gestuurd. Is het probleem opgelost in de tijd dat het kostte om de brief te verzenden en bezorgen? Maar dan kijkt ze hem aan en ziet hij het toneelstuk: dat haar opgewektheid in werkelijkheid opluchting is.
‘Maar natuurlijk. Ik kwam zodra ik kon.’
Alsof ze bang is dat hij haar hier, nu, zal vragen naar de brief, laat ze hem los en bestijgt ze Ocura. Valentine geeft de kelpie een klopje op haar snuit ter begroeting en weet wat hem te doen staat. Destiny is hem bijna evenzeer gewend als Calandre. Toch vergeet Valentine geen moment dat hij geen normaal paard of Terzieler berijdt, maar een waterduivel met de lokroep van de zee in zijn aderen. De wezens hebben permanent hun halster om, dat hen kalmeert en temt. Hij is er zelf nooit bij geweest, maar heeft van Aurora verhalen gehoord van de omslag in de dieren als Rendall de hoofdstellen moet verwisselen omdat de Tembezweringen versleten raken. Daar denkt hij liever niet aan terwijl hij de makke Destiny van een zadel voorziet en de spreuk opheft die hem aan zijn box bindt.
Aurora is altijd al moediger geweest dan Valentine, dus hij laat haar voorgaan naar het strand. Ze rijden in stilte; weten dat er altijd ogen en oren op hen gericht zijn. Ze zijn pas veilig aan de kust, als ze sneller dan de wind weggalopperen van het landhuis en de verstikkende aristocratie voor een uurtje of twee achter zich kunnen laten. Alleen op hun geheime plekje in de duinen zijn ze beschut van weer, wind, en de Brontë’s.
Op het strand houdt Valentine Destiny weg van de branding. Het jongere broertje van Ocura is minder onstuimig, maar Valentine is niet opgegroeid rond kelpies en vertrouwt hen niet zoals Aurora dat doet. Misschien had hij niet naar de verhalen van Clementine moeten luisteren toen hij twaalf was en voor het eerst op het landgoed logeerde. Ze had hem een gezonde angst ingeboezemd voor de dieren, wellicht in de hoop dat hij ook Aurora kon overtuigen om voorzichtiger te zijn. Dat was uiteraard ijdele hoop; daarvoor leek Aurora te veel op haar vader. Clementines gezicht vertrok altijd een beetje als ze dat zei.
Maar Valentine heeft er geen probleem mee om op een afstandje toe te kijken hoe Aurora Ocura door het water jaagt. Ze lijken met elkaar vervlochten op die momenten, een wapperende vlecht boven wapperende rieten manen; een onstuimige twee-eenheid die je zal betoveren en het water inlokt als je niet oplet. Destiny kan hen amper bijhouden, hoezeer Valentine hem ook aanspoort. Het is niet erg. Ook zo geniet Valentine van de zeelucht.
‘Maar natuurlijk. Ik kwam zodra ik kon.’
Alsof ze bang is dat hij haar hier, nu, zal vragen naar de brief, laat ze hem los en bestijgt ze Ocura. Valentine geeft de kelpie een klopje op haar snuit ter begroeting en weet wat hem te doen staat. Destiny is hem bijna evenzeer gewend als Calandre. Toch vergeet Valentine geen moment dat hij geen normaal paard of Terzieler berijdt, maar een waterduivel met de lokroep van de zee in zijn aderen. De wezens hebben permanent hun halster om, dat hen kalmeert en temt. Hij is er zelf nooit bij geweest, maar heeft van Aurora verhalen gehoord van de omslag in de dieren als Rendall de hoofdstellen moet verwisselen omdat de Tembezweringen versleten raken. Daar denkt hij liever niet aan terwijl hij de makke Destiny van een zadel voorziet en de spreuk opheft die hem aan zijn box bindt.
Aurora is altijd al moediger geweest dan Valentine, dus hij laat haar voorgaan naar het strand. Ze rijden in stilte; weten dat er altijd ogen en oren op hen gericht zijn. Ze zijn pas veilig aan de kust, als ze sneller dan de wind weggalopperen van het landhuis en de verstikkende aristocratie voor een uurtje of twee achter zich kunnen laten. Alleen op hun geheime plekje in de duinen zijn ze beschut van weer, wind, en de Brontë’s.
Op het strand houdt Valentine Destiny weg van de branding. Het jongere broertje van Ocura is minder onstuimig, maar Valentine is niet opgegroeid rond kelpies en vertrouwt hen niet zoals Aurora dat doet. Misschien had hij niet naar de verhalen van Clementine moeten luisteren toen hij twaalf was en voor het eerst op het landgoed logeerde. Ze had hem een gezonde angst ingeboezemd voor de dieren, wellicht in de hoop dat hij ook Aurora kon overtuigen om voorzichtiger te zijn. Dat was uiteraard ijdele hoop; daarvoor leek Aurora te veel op haar vader. Clementines gezicht vertrok altijd een beetje als ze dat zei.
Maar Valentine heeft er geen probleem mee om op een afstandje toe te kijken hoe Aurora Ocura door het water jaagt. Ze lijken met elkaar vervlochten op die momenten, een wapperende vlecht boven wapperende rieten manen; een onstuimige twee-eenheid die je zal betoveren en het water inlokt als je niet oplet. Destiny kan hen amper bijhouden, hoezeer Valentine hem ook aanspoort. Het is niet erg. Ook zo geniet Valentine van de zeelucht.