Ocura’s vacht is zacht onder haar vingers terwijl Aurora ze er doorheen laat glijden. De zeegroene ogen van haar beste vriendin staan zacht en niet voor de eerste keer in de afgelopen paar dagen heeft Aurora de bijna onweerstaanbare neiging om het hoofdtuig af te doen en te kijken of Ocura haar zonder magisch hoofdstelsel ook in leven zou laten. Hoe zou haar moeder reageren wanneer ze doorhad dat ze haar dochter daartoe had gepusht? Het zou in ieder geval een goede les voor haar zijn…
Ocura’s zachte hinnik trekt haar uit haar melancholische gedachten en ze duwt haar gezicht in de natte snuit. Haar lippen prevelen tegen de zachte huid, waardoor haar woorden nauwelijks te herkennen zijn. “Wat gaan we doen ‘Cura? Hmm…?”
Een tedere stem trekt haar emoties weer terug haar lichaam in, waar ze in de afgelopen paar dagen langzaam uit haar bereik waren gezweefd. Zijn stem doet haar hart sneller kloppen en voor het eerst in dagen heeft ze weer het gevoel dat ze kan ademen.
Ze schiet de stal uit en neemt geen seconde de tijd om de jongen voor haar in zich op te nemen voor ze recht in zijn armen springt en hem stevig tegen zich aandrukt.
“Val.” Haar stem is niet meer dan een ademhaling in zijn haar. De afgelopen paar dagen waren een aaneensluiting van afsluiten en overkomen, ja knikken en lief glimlachen, van wegdrukken en wegzakken. Maar de geur van haar beste vriend plant haar voeten weer in de grond en het voelt eindelijk alsof dingen weer terugvallen waar ze horen. Alsof een wereld die op zijn kop stond eindelijk weer recht wordt gedraaid. De energie die hij met zich meebrengt kweekt zijn eigen vijvertje in haar hart.
“Je bent er.”
Ze duwt hem iets van haar af en bestudeert zijn gezicht. De vermoeide trek om zijn ogen en de assige geur die hij altijd meedraagt als hij langskomt. Ze bijt op haar lip terwijl ze half onbewust zijn kraag weer rechttrekt. “Je moet uitgeput zijn.”
Ze leidt hem naar Ocura, die zachtjes staat te briezen. Ze haalt haar wenkbrauw speels naar hem op en klimt in één vloeiende beweging op Ocura's rug.
“Dus ik hoop maar dat je me bij kunt houden!”
Ocura’s zachte hinnik trekt haar uit haar melancholische gedachten en ze duwt haar gezicht in de natte snuit. Haar lippen prevelen tegen de zachte huid, waardoor haar woorden nauwelijks te herkennen zijn. “Wat gaan we doen ‘Cura? Hmm…?”
Een tedere stem trekt haar emoties weer terug haar lichaam in, waar ze in de afgelopen paar dagen langzaam uit haar bereik waren gezweefd. Zijn stem doet haar hart sneller kloppen en voor het eerst in dagen heeft ze weer het gevoel dat ze kan ademen.
Ze schiet de stal uit en neemt geen seconde de tijd om de jongen voor haar in zich op te nemen voor ze recht in zijn armen springt en hem stevig tegen zich aandrukt.
“Val.” Haar stem is niet meer dan een ademhaling in zijn haar. De afgelopen paar dagen waren een aaneensluiting van afsluiten en overkomen, ja knikken en lief glimlachen, van wegdrukken en wegzakken. Maar de geur van haar beste vriend plant haar voeten weer in de grond en het voelt eindelijk alsof dingen weer terugvallen waar ze horen. Alsof een wereld die op zijn kop stond eindelijk weer recht wordt gedraaid. De energie die hij met zich meebrengt kweekt zijn eigen vijvertje in haar hart.
“Je bent er.”
Ze duwt hem iets van haar af en bestudeert zijn gezicht. De vermoeide trek om zijn ogen en de assige geur die hij altijd meedraagt als hij langskomt. Ze bijt op haar lip terwijl ze half onbewust zijn kraag weer rechttrekt. “Je moet uitgeput zijn.”
Ze leidt hem naar Ocura, die zachtjes staat te briezen. Ze haalt haar wenkbrauw speels naar hem op en klimt in één vloeiende beweging op Ocura's rug.
“Dus ik hoop maar dat je me bij kunt houden!”