Doelloos doolde Trevor door de winkel. Na de dierenschedels had hij niet echt meer iets gezien dat zijn smaak was en hij was voornamelijk wat tijd aan het rekken zodat Blue rustig rond kon kijken. Ze had gezegd dat de bovenverdieping interessanter voor hem zou zijn, maar hij was het overzicht van de winkel nogal kwijt en had nog geen pad gevonden dat naar een trap leidde. Ook Blue was hij niet meer tegengekomen.
Net wilde hij op zijn schreden terugkeren om haar te gaan zoeken, toen een geluidsexplosie losbarstte in de loods. Achter hem klonk een vreemd gerommel en Trevor draaide zich nog net op tijd om, om te zien hoe een vuurpijl verdwaald raakte tussen plafondbalken en in een rode sterrenregen uiteenspatte. De haren in zijn nek stonden recht overeind. Hij was er vrij zeker van dat brocante tweedehandswinkels geen vuurwerk verkochten. Dit was bovendien onmiskenbaar een alarmsschot.
‘Blue?’ riep hij, maar zijn stem kwam niet uit boven een tweede geluid, dat hij nog sneller herkende dan de vuurpijl: een Gluiposcoop. Als zijn carrière hem ook maar iets had geleerd, was het wel om altijd – áltijd – te reageren op Gluiposcopen. Maar wat deed zo’n ding in een Dreuzelwinkel?
Razendsnel maakte hij een beslissing. Waarschuwingen van mensen overtroeven Gluiposcopen.
Hij vervloekte de speelse indeling van de loods, want hij had geen idee waar Blues signaal vandaan was gekomen. De vuurpijl was stuiterend tussen de metalen balken van het plafond uit elkaar geknald, zodat niet langer duidelijk was waar op de grond hij was afgevuurd.
Wensend dat hij leniger was, klauterde Trevor op de neus van het bestelbusje naast hem. Via de neus kon hij op het dak stappen. Eindelijk had hij wat meer overzicht. Hij speurde de hal af op zoek naar Blue of wat het ook maar was dat de Gluiposcoop had af laten gaan. Het ding rinkelde nog steeds om aandacht, maar Trevor negeerde het lawaai. Aan de andere kant van de winkel, in een smalle gang, zag hij plotseling een beweging. Blue leek ergens over te struikelen, zakte in elkaar en verdween weer uit beeld. Tussen de dozen op de stellingen die haar aan het zicht onttrokken, lichtte iets op – iets wat alleen maar een vervloeking kon zijn.
Vlug stippelde Trevor een route uit naar Blue toe en sprong toen van het busje af. Er was geen recht pad tussen hen. Natuurlijk niet. Dat zou te makkelijk zijn. Het was alsof degene die Blue had aangevallen, daarop had gerekend. Maar hoe kon dat? Blue had hem hier spontaan heen gebracht, toch? In wat voor complot kon ze verwikkeld zijn?
Net wilde hij op zijn schreden terugkeren om haar te gaan zoeken, toen een geluidsexplosie losbarstte in de loods. Achter hem klonk een vreemd gerommel en Trevor draaide zich nog net op tijd om, om te zien hoe een vuurpijl verdwaald raakte tussen plafondbalken en in een rode sterrenregen uiteenspatte. De haren in zijn nek stonden recht overeind. Hij was er vrij zeker van dat brocante tweedehandswinkels geen vuurwerk verkochten. Dit was bovendien onmiskenbaar een alarmsschot.
‘Blue?’ riep hij, maar zijn stem kwam niet uit boven een tweede geluid, dat hij nog sneller herkende dan de vuurpijl: een Gluiposcoop. Als zijn carrière hem ook maar iets had geleerd, was het wel om altijd – áltijd – te reageren op Gluiposcopen. Maar wat deed zo’n ding in een Dreuzelwinkel?
Razendsnel maakte hij een beslissing. Waarschuwingen van mensen overtroeven Gluiposcopen.
Hij vervloekte de speelse indeling van de loods, want hij had geen idee waar Blues signaal vandaan was gekomen. De vuurpijl was stuiterend tussen de metalen balken van het plafond uit elkaar geknald, zodat niet langer duidelijk was waar op de grond hij was afgevuurd.
Wensend dat hij leniger was, klauterde Trevor op de neus van het bestelbusje naast hem. Via de neus kon hij op het dak stappen. Eindelijk had hij wat meer overzicht. Hij speurde de hal af op zoek naar Blue of wat het ook maar was dat de Gluiposcoop had af laten gaan. Het ding rinkelde nog steeds om aandacht, maar Trevor negeerde het lawaai. Aan de andere kant van de winkel, in een smalle gang, zag hij plotseling een beweging. Blue leek ergens over te struikelen, zakte in elkaar en verdween weer uit beeld. Tussen de dozen op de stellingen die haar aan het zicht onttrokken, lichtte iets op – iets wat alleen maar een vervloeking kon zijn.
Vlug stippelde Trevor een route uit naar Blue toe en sprong toen van het busje af. Er was geen recht pad tussen hen. Natuurlijk niet. Dat zou te makkelijk zijn. Het was alsof degene die Blue had aangevallen, daarop had gerekend. Maar hoe kon dat? Blue had hem hier spontaan heen gebracht, toch? In wat voor complot kon ze verwikkeld zijn?