21/02/2021, 23:47
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 22/02/2021, 00:11 door AlessaJess.)
Er zaten tientallen mensen in de metro. Een jongen met een gitaarcase over zijn benen gelegd, die er met zijn vingers op liep te trommelen. Een oudere man in pak en hoed die vrij asociaal een pijp aan het roken was, maar er wel erg blij uitzag zo met zijn krantje. Een vrouw met een baby in de kinderwagen, een kind in de ene hand en een telefoon in de ander waar door ze de andere kant vertelde dat ze inderdaad eerder had willen komen, maar dat Jimmy nou eenmaal midden in de zaak een ongelukje had gehad. Allemaal personen met verhalen. Levens. Het gaf haar het idee dat ze deel uitmaakte van een groter universum, waarin iedereen de hoofdpersoon was van zijn eigen leven en het enige wat van haar verwacht werd was dat ze gewoon bestond. Ze mocht het drama van haar eigen leven even dichtklappen en alleen bestaan als bijpersonage in het boek van iemand anders.
Ze draaide haar hoofd naar Damien op het moment dat hij recht in zijn maag werd geslagen door een veel te grote rugzak gedragen door een veel te kleine man.
“Oh god Damien, gaat het?”
Hij boog zich wat voorover naar haar en vroeg met een hint humor in zijn stem of hij een snob was als hij dit toch niet helemaal je van het vond. Ze voelde haar mondhoeken onwillekeurig omhoog trekken. “Oh ja, je bent een verschrikkelijk mens. Niks beters dan een verfrissende stomp in je maag.” Ze hoopte maar dat hij het sarcasme hoorde. Anders zou het een vrij ongemakkelijke rest van de reis gaan worden.
Toen ze eenmaal voor hun appartement stonden, begon Hazel het gekriebel in haar buik te voelen. Ze herkende het niet. Nóg niet. Maar ze had hier blijkbaar al jaren gewoond, ze had haar eigen huisje – appartementje – ingericht. Haar huid tintelde alsof iemand haar onder stroom had gezet. Ze trok haar blik van de deur weg en keek in het gezicht Damien, waar haar blik weer getrokken werd door het litteken dat prominent over een groot gedeelte rond zijn oog was gekerfd. Hoewel dat er allesbehalve geruststellend uitzag, kreeg ze het gevoel dat hij haar wel zo aan probeerde te kijken. Tot het moment dat hij haar die sleutel toewierp en ze opeens alle macht in handen had. Het gaf haar een vreemd pijnlijk gevoel hoe makkelijk hij leek te doen over dat dit op haar tempo moest, alsof hij het niet serieus nam. Maar op zich zou dat ook zijn gevoel voor humor kunnen zijn. Of haar nervositeit waardoor ze het verkeerd opvatte.
Ze stak de sleutel resoluut in het slot en gooide de deur open, wat niet helemaal goed werkte met trillende handen, maar ze hoopte maar dat Damien dat niet had gezien. In de gang hoorde ze een klok slaan en zag ze de deur naar wat leek op de woonkamer al openstaan en ze liep er recht op af. Het appartement voor haar was een chaos.
Haar blik werd gelijk getrokken naar de achterkant van de kamer waar de grootste, mooiste vleugel stond die ze ooit had gezien, maar waar allerlei bladmuziek overheen gestrooid lag. De bank en stoelen die naast de vleugel stonden, lagen vol met kussentjes en dekentjes en het tafeltje dat erbij stond, lag onder de kranten en tijdschriften, met op een van die stapels een nog halfgevulde thee- of koffiemok. Ze hoopte dat het thee of koffie was, maar door de melkerigbruine substantie van de vloeistof wist ze het niet zeker. Boven de koekoeksklok vlogen allerlei kleine, zacht tjirpende blauwe vogeltjes die om de beurt weer de koekoeksklok indoken terwijl ze ernaar staarde. In de hele kamer hingen lichtbolletjes die verder nergens aan vast leken te zitten en ze kon nergens een knop vinden om ze aan te zetten. Magie waarschijnlijk. Ze volgde de bolletjes richting de keuken, waar het aanrecht om alle apparaten heen vol stond met lege, vieze mokken en een paar op elkaar gestapelde borden.
Ze had zoveel hoop gehad dat ze eindelijk wat netter was geworden.
Ze draaide haar hoofd naar Damien op het moment dat hij recht in zijn maag werd geslagen door een veel te grote rugzak gedragen door een veel te kleine man.
“Oh god Damien, gaat het?”
Hij boog zich wat voorover naar haar en vroeg met een hint humor in zijn stem of hij een snob was als hij dit toch niet helemaal je van het vond. Ze voelde haar mondhoeken onwillekeurig omhoog trekken. “Oh ja, je bent een verschrikkelijk mens. Niks beters dan een verfrissende stomp in je maag.” Ze hoopte maar dat hij het sarcasme hoorde. Anders zou het een vrij ongemakkelijke rest van de reis gaan worden.
Toen ze eenmaal voor hun appartement stonden, begon Hazel het gekriebel in haar buik te voelen. Ze herkende het niet. Nóg niet. Maar ze had hier blijkbaar al jaren gewoond, ze had haar eigen huisje – appartementje – ingericht. Haar huid tintelde alsof iemand haar onder stroom had gezet. Ze trok haar blik van de deur weg en keek in het gezicht Damien, waar haar blik weer getrokken werd door het litteken dat prominent over een groot gedeelte rond zijn oog was gekerfd. Hoewel dat er allesbehalve geruststellend uitzag, kreeg ze het gevoel dat hij haar wel zo aan probeerde te kijken. Tot het moment dat hij haar die sleutel toewierp en ze opeens alle macht in handen had. Het gaf haar een vreemd pijnlijk gevoel hoe makkelijk hij leek te doen over dat dit op haar tempo moest, alsof hij het niet serieus nam. Maar op zich zou dat ook zijn gevoel voor humor kunnen zijn. Of haar nervositeit waardoor ze het verkeerd opvatte.
Ze stak de sleutel resoluut in het slot en gooide de deur open, wat niet helemaal goed werkte met trillende handen, maar ze hoopte maar dat Damien dat niet had gezien. In de gang hoorde ze een klok slaan en zag ze de deur naar wat leek op de woonkamer al openstaan en ze liep er recht op af. Het appartement voor haar was een chaos.
Haar blik werd gelijk getrokken naar de achterkant van de kamer waar de grootste, mooiste vleugel stond die ze ooit had gezien, maar waar allerlei bladmuziek overheen gestrooid lag. De bank en stoelen die naast de vleugel stonden, lagen vol met kussentjes en dekentjes en het tafeltje dat erbij stond, lag onder de kranten en tijdschriften, met op een van die stapels een nog halfgevulde thee- of koffiemok. Ze hoopte dat het thee of koffie was, maar door de melkerigbruine substantie van de vloeistof wist ze het niet zeker. Boven de koekoeksklok vlogen allerlei kleine, zacht tjirpende blauwe vogeltjes die om de beurt weer de koekoeksklok indoken terwijl ze ernaar staarde. In de hele kamer hingen lichtbolletjes die verder nergens aan vast leken te zitten en ze kon nergens een knop vinden om ze aan te zetten. Magie waarschijnlijk. Ze volgde de bolletjes richting de keuken, waar het aanrecht om alle apparaten heen vol stond met lege, vieze mokken en een paar op elkaar gestapelde borden.
Ze had zoveel hoop gehad dat ze eindelijk wat netter was geworden.