19/02/2021, 22:10
‘Je moet niet alles wat ik zeg zo letterlijk nemen,’ adviseerde Damien Blue met een ongemakkelijke grijns. Het was zijn eigen schuld; ze kende hem immers niet meer goed genoeg om te weten wanneer hij een grapje maakte. Hoe moest zij dan inschatten wat hij wel en niet meende, terwijl hij haar mondjesmaat informatie over haar ‘andere ik’ voerde? ‘Ik bedoelde dat ik niet in mijn eentje meer met de metro ben geweest sinds ik kan Verschijnselen – weet je wat dat is? Dreuzels noemen het teletransporteren, volgens mij. Hoe dan ook, jij regelt… je andere ik regelde de kaartjes altijd als we met de ondergrondse gingen. En je hebt me minstens drie keer op zo’n Hop-on-hop-off gesleurd, dit jaar nog. Je was echt de eeuwige toerist, ook al woonde je al jaren in Londen. Maar jij kende daardoor ook altijd de meest bizarre, gave plekken die niemand anders ooit vindt. Waarvoor je moet verdwalen om ze te vinden, zeg maar.’
Hij had er eens een liedje over proberen te schrijven, maar dat was een mislukking geworden die nooit verder was gekomen dan de eerste gênante, slecht rijmende krabbels in een notitieboekje. Inmiddels had de automaat Damiens munten ingeslikt en twee kaartjes uitgespuwd. Hij vroeg zich af of hij moest bekennen dat hij zich nog altijd niet helemaal op zijn plek voelde in Dreuzel-Londen en dat hij altijd een onbewuste angst had dat Dreuzels door zouden hebben dat iets niet aan hem klopte, zoals dieren de duistere magie in zijn litteken konden voelen en niets van hem moesten hebben. En dat hij zich een stuk veiliger voelde met haar naast zich, omdat zij als een vis in het water was in beide werelden. Maar misschien zou ze dat ervaren als een extra druk op haar schouders, of vond ze het ongelooflijk corny. Dus hij hield zijn mond en kauwde op de binnenkant van zijn wang, terwijl hij besefte dat hij nog nooit eerder had ingezeten over de vraag of Blue Hathaway hem corny zou vinden.
Het was stikheet in de metro en zoals te verwachten viel om deze tijd, waren er alleen nog staanplaatsen over. De rammelende kaartjes leken door een dikke muur van warme, plakkerige lucht te rijden. Het was alsof Damien kon proeven dat de zuurstof al door alle andere passagiers was in- en uitgeademd. Een zwaarbepakte backpacker wrong zich tussen de mensen door en zwiepte daarbij zijn rugzak vol in Damiens maag.
Damien leunde wat voorover om wat tegen Blue te zeggen, zonder dat hij daarbij het geraas van de wagons hoefde te overstemmen. ‘Echt, er zijn zo veel dingen in Londen geweldiger dan dít. Of ben ik dan weer een snob?’
Theatraal snoof hij de frisse buitenlucht op toen ze eindelijk uit waren gestapt. ‘Er zijn veel nadelen aan Verschijnselen, maar het stinkt tenminste niet naar oude voeten.’
Het was nog maar drie straten naar hun appartement. Toen nog maar twee. Toen nog maar één.
Damien kon de spanning in zijn buik voelen stijgen met elke stap die hij zette, ook al maakte hij zichzelf wijs dat het door die rugtas van de backpacker kwam. Zou ze het gebouw herkennen? Het irritante pingeltje van de lift? De gang, hun voordeur, de keuken, badkamer… De woonkamer, haar slaapkamer? Hij kon er ergens nog steeds niet bij dat dat niet zou zijn, maar aan de andere kant probeerde hij zijn hoop de kop in te drukken. Hij mocht niet te veel van haar verwachten, was dat niet wat Trevor en zijn vrienden hem op het hart hadden gedrukt? Verwachtingen zouden haar afschrikken.
‘Nou, hier zijn we dan,’ zei hij en hij stond stil voor hun appartement. Hij viste de sleutels uit zijn zak en gooide ze in een boogje naar Blue toe. ‘Aan jou de eer. Op jouw tempo, en zo.’
Hij had er eens een liedje over proberen te schrijven, maar dat was een mislukking geworden die nooit verder was gekomen dan de eerste gênante, slecht rijmende krabbels in een notitieboekje. Inmiddels had de automaat Damiens munten ingeslikt en twee kaartjes uitgespuwd. Hij vroeg zich af of hij moest bekennen dat hij zich nog altijd niet helemaal op zijn plek voelde in Dreuzel-Londen en dat hij altijd een onbewuste angst had dat Dreuzels door zouden hebben dat iets niet aan hem klopte, zoals dieren de duistere magie in zijn litteken konden voelen en niets van hem moesten hebben. En dat hij zich een stuk veiliger voelde met haar naast zich, omdat zij als een vis in het water was in beide werelden. Maar misschien zou ze dat ervaren als een extra druk op haar schouders, of vond ze het ongelooflijk corny. Dus hij hield zijn mond en kauwde op de binnenkant van zijn wang, terwijl hij besefte dat hij nog nooit eerder had ingezeten over de vraag of Blue Hathaway hem corny zou vinden.
Het was stikheet in de metro en zoals te verwachten viel om deze tijd, waren er alleen nog staanplaatsen over. De rammelende kaartjes leken door een dikke muur van warme, plakkerige lucht te rijden. Het was alsof Damien kon proeven dat de zuurstof al door alle andere passagiers was in- en uitgeademd. Een zwaarbepakte backpacker wrong zich tussen de mensen door en zwiepte daarbij zijn rugzak vol in Damiens maag.
Damien leunde wat voorover om wat tegen Blue te zeggen, zonder dat hij daarbij het geraas van de wagons hoefde te overstemmen. ‘Echt, er zijn zo veel dingen in Londen geweldiger dan dít. Of ben ik dan weer een snob?’
Theatraal snoof hij de frisse buitenlucht op toen ze eindelijk uit waren gestapt. ‘Er zijn veel nadelen aan Verschijnselen, maar het stinkt tenminste niet naar oude voeten.’
Het was nog maar drie straten naar hun appartement. Toen nog maar twee. Toen nog maar één.
Damien kon de spanning in zijn buik voelen stijgen met elke stap die hij zette, ook al maakte hij zichzelf wijs dat het door die rugtas van de backpacker kwam. Zou ze het gebouw herkennen? Het irritante pingeltje van de lift? De gang, hun voordeur, de keuken, badkamer… De woonkamer, haar slaapkamer? Hij kon er ergens nog steeds niet bij dat dat niet zou zijn, maar aan de andere kant probeerde hij zijn hoop de kop in te drukken. Hij mocht niet te veel van haar verwachten, was dat niet wat Trevor en zijn vrienden hem op het hart hadden gedrukt? Verwachtingen zouden haar afschrikken.
‘Nou, hier zijn we dan,’ zei hij en hij stond stil voor hun appartement. Hij viste de sleutels uit zijn zak en gooide ze in een boogje naar Blue toe. ‘Aan jou de eer. Op jouw tempo, en zo.’