Die kerstboomstal bij Goudgrijp was hem niet ontgaan, maar dat was ook onmogelijk. Het torende zo hoog boven alle winkels uit dat Trevor zich afvroeg hoe het kon dat Dreuzels nog steeds niets door hadden. Die mensen waren echt blind.
‘Ik denk niet dat een boom een goed idee is. Ik laat echt altijd alles doodgaan, weet je nog? Daarom had ik Kruidenkunde laten vallen. En Lila weet het nog niet, maar dat balkontuintje dat ze hier aan heeft gelegd voor Toverdrankingrediënten, is niet bepaald in leven meer sinds vorige week.’
Nu had ze niet langer alleen commentaar op zijn appartement, maar ook op zijn winkel, die inderdaad niet bepaald een winterwonderlandgevoel uitstraalde, zoals sommige andere zaken in de buurt. Hoe meer glitter en lichtjes, hoe meer aandacht mensen zouden hebben voor de etalages, leek de gedachte te zijn. Spreukwerk leek in vergelijking dicht; wat dat betrof had Blue een punt.
Trevor liep naar de boekenkast en haalde Blues maquetteschoenendozen tevoorschijn. Hij ging het liefst op pad met een lijst aan benodigdheden. Bovendien moest hij Blue goed uitleggen wat hij wilde – en vooral wat hij níét wilde – opdat ze niet zijn huis en winkel zou volstouwen met kitscherige troep. Dat vond zij misschien geweldig, maar hij hield alles liever elegant.
Toen hij de deksels van de dozen tilde, flakkerden de miniatuurlichtjes tot zijn verbazing nog steeds bijna even hysterisch als toen Blue ze had afgeleverd. De kerstcadeautjes hadden een vrolijk huppeldansje rond het kerstboompje gedaan, maar waren daar ergens in de tussentijd mee gestopt. Nu lagen ze verspreid door de mini-appartementjes, hun papieren ledemaatjes uitgeblust.
‘Deze vond ik het beste,’ zei Trevor en hij wees op de linker doos, met een bescheiden kleurenpalet van zilver, zwart en avondblauw. De lichtjes knipperden in helder- en lichtblauwe scharkeringen. ‘Daar zou ik zeg maar mee kunnen leven.’
‘Ik denk niet dat een boom een goed idee is. Ik laat echt altijd alles doodgaan, weet je nog? Daarom had ik Kruidenkunde laten vallen. En Lila weet het nog niet, maar dat balkontuintje dat ze hier aan heeft gelegd voor Toverdrankingrediënten, is niet bepaald in leven meer sinds vorige week.’
Nu had ze niet langer alleen commentaar op zijn appartement, maar ook op zijn winkel, die inderdaad niet bepaald een winterwonderlandgevoel uitstraalde, zoals sommige andere zaken in de buurt. Hoe meer glitter en lichtjes, hoe meer aandacht mensen zouden hebben voor de etalages, leek de gedachte te zijn. Spreukwerk leek in vergelijking dicht; wat dat betrof had Blue een punt.
Trevor liep naar de boekenkast en haalde Blues maquetteschoenendozen tevoorschijn. Hij ging het liefst op pad met een lijst aan benodigdheden. Bovendien moest hij Blue goed uitleggen wat hij wilde – en vooral wat hij níét wilde – opdat ze niet zijn huis en winkel zou volstouwen met kitscherige troep. Dat vond zij misschien geweldig, maar hij hield alles liever elegant.
Toen hij de deksels van de dozen tilde, flakkerden de miniatuurlichtjes tot zijn verbazing nog steeds bijna even hysterisch als toen Blue ze had afgeleverd. De kerstcadeautjes hadden een vrolijk huppeldansje rond het kerstboompje gedaan, maar waren daar ergens in de tussentijd mee gestopt. Nu lagen ze verspreid door de mini-appartementjes, hun papieren ledemaatjes uitgeblust.
‘Deze vond ik het beste,’ zei Trevor en hij wees op de linker doos, met een bescheiden kleurenpalet van zilver, zwart en avondblauw. De lichtjes knipperden in helder- en lichtblauwe scharkeringen. ‘Daar zou ik zeg maar mee kunnen leven.’