22/12/2020, 14:29
(Dit bericht is het laatst bewerkt op 22/12/2020, 14:33 door AlessaJess.)
Blue probeerde het onbehagelijke gevoel van zich af te schudden en glimlachte een beetje om haar eigen schrikachtigheid toen ze zacht geschuifel achter zich hoorde. Ze draaide zich met een ruk om. “Hallo?” Ze voelde iets zachts langs haar arm strelen en ze sprong achteruit en stak haar toverstok in de lucht. “Wie is daar?” Haar hart bonkte terwijl ze naar de lege ruimte voor zich keek. Haar hoofd schoot naar de Demiguise die haar en Damien had geplaagd toen ze met z’n tweeën in een verlaten huis foto’s hadden gemaakt. Of de Triga’s die schijnbaar in Engeland voorkwamen, maar die ze nog nooit tegen was gekomen – deels omdat ze onzichtbaar waren voor haar, daar zij Terzielers kon zien en die twee dieren elkaars tegenpolen waren.
Maar dit had gevoeld als zijde, of iets anders synthetisch. Niet als de warmte van een vacht.
“Wie. Is. Daar?”
Er hing een doodse stilte in de lucht en nogmaals vroeg Blue zich af of ze het zich had ingebeeld. Maar dit keer durfde ze het niet te geloven. Ze voelde haar longen wat samentrekken en al haar zintuigen in hyperdrive staan. Alles in haar hoopte op een misplaatst of ontsnapt fabeldier. Maar ze kon er geen bedenken met een zijden huid die onzichtbaar kon worden. Haar hoofd draaide op volle toeren, er moest er een zijn… maar de knoop in haar maag was het daar niet mee eens. En ze wist niet of ze haar hoofd of haar gevoel moest geloven.
Blue wilde een stap richting de deur zetten toen ze zag dat het glazen kettinkje daar was gevallen. Ze had niet eens doorgehad dat ze het had laten vallen. Ze trok haar voet terug en staarde naar het nu bijna doorzichtige roosje dat bijna niet te zien was op het tapijt op de grond, ondanks de lichte vervorming van het patroon die het veroorzaakte. Het deed haar aan iets denken, maar ze kon er haar vinger niet op leggen. Ze ging door haar hurken om het kettinkje op te rapen. Het metaal voelde koud onder haar vingers. Ze kon er echt niet opkomen, maar het knagende gevoel dat ze iets miste bleef hangen.
Maar dit had gevoeld als zijde, of iets anders synthetisch. Niet als de warmte van een vacht.
“Wie. Is. Daar?”
Er hing een doodse stilte in de lucht en nogmaals vroeg Blue zich af of ze het zich had ingebeeld. Maar dit keer durfde ze het niet te geloven. Ze voelde haar longen wat samentrekken en al haar zintuigen in hyperdrive staan. Alles in haar hoopte op een misplaatst of ontsnapt fabeldier. Maar ze kon er geen bedenken met een zijden huid die onzichtbaar kon worden. Haar hoofd draaide op volle toeren, er moest er een zijn… maar de knoop in haar maag was het daar niet mee eens. En ze wist niet of ze haar hoofd of haar gevoel moest geloven.
Blue wilde een stap richting de deur zetten toen ze zag dat het glazen kettinkje daar was gevallen. Ze had niet eens doorgehad dat ze het had laten vallen. Ze trok haar voet terug en staarde naar het nu bijna doorzichtige roosje dat bijna niet te zien was op het tapijt op de grond, ondanks de lichte vervorming van het patroon die het veroorzaakte. Het deed haar aan iets denken, maar ze kon er haar vinger niet op leggen. Ze ging door haar hurken om het kettinkje op te rapen. Het metaal voelde koud onder haar vingers. Ze kon er echt niet opkomen, maar het knagende gevoel dat ze iets miste bleef hangen.