19/12/2020, 20:51
Tot op een bepaalde hoogte was Seth altijd heel extravert, vond Pepijn. Totaal niet bang voor wie ook, tot het onverstandige aan toe. Seth was in die zin tegenovergesteld aan hem, want toen hij zelf Orlendr leerde kennen had het een tijdje geduurd voordat ze in gesprek geraakt waren. Des te prettiger was het nu, dat Seth het woord nam en zonder blikken of blozen antwoord gaf op de vraag of ze een stel waren - met een schattige kus op zijn wang toe.
Beleefd stelde Seth zich aan Orlendr voor, en vertelde gelijk dat hij nooit op Zweinstein had gezeten.
“Seth wist eerst niet dat hij een tovenaar is,” legde hij uit toen Seth zei dat hij spreuken wilde leren, “maar hij heeft vroeger dus nooit een uitnodiging voor Zweinstein ontvangen. Raar, hè? Enig idee hoe dat komt?”
Hij wist wel dat hij Orlendr een bepaalde uitleg schuldig was. Het was alweer lang geleden dat hij bij Orlendr ‘gezellig’ had gegeten met Yorick, en nu dat moment teruggeroepen werd in zijn geheugen, kon hij er nog steeds tranen om laten. Hij hoopte met Seth nooit of te nimmer zoiets mee te maken; hij had ervan geleerd en per slot van rekening kon hij maar beter vooruit kijken en niet terug. Misschien zou hij het ooit een keer vertellen aan Orlendr als ze elkaar eens onder vier ogen spraken.
Voor nu wilde hij het liefst wegduiken in Seths imposante jas, wat hij ook half deed.
“Je mag bij Orlendr in de leer als je ooit wil dat ik jou buiten in het bos alleen durf te laten,” zei hij met een lachje. Seth en dieren - dat was niet altijd een match want Seth was een mensen-mens. Pepijn was dan ook heel voorzichtig als het Seth betrof: gewoon even rondlopen in het bos waar hij woonde, dat kón gewoon niet. Bij voorbaat had hij er nachtmerries over, hoe hij Seth tussen de Acromantula’s vandaan moest vissen, of uit de klauwen van wilde Hippogriefen, of in wat voor staat hij zou zijn als de Centauren met hem klaar waren (en of hij dan ooit weer de oude zou worden).
Beleefd stelde Seth zich aan Orlendr voor, en vertelde gelijk dat hij nooit op Zweinstein had gezeten.
“Seth wist eerst niet dat hij een tovenaar is,” legde hij uit toen Seth zei dat hij spreuken wilde leren, “maar hij heeft vroeger dus nooit een uitnodiging voor Zweinstein ontvangen. Raar, hè? Enig idee hoe dat komt?”
Hij wist wel dat hij Orlendr een bepaalde uitleg schuldig was. Het was alweer lang geleden dat hij bij Orlendr ‘gezellig’ had gegeten met Yorick, en nu dat moment teruggeroepen werd in zijn geheugen, kon hij er nog steeds tranen om laten. Hij hoopte met Seth nooit of te nimmer zoiets mee te maken; hij had ervan geleerd en per slot van rekening kon hij maar beter vooruit kijken en niet terug. Misschien zou hij het ooit een keer vertellen aan Orlendr als ze elkaar eens onder vier ogen spraken.
Voor nu wilde hij het liefst wegduiken in Seths imposante jas, wat hij ook half deed.
“Je mag bij Orlendr in de leer als je ooit wil dat ik jou buiten in het bos alleen durf te laten,” zei hij met een lachje. Seth en dieren - dat was niet altijd een match want Seth was een mensen-mens. Pepijn was dan ook heel voorzichtig als het Seth betrof: gewoon even rondlopen in het bos waar hij woonde, dat kón gewoon niet. Bij voorbaat had hij er nachtmerries over, hoe hij Seth tussen de Acromantula’s vandaan moest vissen, of uit de klauwen van wilde Hippogriefen, of in wat voor staat hij zou zijn als de Centauren met hem klaar waren (en of hij dan ooit weer de oude zou worden).