19/12/2020, 16:17
‘Hallo daar, Pepijn!’ begroette Orlendr de jongeman waarmee hij zijn passie voor de natuur deelde. ‘Alles prima, alles zijn gangetje,’ antwoordde hij lachend, het flesje Krachtwater om zijn nek omhoog houdend.
Hij werd voorgesteld aan ene Seth. Geen leerling op Zweinstein, of althans geen leerling die hij ooit had lesgegeven. Een verschijning als deze vergat hij namelijk niet! Was Seth een heks of een tovenaar? Orlendr wist het niet, maar peinsde er niet over om het te vragen. Wat moest Pepijns... vriend? Liefde? Familielid? Dan wel niet denken over hem. Aan het lange haar te zien was het een jongedame, maar tegenwoordig hadden jongens ook lang haar. Ook de make-up die sprankelde op het gezicht van de... persoon deed hem het vrouwelijke geslacht vermoeden. De kleding die hij zag, had dan weer iets mannelijks. Plots bedacht hij zich dat hij waarschijnlijk al veel te lang aan het staren was zonder iets te zeggen.
’Oh! Orlendr is de naam, aangenaam,’ stelde hij zichzelf joviaal voor door Seths hand met zijn beide handen te schudden. ‘Dit is mijn wolf, Ingolf.’
De laatste keer dat de Noor Pepijn voor langere tijd had gesproken was zijn vriend in een ruzie beland met Yorick. Het einde van dat verhaal had hij nooit gehoord en ook niet meer naar gevraagd. Ruzie was iets waarvan hij niet hield en zich ook moeilijk in kon mengen. Hij hoopte dat het goed was gekomen, maar als hij zag hoe trots Pepijn aan Seths arm liep, betwijfelde hij die gedachte.
’Dus jullie’ - Orlendr wees met zijn vinger tussen beiden- ‘zijn, eh, een stel?’
Hij probeerde zo nonchalant mogelijk te klinken, maar kon zijn nieuwsgierige ondertoon niet verbergen. Wat was er uiteindelijk gebeurd tussen Pepijn en Yorick? En hoe in Merlijns naam moest hij Seth aanspreken? Hij had al heel wat gezien in deze moderne tijd. Mannen die op mannen vielen, jongedames die meer carrière konden maken op een bordeel dan op Zweinstein en dan nu een verschijning die zowel man als vrouw kon zijn! Hoewel hij zelf niet was opgevoed met dergelijke ideeën keurde hij ze niet af. Zijn ouders waren jong gestorven en hadden dus eigenlijk nooit de kans gekregen hem iets te leren over dergelijke tolerantie. Voor hem was dit dus net zo nieuw als een Fwoeperkuiken dat voor het eerst de wereld zag.
Hij werd voorgesteld aan ene Seth. Geen leerling op Zweinstein, of althans geen leerling die hij ooit had lesgegeven. Een verschijning als deze vergat hij namelijk niet! Was Seth een heks of een tovenaar? Orlendr wist het niet, maar peinsde er niet over om het te vragen. Wat moest Pepijns... vriend? Liefde? Familielid? Dan wel niet denken over hem. Aan het lange haar te zien was het een jongedame, maar tegenwoordig hadden jongens ook lang haar. Ook de make-up die sprankelde op het gezicht van de... persoon deed hem het vrouwelijke geslacht vermoeden. De kleding die hij zag, had dan weer iets mannelijks. Plots bedacht hij zich dat hij waarschijnlijk al veel te lang aan het staren was zonder iets te zeggen.
’Oh! Orlendr is de naam, aangenaam,’ stelde hij zichzelf joviaal voor door Seths hand met zijn beide handen te schudden. ‘Dit is mijn wolf, Ingolf.’
De laatste keer dat de Noor Pepijn voor langere tijd had gesproken was zijn vriend in een ruzie beland met Yorick. Het einde van dat verhaal had hij nooit gehoord en ook niet meer naar gevraagd. Ruzie was iets waarvan hij niet hield en zich ook moeilijk in kon mengen. Hij hoopte dat het goed was gekomen, maar als hij zag hoe trots Pepijn aan Seths arm liep, betwijfelde hij die gedachte.
’Dus jullie’ - Orlendr wees met zijn vinger tussen beiden- ‘zijn, eh, een stel?’
Hij probeerde zo nonchalant mogelijk te klinken, maar kon zijn nieuwsgierige ondertoon niet verbergen. Wat was er uiteindelijk gebeurd tussen Pepijn en Yorick? En hoe in Merlijns naam moest hij Seth aanspreken? Hij had al heel wat gezien in deze moderne tijd. Mannen die op mannen vielen, jongedames die meer carrière konden maken op een bordeel dan op Zweinstein en dan nu een verschijning die zowel man als vrouw kon zijn! Hoewel hij zelf niet was opgevoed met dergelijke ideeën keurde hij ze niet af. Zijn ouders waren jong gestorven en hadden dus eigenlijk nooit de kans gekregen hem iets te leren over dergelijke tolerantie. Voor hem was dit dus net zo nieuw als een Fwoeperkuiken dat voor het eerst de wereld zag.