Eén woord was al genoeg voor Damien om te weten wat er aan de hand was. De manier waarop Eliza de naam van haar vriendin zei, sprak boekdelen. Er waren maar twee mogelijkheden: Ofwel Marsha was iets vreselijks overkomen, ofwel Marsha had iets vreselijks gedáán. En alles in de oorlogsblik in Eliza’s ogen toen ze het appartement was binnengestapt, wees op dat tweede.
Damien hield zich stil. Hij wilde niet te veel aandringen, want dit was overduidelijk moeilijk voor Eliza. Ze hield er niet van om zich bloot te geven – dat deed ze bij voorkeur alleen op momenten en manieren die zij volledig in de hand had, waardoor ze zelfs op zo’n kwetsbaar punt nog altijd de touwtjes in handen had. Het had hun relatie soms in de weg gezeten. En meer nog zat het Eliza zelf in de weg, want het was onmogelijk om altijd de controle te behouden. Ze weigerde hem aan te kijken, wilde nog even proberen of ze toch niet ergens een grammetje beheersing kon vinden.
Haar stem brak op nog vier plaatsen toen ze toegaf wat Marsha had gedaan: Alex. Ze wilde het er niet over hebben. Natuurlijk wilde ze dat niet. Wat viel er ook te zeggen? Hij kon wel zeggen dat Marsha een bitch was en Alex een klootzak en dat er meer vissen in de zee zwommen, maar wat had ze daaraan? Dat was niet wat ze nu wilde horen. Bovendien kende Damien Marsha noch Alex, behalve uit de brieven die Eliza die hem af en toe stuurde. Hij had geen idee gehad dat ze zich zo verbonden voelde met haar muze. En blijkbaar had Marsha dat ook niet geweten – of anders had het haar niets kunnen schelen. Die gedachte was te verschrikkelijk om in woorden te kunnen vatten, dus bleef hij zwijgen terwijl Eliza zich onderwater verstopte voor de boze buitenwereld.
Even dacht hij dat ze wilde dat hij haar alleen liet, maar voor hij op kon staan om haar wat tijd met haar gedachten te gunnen, kwam ze vloekend weer overeind. Ze keek hem strak aan. Onder haar woede zag hij frustratie in haar ogen, en daar weer achter, diep weggestopt, wanhoop. Ze liet een lading badwater op de tegels neerkomen die zijn sokken en broekspijpen doorweekte, en ondanks alles verontschuldigde ze zich voor haar uitbarsting. Was ze bang dat hij haar de deur uit zou sturen omdat ze wat water over hem had gemorst? Of dacht ze dat hij niet tegen een paar scheldwoorden kon?
‘Het is oké, Lizzy,’ zei hij zacht.
Met de trillende hand van een verslaafde die op de tast zoekt naar een verdwaalde injectiespuit reikte ze naar haar tasje. Ze trok het naar zich toe en met gefrustreerde, schokkerige vingers opende ze de schuifknop van het voorvakje. Ze duwde het doosje waarvan hij het bestaan gevreesd had, naar hem toe in een beweging die zowel agressief als uitdagend leek maar geen van beide was. Ze wilde opnieuw niet naar hem kijken. Het was geen verwijt naar zijn kant dat hij haar nooit een ring had aangeboden – hoe vaak had hij zich niet afgevraagd of ze ja zou hebben gezegd? –, het was woede om haar eigen zwakte.
Damien nam het doosje voorzichtig aan, maar keek niet naar de ring. In plaats daarvan klapte hij het doosje dicht en zette het op de wastafel, waar het veilig was voor eventuele nieuwe watervallen. Hij hurkte nog dichter naast Eliza. Het kon hem niets schelen dat hij er nog natter van werd.
Voorzichtig streelde hij haar klittende haar. ‘Het is niet jouw schuld, Lizzy,’ suste hij. Tranen kwamen nu ook naar boven in zijn ogen. Het was zo oneerlijk dat zij zich zo voelde. Ze had zich aan haar liefde overgegeven, eindelijk klaar om zich kwetsbaar op te stellen, en dan betaalde Marsha haar op deze manier terug. Hij knipperde zijn ogen droog voor hij verder sprak. Dit verdriet ging niet om hem. ‘Kijk eens naar me. Hoor je wat ik zeg? Dit is níét. Jouw. Schuld.’
Hij glimlachte haar bemoedigend toe en streek een streng haar uit haar vlekkerige, prachtige, trieste gezicht. ‘Normaal zou ik aanbieden om thee te zetten, maar… misschien heb je meer behoefte aan iets sterkers?’
Damien hield zich stil. Hij wilde niet te veel aandringen, want dit was overduidelijk moeilijk voor Eliza. Ze hield er niet van om zich bloot te geven – dat deed ze bij voorkeur alleen op momenten en manieren die zij volledig in de hand had, waardoor ze zelfs op zo’n kwetsbaar punt nog altijd de touwtjes in handen had. Het had hun relatie soms in de weg gezeten. En meer nog zat het Eliza zelf in de weg, want het was onmogelijk om altijd de controle te behouden. Ze weigerde hem aan te kijken, wilde nog even proberen of ze toch niet ergens een grammetje beheersing kon vinden.
Haar stem brak op nog vier plaatsen toen ze toegaf wat Marsha had gedaan: Alex. Ze wilde het er niet over hebben. Natuurlijk wilde ze dat niet. Wat viel er ook te zeggen? Hij kon wel zeggen dat Marsha een bitch was en Alex een klootzak en dat er meer vissen in de zee zwommen, maar wat had ze daaraan? Dat was niet wat ze nu wilde horen. Bovendien kende Damien Marsha noch Alex, behalve uit de brieven die Eliza die hem af en toe stuurde. Hij had geen idee gehad dat ze zich zo verbonden voelde met haar muze. En blijkbaar had Marsha dat ook niet geweten – of anders had het haar niets kunnen schelen. Die gedachte was te verschrikkelijk om in woorden te kunnen vatten, dus bleef hij zwijgen terwijl Eliza zich onderwater verstopte voor de boze buitenwereld.
Even dacht hij dat ze wilde dat hij haar alleen liet, maar voor hij op kon staan om haar wat tijd met haar gedachten te gunnen, kwam ze vloekend weer overeind. Ze keek hem strak aan. Onder haar woede zag hij frustratie in haar ogen, en daar weer achter, diep weggestopt, wanhoop. Ze liet een lading badwater op de tegels neerkomen die zijn sokken en broekspijpen doorweekte, en ondanks alles verontschuldigde ze zich voor haar uitbarsting. Was ze bang dat hij haar de deur uit zou sturen omdat ze wat water over hem had gemorst? Of dacht ze dat hij niet tegen een paar scheldwoorden kon?
‘Het is oké, Lizzy,’ zei hij zacht.
Met de trillende hand van een verslaafde die op de tast zoekt naar een verdwaalde injectiespuit reikte ze naar haar tasje. Ze trok het naar zich toe en met gefrustreerde, schokkerige vingers opende ze de schuifknop van het voorvakje. Ze duwde het doosje waarvan hij het bestaan gevreesd had, naar hem toe in een beweging die zowel agressief als uitdagend leek maar geen van beide was. Ze wilde opnieuw niet naar hem kijken. Het was geen verwijt naar zijn kant dat hij haar nooit een ring had aangeboden – hoe vaak had hij zich niet afgevraagd of ze ja zou hebben gezegd? –, het was woede om haar eigen zwakte.
Damien nam het doosje voorzichtig aan, maar keek niet naar de ring. In plaats daarvan klapte hij het doosje dicht en zette het op de wastafel, waar het veilig was voor eventuele nieuwe watervallen. Hij hurkte nog dichter naast Eliza. Het kon hem niets schelen dat hij er nog natter van werd.
Voorzichtig streelde hij haar klittende haar. ‘Het is niet jouw schuld, Lizzy,’ suste hij. Tranen kwamen nu ook naar boven in zijn ogen. Het was zo oneerlijk dat zij zich zo voelde. Ze had zich aan haar liefde overgegeven, eindelijk klaar om zich kwetsbaar op te stellen, en dan betaalde Marsha haar op deze manier terug. Hij knipperde zijn ogen droog voor hij verder sprak. Dit verdriet ging niet om hem. ‘Kijk eens naar me. Hoor je wat ik zeg? Dit is níét. Jouw. Schuld.’
Hij glimlachte haar bemoedigend toe en streek een streng haar uit haar vlekkerige, prachtige, trieste gezicht. ‘Normaal zou ik aanbieden om thee te zetten, maar… misschien heb je meer behoefte aan iets sterkers?’