‘Ik moet toegeven, het is… niet wat ik verwachtte.’
Hij keek om zich heen om de winkel in zich op te nemen. Overal stonden busjes en bussen, van bedrijfswagens tot dubbeldekkers. Het interieur was eruit gesloopt om plaats te maken voor kleine decors: minuscule kamertjes waarvan je, volgens Blue, alles kon kopen wat los en vast zat. En ze leek gelijk te hebben, want toen ze Trevor vol enthousiasme naar een dubbeldekker trok, zag hij dat overal kleine, bruine prijskaartjes aan hingen met een priegelige prijs in potlood: aan de wankele antieke stoeltjes, het serviesgoed, de kitscherige spiegels en zelfs het vaasje met nepbloemen.
‘Wie wil er nou een auto in zijn achtertuin?’ Hij trok zijn neus op. Die oude spullen hadden misschien zo hun charme, maar je moest het niet overdrijven. Het bleef zooi.
Een halve blik in Blues richting vertelde hem dat zij er totaal anders over dacht. Ze keek zoals ze altijd deed als ze iets deelde waar ze veel voor voelde. Vol overgave, geen ruimte voor onzekerheid of überhaupt de mogelijkheid dat iemand anders het minder gaaf zou kunnen vinden dan zij. Trevor vroeg zich af wat ze leuker vond: dat soort geneugten te ontdekken, of ze met anderen te delen. Hij voelde zelf nooit veel bij dat laatste, maar het was best fijn om te zien dat anderen dat wel konden.
Hopelijk vond ze niet dat hij te negatief deed. Hij had nu al spijt van zijn woorden. Ze nam altijd alles zo letterlijk – Damien beweerde vaak dat dat kwam omdat hij te weinig woorden gebruikte. Mensen moesten blijkbaar een hele gedachtegang voorgekauwd krijgen om hem te kunnen volgen. Daar had Trevor op goede dagen al geen geduld voor, laat staan nu.
Maar hij baalde er niet te min van. Ze viel stil en beet op haar lip. Dacht ze nou echt dat hij haar niet zag kijken?
‘Je mag mijn hand nu wel loslaten,’ zei hij. ‘Ik ben een grote jongen. Kijk zelf maar rond, ik vermaak me wel. Volgens mij heb ik verderop iets gezien dat ik misschien wel kan gebruiken in m’n winkel. Men klaagt over het gebrek aan decoratie.’ Hij had helemaal niet iets gezien, maar het voordeel van niet-Legilimensen was dat ze belachelijk gemakkelijk voor te liegen waren.
Hij keek om zich heen om de winkel in zich op te nemen. Overal stonden busjes en bussen, van bedrijfswagens tot dubbeldekkers. Het interieur was eruit gesloopt om plaats te maken voor kleine decors: minuscule kamertjes waarvan je, volgens Blue, alles kon kopen wat los en vast zat. En ze leek gelijk te hebben, want toen ze Trevor vol enthousiasme naar een dubbeldekker trok, zag hij dat overal kleine, bruine prijskaartjes aan hingen met een priegelige prijs in potlood: aan de wankele antieke stoeltjes, het serviesgoed, de kitscherige spiegels en zelfs het vaasje met nepbloemen.
‘Wie wil er nou een auto in zijn achtertuin?’ Hij trok zijn neus op. Die oude spullen hadden misschien zo hun charme, maar je moest het niet overdrijven. Het bleef zooi.
Een halve blik in Blues richting vertelde hem dat zij er totaal anders over dacht. Ze keek zoals ze altijd deed als ze iets deelde waar ze veel voor voelde. Vol overgave, geen ruimte voor onzekerheid of überhaupt de mogelijkheid dat iemand anders het minder gaaf zou kunnen vinden dan zij. Trevor vroeg zich af wat ze leuker vond: dat soort geneugten te ontdekken, of ze met anderen te delen. Hij voelde zelf nooit veel bij dat laatste, maar het was best fijn om te zien dat anderen dat wel konden.
Hopelijk vond ze niet dat hij te negatief deed. Hij had nu al spijt van zijn woorden. Ze nam altijd alles zo letterlijk – Damien beweerde vaak dat dat kwam omdat hij te weinig woorden gebruikte. Mensen moesten blijkbaar een hele gedachtegang voorgekauwd krijgen om hem te kunnen volgen. Daar had Trevor op goede dagen al geen geduld voor, laat staan nu.
Maar hij baalde er niet te min van. Ze viel stil en beet op haar lip. Dacht ze nou echt dat hij haar niet zag kijken?
‘Je mag mijn hand nu wel loslaten,’ zei hij. ‘Ik ben een grote jongen. Kijk zelf maar rond, ik vermaak me wel. Volgens mij heb ik verderop iets gezien dat ik misschien wel kan gebruiken in m’n winkel. Men klaagt over het gebrek aan decoratie.’ Hij had helemaal niet iets gezien, maar het voordeel van niet-Legilimensen was dat ze belachelijk gemakkelijk voor te liegen waren.