04/10/2020, 19:53
‘Dag Nyx, ik was –‘
Voordat Dimitri ook maar op een smoes had kunnen komen – iets waar hij normaal best goed in was – drukte Nyx zijn toverstok op zijn keel. Even voelde de altijd zo kalme Dimitri iets van angst. Normaal bleef hij dan altijd kalm, maar nu verslikte hij zich wel eventjes. Vooral toen Nyx suggereerde dat hij Dooddoeners aan het vermoorden was.
Maar na enkele seconden van dodelijke stilte hoonde Nyx een lach en zei dat het een grapje was, waarna Dimitri vrolijk ging meelachen. ‘Goeie, baas,’ zei hij lachend. ‘Ik zou wel een verdomd goede Mol zijn, niet?’ zei hij grinnikend. ‘Nee, dan had je me echt niet doorgehad hoor. Ik liep gewoon met Lingaard mee, om te zorgen dat ze echt wegging. Het was maar goed dat we bij de poort waren toen je me opriep; ik hou mijn oogje op haar,’ grapte hij.
Hij schraapte zijn keel en trok zijn mantel recht. ‘Maar je hebt gelijk. Ik was niet waar ik stond. Het spijt me. Je zult me moeten degraderen. Vooral in deze tijden waarin je niemand kunt vertrouwen. Ik had je wat moeten laten weten.’
Hij glimlachte. ‘Maar, je hebt vanavond een afspraak? Wat leuk. Met wie? Een knappe vrouwe?’ zei hij met een grijns. Hij knipoogde. ‘Succes.’
Hij keek naar de klok. ‘Shit,’ mompelde hij. ‘Ik moet ervan door. Naar de ketelzaak, weet je wel. Mijn baas verwacht nieuwe ketels.’ Hij fronste. ‘Het schijnt dat die kids op Zweinstein hun ketels steeds sneller opblazen. Het schooljaar is pas net begonnen.’
Toen hij eindelijk van Nyx afwas, draaide Dimitri zich, nog steeds met een hartelijke glimlach, om en Verdwijnselde weer. Maar niet naar de Wegisweg. Of zelfs naar de Verdonkerde Maansteeg. Nee, hij Verschijnselde op de deurstoep van het grote landhuis waar Valarie Lingaard tijdelijk verbleef. Zijn glimlach verdween; zijn oog werd kil, koud en leeg. Uit de binnenkant van zijn zak haalde hij zijn toverstok en opende de deur.
Hij ging naar binnen en sloot de deur weer. ‘Ik ben er weer!’ riep hij. Er klonk niets terug van de warmtelijkheid die hij net naar Nyx toe had gebruikt. Het was kil, en koud. Hij passeerde een lege woonkamer, liep een trap af naar een kelder. Al fluitend speelden zijn dunne vingers, bijna botten, met zijn toverstok.
Toen hij beneden was, sprak hij een spreuk over een geheime deur uit en ging deze open. Hij stapte met grote passen naar binnen terwijl hij de kandelaars aan de zijkanten liet branden met een zwaai van zijn toverstok.
Aan het uiteinde van de kelder hing Valarie vastgebonden aan de muur. Ze was bewusteloos.
Dimitri grinnikte. Zijn spreuk was effectief geweest. Met een zwaai van zijn toverstok werd ze wakker.
Langzaam opende Valarie Lingaard haar ogen. Dimitri wachtte geduldig op een stoeltje, waar hij met om elkaar heen gevouwde benen wachtte tot Valarie gezien had waar ze zich bevond.
Ze zag er slecht uit; haar normaal gezien witte oog was bloeddoorlopen; er zat een groot litteken op haar wang, haar haren waren ontzettend warrig en ze maakte een vage indruk.
‘Dus toch jij,’ siste ze.
‘Goed dat je wakker bent,’ zei Dimitri kil. Hij stond op. ‘Ik wil graag dat je je mond houdt.’ Met een zwaai van zijn stok deed hij haar mond dicht.
Hij hurkte bij haar neer. ‘Wat een verachtelijk mens ben jij,’ zei hij koeltjes. ‘Al vanaf het moment dat je geboren bent. Altijd aan het moorden. Mensen pijn doen. Geobsedeerd met macht.’ Hij snoof. ‘Je had beter moeten weten dan de gedachte dat je er nooit voor gestraft zou worden.’
Hij glimlachte. ‘Jullie soort… is verschrikkelijk. Dooddoeners. Jullie moeten uitgeroeid worden.’ Hij draaide zich om en liep naar een kast toe. ‘Zie je… normaal is dat de taak van Schouwers, om jullie te pakken. Maar… Schouwers zijn softies. Wetten, regels, al dat soort bullshit. Een paar jaartjes in Azkaban als enige straf voor wat jullie allemaal aanrichten?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Te makkelijk. Te vrijgevig.’
Hij opende de kast en haalde er een handvol messen uit. Hij draaide zich weer om naar Valarie en keek haar recht aan. ‘Vooral jij.’
Hij liep weer naar haar toe. ‘Ik ken de profetie,’ fluisterde hij. ‘Ik weet waar je voor staat. En ik ga het stoppen. Voordat er meer onnodige mensen sterven.’
Hij pakte het mes en zette die aan haar keel. Voor het eerst voelde hij nu echt iets van angst bij Valarie; haar ogen werden groot en ze spartelde wat in haar ketens. Voordat ze iets kon doen, stootte hij het mes door haar keel. Ze leek te willen gillen, maar door zijn eerdere bezwering kwam er geen geluid uit haar mond. Bloed vloeide over haar hals, op de vloer.
‘Ach gossie, doet dat pijn?’ siste Dimitri. ‘Stel je niet aan!’
Zijn tweede mes stak hij recht door haar handpalm, in de muur. Spartelend van de pijn lag ze aan haar genade.
Dimitri spuugde recht in haar gezicht. ‘Ik had meer verwacht van een onsterfelijk iemand waar zulke hoge verwachtingen van zijn.’ Hij glimlachte. ‘Je hebt niets bereikt, Valarie. Niets. Een paar doden, en het zouden er meer zijn… totdat ik kwam. Je zult hier sterven, Gruzielement of niet.’ Een derde mes stak hij recht door haar schouder.
Hij zwaaide vervaarlijk met zijn vierde mes… en sneed een groot gedeelte van Valaries haar af. Hij nam de lange, zwarte lokken in zijn hand en rook eraan. Hij trok een vies gezicht. ‘Je mag het wel eens wassen, lieverd.’ Hij glimlachte. ‘Dat ga ik voor je doen.’
Uit de binnenkant van zijn mantel haalde hij een flacon Wisseldrank, die hij eeuwen geleden gebrouwen had.
‘Ik speel jullie, de twee machtigste Dooddoeners, tegen elkaar op,’ legde hij rustig uit. ‘Wie vertelde jou over Nyx Blishwick en zijn locatie? Een gerucht, zei je? Van wie?’ Hij glimlachte. ‘Ik was diegene die je daarover vertelde. Ik heb ervoor gezorgd dat jullie elkaar ontmoetten. Ik ben degene die ervoor gezorgd heeft dat jullie elkaar gezoend hebben op het Ministerie. Ja, van dat plan wist ik. Sterker nog, ik heb Nyx die dag verteld dat dat een mooie dag was om het Ministerie te verkennen.’ Hij glimlachte ijzig. ‘Weet je nog die fotograaf? Even een leuk momentje voor op de foto?’
Hij lachte koud.
‘Afijn,’ zei hij zachtjes. ‘Je zult Nyx horen sterven. Boven. Door jouw handen.’ Hij glimlachte. ‘En daarna? Geen zorgen, ik zal je niet vergeten. Je bent misschien onsterfelijk, maar wat als je lichaam verbrandt? Wat heb je aan onsterfelijkheid als je de rest van je leven pijn lijdt?’
Hij draaide zich om. ‘Ik zie je vanavond weer, Valarie,’ zei hij koeltjes. ‘Heb je nog leuke jurken hangen waarmee ik Nyx kan verleiden?’ zei hij grijnzend. ‘Oh, jullie zullen zo’n pijn leiden… eindelijk rechtvaardigheid voor alle doden die jullie veroorzaakt hebben!’
Lachend liep hij de trap weer op, met de lokken van Valarie in zijn handen en een drievoudig slot op de kelder waar Valarie opgesloten zat.
Voordat Dimitri ook maar op een smoes had kunnen komen – iets waar hij normaal best goed in was – drukte Nyx zijn toverstok op zijn keel. Even voelde de altijd zo kalme Dimitri iets van angst. Normaal bleef hij dan altijd kalm, maar nu verslikte hij zich wel eventjes. Vooral toen Nyx suggereerde dat hij Dooddoeners aan het vermoorden was.
Maar na enkele seconden van dodelijke stilte hoonde Nyx een lach en zei dat het een grapje was, waarna Dimitri vrolijk ging meelachen. ‘Goeie, baas,’ zei hij lachend. ‘Ik zou wel een verdomd goede Mol zijn, niet?’ zei hij grinnikend. ‘Nee, dan had je me echt niet doorgehad hoor. Ik liep gewoon met Lingaard mee, om te zorgen dat ze echt wegging. Het was maar goed dat we bij de poort waren toen je me opriep; ik hou mijn oogje op haar,’ grapte hij.
Hij schraapte zijn keel en trok zijn mantel recht. ‘Maar je hebt gelijk. Ik was niet waar ik stond. Het spijt me. Je zult me moeten degraderen. Vooral in deze tijden waarin je niemand kunt vertrouwen. Ik had je wat moeten laten weten.’
Hij glimlachte. ‘Maar, je hebt vanavond een afspraak? Wat leuk. Met wie? Een knappe vrouwe?’ zei hij met een grijns. Hij knipoogde. ‘Succes.’
Hij keek naar de klok. ‘Shit,’ mompelde hij. ‘Ik moet ervan door. Naar de ketelzaak, weet je wel. Mijn baas verwacht nieuwe ketels.’ Hij fronste. ‘Het schijnt dat die kids op Zweinstein hun ketels steeds sneller opblazen. Het schooljaar is pas net begonnen.’
Toen hij eindelijk van Nyx afwas, draaide Dimitri zich, nog steeds met een hartelijke glimlach, om en Verdwijnselde weer. Maar niet naar de Wegisweg. Of zelfs naar de Verdonkerde Maansteeg. Nee, hij Verschijnselde op de deurstoep van het grote landhuis waar Valarie Lingaard tijdelijk verbleef. Zijn glimlach verdween; zijn oog werd kil, koud en leeg. Uit de binnenkant van zijn zak haalde hij zijn toverstok en opende de deur.
Hij ging naar binnen en sloot de deur weer. ‘Ik ben er weer!’ riep hij. Er klonk niets terug van de warmtelijkheid die hij net naar Nyx toe had gebruikt. Het was kil, en koud. Hij passeerde een lege woonkamer, liep een trap af naar een kelder. Al fluitend speelden zijn dunne vingers, bijna botten, met zijn toverstok.
Toen hij beneden was, sprak hij een spreuk over een geheime deur uit en ging deze open. Hij stapte met grote passen naar binnen terwijl hij de kandelaars aan de zijkanten liet branden met een zwaai van zijn toverstok.
Aan het uiteinde van de kelder hing Valarie vastgebonden aan de muur. Ze was bewusteloos.
Dimitri grinnikte. Zijn spreuk was effectief geweest. Met een zwaai van zijn toverstok werd ze wakker.
Langzaam opende Valarie Lingaard haar ogen. Dimitri wachtte geduldig op een stoeltje, waar hij met om elkaar heen gevouwde benen wachtte tot Valarie gezien had waar ze zich bevond.
Ze zag er slecht uit; haar normaal gezien witte oog was bloeddoorlopen; er zat een groot litteken op haar wang, haar haren waren ontzettend warrig en ze maakte een vage indruk.
‘Dus toch jij,’ siste ze.
‘Goed dat je wakker bent,’ zei Dimitri kil. Hij stond op. ‘Ik wil graag dat je je mond houdt.’ Met een zwaai van zijn stok deed hij haar mond dicht.
Hij hurkte bij haar neer. ‘Wat een verachtelijk mens ben jij,’ zei hij koeltjes. ‘Al vanaf het moment dat je geboren bent. Altijd aan het moorden. Mensen pijn doen. Geobsedeerd met macht.’ Hij snoof. ‘Je had beter moeten weten dan de gedachte dat je er nooit voor gestraft zou worden.’
Hij glimlachte. ‘Jullie soort… is verschrikkelijk. Dooddoeners. Jullie moeten uitgeroeid worden.’ Hij draaide zich om en liep naar een kast toe. ‘Zie je… normaal is dat de taak van Schouwers, om jullie te pakken. Maar… Schouwers zijn softies. Wetten, regels, al dat soort bullshit. Een paar jaartjes in Azkaban als enige straf voor wat jullie allemaal aanrichten?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Te makkelijk. Te vrijgevig.’
Hij opende de kast en haalde er een handvol messen uit. Hij draaide zich weer om naar Valarie en keek haar recht aan. ‘Vooral jij.’
Hij liep weer naar haar toe. ‘Ik ken de profetie,’ fluisterde hij. ‘Ik weet waar je voor staat. En ik ga het stoppen. Voordat er meer onnodige mensen sterven.’
Hij pakte het mes en zette die aan haar keel. Voor het eerst voelde hij nu echt iets van angst bij Valarie; haar ogen werden groot en ze spartelde wat in haar ketens. Voordat ze iets kon doen, stootte hij het mes door haar keel. Ze leek te willen gillen, maar door zijn eerdere bezwering kwam er geen geluid uit haar mond. Bloed vloeide over haar hals, op de vloer.
‘Ach gossie, doet dat pijn?’ siste Dimitri. ‘Stel je niet aan!’
Zijn tweede mes stak hij recht door haar handpalm, in de muur. Spartelend van de pijn lag ze aan haar genade.
Dimitri spuugde recht in haar gezicht. ‘Ik had meer verwacht van een onsterfelijk iemand waar zulke hoge verwachtingen van zijn.’ Hij glimlachte. ‘Je hebt niets bereikt, Valarie. Niets. Een paar doden, en het zouden er meer zijn… totdat ik kwam. Je zult hier sterven, Gruzielement of niet.’ Een derde mes stak hij recht door haar schouder.
Hij zwaaide vervaarlijk met zijn vierde mes… en sneed een groot gedeelte van Valaries haar af. Hij nam de lange, zwarte lokken in zijn hand en rook eraan. Hij trok een vies gezicht. ‘Je mag het wel eens wassen, lieverd.’ Hij glimlachte. ‘Dat ga ik voor je doen.’
Uit de binnenkant van zijn mantel haalde hij een flacon Wisseldrank, die hij eeuwen geleden gebrouwen had.
‘Ik speel jullie, de twee machtigste Dooddoeners, tegen elkaar op,’ legde hij rustig uit. ‘Wie vertelde jou over Nyx Blishwick en zijn locatie? Een gerucht, zei je? Van wie?’ Hij glimlachte. ‘Ik was diegene die je daarover vertelde. Ik heb ervoor gezorgd dat jullie elkaar ontmoetten. Ik ben degene die ervoor gezorgd heeft dat jullie elkaar gezoend hebben op het Ministerie. Ja, van dat plan wist ik. Sterker nog, ik heb Nyx die dag verteld dat dat een mooie dag was om het Ministerie te verkennen.’ Hij glimlachte ijzig. ‘Weet je nog die fotograaf? Even een leuk momentje voor op de foto?’
Hij lachte koud.
‘Afijn,’ zei hij zachtjes. ‘Je zult Nyx horen sterven. Boven. Door jouw handen.’ Hij glimlachte. ‘En daarna? Geen zorgen, ik zal je niet vergeten. Je bent misschien onsterfelijk, maar wat als je lichaam verbrandt? Wat heb je aan onsterfelijkheid als je de rest van je leven pijn lijdt?’
Hij draaide zich om. ‘Ik zie je vanavond weer, Valarie,’ zei hij koeltjes. ‘Heb je nog leuke jurken hangen waarmee ik Nyx kan verleiden?’ zei hij grijnzend. ‘Oh, jullie zullen zo’n pijn leiden… eindelijk rechtvaardigheid voor alle doden die jullie veroorzaakt hebben!’
Lachend liep hij de trap weer op, met de lokken van Valarie in zijn handen en een drievoudig slot op de kelder waar Valarie opgesloten zat.