04/10/2020, 18:39
Nyx vroeg Valarie of ze iets wist, of dacht te weten. Valarie aarzelde. ‘Ik heb mijn vermoedens,’ zei ze met een oog op de deur. Ze beet op haar lip. ‘Het spijt me Nyx, ik weet dat je hem aantrekkelijk vindt en… gevoelens voor hem hebt, maar… ik denk dat het Dimitri is.’ Om de een of andere manier deed dat haar pijn. Het deed altijd pijn als iemand je verraadde, zeker als het iemand was waarom je gaf.
Daarom gaf Valarie over het algemeen niets om mensen; zij wist van zijzelf dat zij alleen maar mensen een plezier deed als ze er iets aan kon winnen, zoals bondgenootschap met Nyx, dus waarom zou een ander dat wel doen? Daarom vertrouwde ze niemand; zelfs Nyx niet. Ze had altijd haar toverstok in de aanslag, ieder moment klaar om hem te vervloeken als het nodig was.
Al moest ze wel toegeven, die dag dat ze samen vermomd als Ministeriemedewerkers hadden gezoend had wel indruk achter gelaten. Natuurlijk had ze eerder vriendjes gehad, maar dit was toch… anders. Of zo.
Toch wilde ze absoluut niets met Nyx; hij was te onvoorspelbaar. Als het nodig was, zou hij vast een weg om hun Onbreekbare Eed kunnen vinden en glashard een mes in haar rug kunnen steken. En andersom ook, als het nodig was.
Voordat ze het wist had Valarie een sigaret in haar mond; waarschijnlijk om de stres te reduceren.
‘Ik denk gewoon dat hij te snel een te hoge positie bij jou heeft bemachtigd,’ zei ze langzaam. ‘Ik ken hem van school. Hij zat een paar jaar onder mij. Ik heb hem veel gepest en zo… maar op een gegeven moment pestte hij terug, zelfs al was hij wat jonger. Hij wist mijn pesterijen te ontwijken, vervloekte me zonder dat ik het doorhad… Ik dacht dat dat alles gewoon voorbereiding was voor… Dooddoenerschap, maar zelfs als ik langs hem loop, voel ik gewoon dat hij… anders is, snap je?’
Ze keek hem even aan en legde toen kort, heel kort, een hand op zijn schouder. ‘We kunnen niemand vertrouwen, snap je? Ook elkaar niet. Ons doel is groter dan onze gevoelens, we kunnen nooit afgeleid raken van wat we willen bereiken. Onder de Dooddoeners zit altijd wel een spion, of mensen die meer macht hebben. Het is… vervelend, maar het is wat het is. Ik vertrouw ook niemand, zelfs niet mijn trouwste dienares.’
Ze zuchtte en blies een rookwolk uit. Ineens kreeg ze een ingeving. ‘Ik heb een heel… bizar idee,’ zei ze langzaam. ‘Wat als… we vanavond afspreken? Ik kwam eigenlijk voor iets anders namelijk, maar je bent er nu niet bij met je hoofd omdat je… gevoelens in de war zijn. Dat voel ik,’ zei ze, voordat hij haar kon onderbreken. ‘We gaan gewoon werkoverleg hebben. Tijdens het eten. Kijken hoe we Dimitri op heterdaad kunnen betrappen voordat er meer doden vallen en voordat we een waardevolle medestander doden, gezien hij capabel en sluw is. Onze aanval op Zweinstein verder voorbereiden. Kijken hoe de Bloedzusters en de Bloedorde samen kunnen werken. Dat soort dingen. Nee, het is géén date,’ zei ze snel en kil. ‘Gewoon… werkoverleg met eten erbij. En een drankje. Daar zorg ik wel voor trouwens, want jouw drank vertrouw ik absoluut niet.’
Daarom gaf Valarie over het algemeen niets om mensen; zij wist van zijzelf dat zij alleen maar mensen een plezier deed als ze er iets aan kon winnen, zoals bondgenootschap met Nyx, dus waarom zou een ander dat wel doen? Daarom vertrouwde ze niemand; zelfs Nyx niet. Ze had altijd haar toverstok in de aanslag, ieder moment klaar om hem te vervloeken als het nodig was.
Al moest ze wel toegeven, die dag dat ze samen vermomd als Ministeriemedewerkers hadden gezoend had wel indruk achter gelaten. Natuurlijk had ze eerder vriendjes gehad, maar dit was toch… anders. Of zo.
Toch wilde ze absoluut niets met Nyx; hij was te onvoorspelbaar. Als het nodig was, zou hij vast een weg om hun Onbreekbare Eed kunnen vinden en glashard een mes in haar rug kunnen steken. En andersom ook, als het nodig was.
Voordat ze het wist had Valarie een sigaret in haar mond; waarschijnlijk om de stres te reduceren.
‘Ik denk gewoon dat hij te snel een te hoge positie bij jou heeft bemachtigd,’ zei ze langzaam. ‘Ik ken hem van school. Hij zat een paar jaar onder mij. Ik heb hem veel gepest en zo… maar op een gegeven moment pestte hij terug, zelfs al was hij wat jonger. Hij wist mijn pesterijen te ontwijken, vervloekte me zonder dat ik het doorhad… Ik dacht dat dat alles gewoon voorbereiding was voor… Dooddoenerschap, maar zelfs als ik langs hem loop, voel ik gewoon dat hij… anders is, snap je?’
Ze keek hem even aan en legde toen kort, heel kort, een hand op zijn schouder. ‘We kunnen niemand vertrouwen, snap je? Ook elkaar niet. Ons doel is groter dan onze gevoelens, we kunnen nooit afgeleid raken van wat we willen bereiken. Onder de Dooddoeners zit altijd wel een spion, of mensen die meer macht hebben. Het is… vervelend, maar het is wat het is. Ik vertrouw ook niemand, zelfs niet mijn trouwste dienares.’
Ze zuchtte en blies een rookwolk uit. Ineens kreeg ze een ingeving. ‘Ik heb een heel… bizar idee,’ zei ze langzaam. ‘Wat als… we vanavond afspreken? Ik kwam eigenlijk voor iets anders namelijk, maar je bent er nu niet bij met je hoofd omdat je… gevoelens in de war zijn. Dat voel ik,’ zei ze, voordat hij haar kon onderbreken. ‘We gaan gewoon werkoverleg hebben. Tijdens het eten. Kijken hoe we Dimitri op heterdaad kunnen betrappen voordat er meer doden vallen en voordat we een waardevolle medestander doden, gezien hij capabel en sluw is. Onze aanval op Zweinstein verder voorbereiden. Kijken hoe de Bloedzusters en de Bloedorde samen kunnen werken. Dat soort dingen. Nee, het is géén date,’ zei ze snel en kil. ‘Gewoon… werkoverleg met eten erbij. En een drankje. Daar zorg ik wel voor trouwens, want jouw drank vertrouw ik absoluut niet.’