03/10/2020, 19:25
Tieners reageerden wel vaker zo: Moyra was niet onder de indruk. Ja, joh, wie dacht ze wel niet dat ze was? Iemand die iedere dag hetzelfde draagt, natuurlijk. Ze trok één wenkbrauw op en antwoordde kortaf: “Ik ben in ieder geval niet afhankelijk van mijn moeders bankpas.” Nu niet, en toen ze zestien was, ook niet. In die zin was ze trots.
Het zat hem eigenlijk in de figuur achter haar, die het meisje een creep noemde, waardoor Moyra erg nieuwsgierig was en haar hoofd omdraaide. Wie ze daar zag staan, beviel haar niet. Het was die ontspoorde gast waarvan Pepijn ooit de mentor was geweest. Strak keek ze hem aan, afkeurend en alert. Hij hoefde maar de kleinste beweging te maken voordat ze een poging zou doen om hem te vervloeken.
Ze kende mannen. Ze kende Dooddoeners. Vroeger, toen ze nog een bordeel had, had ze zowel Dooddoeners als de meest brave Ministeriemedewerkers als klant gehad, met haar als onzijdige en niet-politieke ondernemer ertussenin. Het was altijd een hele operatie om ervoor te zorgen dat die twee uitersten elkaar nergens tegenkwamen, en dat haar meisjes altijd hun mond hielden, ook als hun klant hen uithoorde. Als zaken uit de hand liepen, was Moyra er, om sommige klanten hardhandig de deur uit te gooien. Dat kon ze toen, en ze verwachtte dat ze dat nu nog steeds kon. Die Nyx hoefde maar het minste fout te doen.
Kon dat meisje zonder geld niet even opschieten?
“Jongedame, ik heb in tegenstelling tot jou wèl werk, dus nog meer te doen. Zou je eventjes op willen schieten of iemand wat serieuzer willen vragen om geld aan je te lenen?” Dat was te zeggen: als ze überhaupt vrienden en vriendinnen had. Tegen Nyx hield ze haar mond, ook al zou ze hem uit verdediging van haar zoon de huid vol willen schelden. Ze was echter verstandig; met een scheldkanonnade kreeg je ontspoorde mensen echt niet op de rails.
Het zat hem eigenlijk in de figuur achter haar, die het meisje een creep noemde, waardoor Moyra erg nieuwsgierig was en haar hoofd omdraaide. Wie ze daar zag staan, beviel haar niet. Het was die ontspoorde gast waarvan Pepijn ooit de mentor was geweest. Strak keek ze hem aan, afkeurend en alert. Hij hoefde maar de kleinste beweging te maken voordat ze een poging zou doen om hem te vervloeken.
Ze kende mannen. Ze kende Dooddoeners. Vroeger, toen ze nog een bordeel had, had ze zowel Dooddoeners als de meest brave Ministeriemedewerkers als klant gehad, met haar als onzijdige en niet-politieke ondernemer ertussenin. Het was altijd een hele operatie om ervoor te zorgen dat die twee uitersten elkaar nergens tegenkwamen, en dat haar meisjes altijd hun mond hielden, ook als hun klant hen uithoorde. Als zaken uit de hand liepen, was Moyra er, om sommige klanten hardhandig de deur uit te gooien. Dat kon ze toen, en ze verwachtte dat ze dat nu nog steeds kon. Die Nyx hoefde maar het minste fout te doen.
Kon dat meisje zonder geld niet even opschieten?
“Jongedame, ik heb in tegenstelling tot jou wèl werk, dus nog meer te doen. Zou je eventjes op willen schieten of iemand wat serieuzer willen vragen om geld aan je te lenen?” Dat was te zeggen: als ze überhaupt vrienden en vriendinnen had. Tegen Nyx hield ze haar mond, ook al zou ze hem uit verdediging van haar zoon de huid vol willen schelden. Ze was echter verstandig; met een scheldkanonnade kreeg je ontspoorde mensen echt niet op de rails.