02/10/2020, 19:07
Stil zat Oliver aan de afdelingstafel van Ravenklauw. Waarom was er niets te eten? Dat was toch raar, een feestmaal zonder maal? Hij wist niet of hij het eens moest zijn met die S.H.I.T. - beweging, want die zou er vast achter zitten. Volgens Oliver werden huis-elfen doodongelukkig van shit, en hij zelf nu ook, want zijn maag rammelde. Een ding stond vast: zonder feestmaal zou hij sowieso geen shit steunen. Zijn stiefvader betaalde genoeg schoolgeld (al wist Oliver niet hoeveel dat was).
Hij wachtte nog even af, net zo terughoudend als altijd, en vroeg toen aan Noah: “G-ga je mee, de keukens checken? Misschien valt er daar t-t-toch nog wel wat te eten, nietwaar?”
Bijna zou hij zijn opgestaan en stante pede naar de keukens lopen, toen hij zich realiseerde dat hij helemaal niet wist waar die zich moesten bevinden.
“T-tenminste… weet iemand waar de keukens zijn?” Oh, wacht; hij had die vraag vooral aan de eerstejaars schuin tegenover hem gesteld en die wisten het op zeker niet. “Excuus,” zei hij daarom kort en als hij een spontane babbelaar geweest zou zijn, had hij nu een heel verhaal over keukens, huis-elfen en feestmaaltijden weggegeven. Ergens hoopte hij dat Noah dan maar tekst en uitleg zou geven, al leunde hij eigenlijk al veel te veel op zijn vriend.
Omdat hij toch wel erge honger had, nam hij een stukje brood, maar eenmaal in zijn handen voelde het zo gortdroog aan dat het van voor de zomer leek. Taai en beschuit-achtig tegelijk.
“D-dit ga ik niet eten,” meldde hij teleurgesteld, en keek in de rondte. Er was maar één leraar; die rare, van Waarzeggerij. Toch vond Oliver dat hij het best kon vragen, al moest hij daarvoor eerst al zijn niet-bestaande moed bijeenrapen.
“Z-zullen we het aan G-gladstone vragen?” vroeg hij in de groep. “Die Z-z-ziet vast wel wanneer het f-feestmaal komt, toch?”
Hij wachtte nog even af, net zo terughoudend als altijd, en vroeg toen aan Noah: “G-ga je mee, de keukens checken? Misschien valt er daar t-t-toch nog wel wat te eten, nietwaar?”
Bijna zou hij zijn opgestaan en stante pede naar de keukens lopen, toen hij zich realiseerde dat hij helemaal niet wist waar die zich moesten bevinden.
“T-tenminste… weet iemand waar de keukens zijn?” Oh, wacht; hij had die vraag vooral aan de eerstejaars schuin tegenover hem gesteld en die wisten het op zeker niet. “Excuus,” zei hij daarom kort en als hij een spontane babbelaar geweest zou zijn, had hij nu een heel verhaal over keukens, huis-elfen en feestmaaltijden weggegeven. Ergens hoopte hij dat Noah dan maar tekst en uitleg zou geven, al leunde hij eigenlijk al veel te veel op zijn vriend.
Omdat hij toch wel erge honger had, nam hij een stukje brood, maar eenmaal in zijn handen voelde het zo gortdroog aan dat het van voor de zomer leek. Taai en beschuit-achtig tegelijk.
“D-dit ga ik niet eten,” meldde hij teleurgesteld, en keek in de rondte. Er was maar één leraar; die rare, van Waarzeggerij. Toch vond Oliver dat hij het best kon vragen, al moest hij daarvoor eerst al zijn niet-bestaande moed bijeenrapen.
“Z-zullen we het aan G-gladstone vragen?” vroeg hij in de groep. “Die Z-z-ziet vast wel wanneer het f-feestmaal komt, toch?”