21/09/2020, 15:20
Met grote aarzeling had Frodo nog wat happen naar binnen gewerkt, maar hij had met de hap meer moeite om zijn gezicht in plooi te houden. Het was echt niet te vreten. Het was zo goor, dat hij bijna begon te denken dat Abigail wat Kobolden had gevraagd om even goed over een bak groenten en fruit te gaan kwijlen, gemixt met iets wat naar verrot trollenvlees smaakte. De hele aura die erom heen hing was gewoon zo ontzettend vies, om van de structuur nog maar te spreken! Het was slijmerig, alsof een flubberbal door zijn mond heenging, waar hij steeds zijn tanden op moest zetten. Het was plakkerig, en wanneer hij zijn kaken weer eens tegen elkaar aan had geduwd en weer omhoog moest krijgen, ging dit met moeite.
Al met al genoot Frodo niet. Maar, hij had altijd geleerd, je moet een gegeven paard niet in de bek kijken. Zijn vriendin had hier ontzettend veel moeite voor gedaan en om het maar meteen af te doen als “goor” en “oneetbaar” zou, hoewel eerlijk, bruut zijn. Bovendien leek Abigail haar zelfgemaakte maaltijd ook lekker te vinden, dus zou het extra naar als hij lekker op haar bordje, letterlijk en figuurlijk, zou zeggen dat het niet te eten zijn.
Gelukkig had hij het gesprek om hem af te leiden. Het ging over huis-elfen en hij probeerde zijn zinnen zo lang mogelijk te rekken zodat het steeds langer duurde voordat hij weer een hap moest nemen. “Normaal werken huis-elfen voornamelijk als elfen in de schoonmaak,” zei hij dan ook in plaats van “Huis-elfen maken schoon”, wat ook de essentie van zijn woorden zou neergooien. Daarnaast gooide hij onnodig veel voorbeelden in de conversatie. “Ik kom ze dan vaak tegen. In het Atrium, op verschillende kantoortjes, die van mijn baas, wat collega’s, soms ook van mezelf als ik te vroeg op mijn werk kom,” (hoewel dat niet heel vaak gebeurde, was het wel een waarheid).
Na nog wat voorbeelden gegeven te hebben van huis-elfen die op het werk schoonmaakten, vertelde hij over het regulatiekantoor van huis-elfen dat het Departement van Toezicht op Magische Wezens in de gaten hield.
“Uiteraard verzorgen ze ook de lunch,” zei hij na een tijdje en nog een paar gruwelijke happen. “Voortreffelijke koks en bakkers, zitten er tussen die elfen. Gisteren hadden we bijvoorbeeld heerlijke pistolletjes met tomaatjes, uitjes, wat sla, een lekker stukje kip – andere collega’s hadden kaas erop, maar ze waren op de hoogte van mijn weerzin van kaas… en vandaag heerlijke Plimpysoep. Ah, zalig! Soms hè, zou ik wensen dat we een huis-elf hadden.”
Zijn ogen werden groot. “Voor het schoonmaken, uiteraard,” zei hij snel. “Dat scheelt een hoop onnodig spreukenwerk en daardoor heb jij ook meer tijd om te koken. En zo.”
Hij besloot maar zijn mond te houden en nam een nieuwe hap van… wat het eten ook was.
“En je hebt ook nog een toetje als dit op is!” zei hij nadat hij zijn hap snot met een glas water had weggespoeld, met tranen in zijn ogen. “Helemaal top!”
Al met al genoot Frodo niet. Maar, hij had altijd geleerd, je moet een gegeven paard niet in de bek kijken. Zijn vriendin had hier ontzettend veel moeite voor gedaan en om het maar meteen af te doen als “goor” en “oneetbaar” zou, hoewel eerlijk, bruut zijn. Bovendien leek Abigail haar zelfgemaakte maaltijd ook lekker te vinden, dus zou het extra naar als hij lekker op haar bordje, letterlijk en figuurlijk, zou zeggen dat het niet te eten zijn.
Gelukkig had hij het gesprek om hem af te leiden. Het ging over huis-elfen en hij probeerde zijn zinnen zo lang mogelijk te rekken zodat het steeds langer duurde voordat hij weer een hap moest nemen. “Normaal werken huis-elfen voornamelijk als elfen in de schoonmaak,” zei hij dan ook in plaats van “Huis-elfen maken schoon”, wat ook de essentie van zijn woorden zou neergooien. Daarnaast gooide hij onnodig veel voorbeelden in de conversatie. “Ik kom ze dan vaak tegen. In het Atrium, op verschillende kantoortjes, die van mijn baas, wat collega’s, soms ook van mezelf als ik te vroeg op mijn werk kom,” (hoewel dat niet heel vaak gebeurde, was het wel een waarheid).
Na nog wat voorbeelden gegeven te hebben van huis-elfen die op het werk schoonmaakten, vertelde hij over het regulatiekantoor van huis-elfen dat het Departement van Toezicht op Magische Wezens in de gaten hield.
“Uiteraard verzorgen ze ook de lunch,” zei hij na een tijdje en nog een paar gruwelijke happen. “Voortreffelijke koks en bakkers, zitten er tussen die elfen. Gisteren hadden we bijvoorbeeld heerlijke pistolletjes met tomaatjes, uitjes, wat sla, een lekker stukje kip – andere collega’s hadden kaas erop, maar ze waren op de hoogte van mijn weerzin van kaas… en vandaag heerlijke Plimpysoep. Ah, zalig! Soms hè, zou ik wensen dat we een huis-elf hadden.”
Zijn ogen werden groot. “Voor het schoonmaken, uiteraard,” zei hij snel. “Dat scheelt een hoop onnodig spreukenwerk en daardoor heb jij ook meer tijd om te koken. En zo.”
Hij besloot maar zijn mond te houden en nam een nieuwe hap van… wat het eten ook was.
“En je hebt ook nog een toetje als dit op is!” zei hij nadat hij zijn hap snot met een glas water had weggespoeld, met tranen in zijn ogen. “Helemaal top!”