08/09/2020, 20:30
Ooit had hij haar grote, onzekere ogen schattig en aandoenlijk gevonden, maar nu merkte hij dat ze hem eigenlijk voornamelijk irriteerden. Ze stond daar wat verloren en trillerig, als een bang hondje dat net was verlaten door haar eigenaar. Het deed hem bijna puberaal aan, hoe onzeker ze naar hem keek. Zou ze nog steeds niet over haar zenuwen heen gegroeid zijn, die maakten dat ze altijd zo snel geïntimideerd was door meisjes die ze knapper vond dan zichzelf?
Tussen hen was niets veranderd in de jaren dat ze elkaar niet hadden gesproken. De eerste woorden die ze tegen hem zei, klonken verwijtend, alsof hij beter had moeten weten toen LoLa hem had uitgenodigd om te komen spelen. Maar dat zíj van niets wist, was natuurlijk niet haar schuld. Nooit was iets haar schuld.
Herinneringen aan hun ruzietjes overspoelden hem toen ze naar haar handen staarde en stiekeme, schichtige blikken naar hem wierp. Alle woordenwisselingen die ze hadden gehad vloeiden in elkaar over, want ze kwamen allemaal op hetzelfde neer: Circe had zich overweldigd gevoeld door het een of ander – andere meisjes, Damiens familie, chique feestjes, het idee dat ze niet goed genoeg voor hem was – en Damien had dat niet doorgehad tot ze in tranen uitbarstte. Wat de schuld bij hem legde, want als hij een goed vriendje was geweest, dan had hij wel aangevoeld wat ze nodig had. Dat laatste had ze nooit rechtstreeks tegen hem gezegd; directe communicatie was niet haar stijl. Maar de boodschap was er niet minder helder om geweest.
Circe was aan het tafeltje gaan zitten dat LoLa zo romantisch voor hen had gedekt. Ze beweerde dat zij dit alles niet bedacht had, maar waarom ging ze er dan wel zo gewillig in mee? Haar stem was een zoete fluistering. Nog zoiets dat hij vroeger schattig had gevonden, maar wat hem nu aanstellerig scheen. Alleen al de aanblik van een ex deed haar blijkbaar al volschieten.
‘Weet je, Circe,’ zei Damien, en hij deed zijn best om zijn stem warm en redelijk te laten klinken. Hij was opgestaan van de piano, maar maakte geen aanstalten om haar te vergezellen aan tafel. ‘Ik heb hier eigenlijk helemaal geen zin in, als je het niet erg vindt.’
Tussen hen was niets veranderd in de jaren dat ze elkaar niet hadden gesproken. De eerste woorden die ze tegen hem zei, klonken verwijtend, alsof hij beter had moeten weten toen LoLa hem had uitgenodigd om te komen spelen. Maar dat zíj van niets wist, was natuurlijk niet haar schuld. Nooit was iets haar schuld.
Herinneringen aan hun ruzietjes overspoelden hem toen ze naar haar handen staarde en stiekeme, schichtige blikken naar hem wierp. Alle woordenwisselingen die ze hadden gehad vloeiden in elkaar over, want ze kwamen allemaal op hetzelfde neer: Circe had zich overweldigd gevoeld door het een of ander – andere meisjes, Damiens familie, chique feestjes, het idee dat ze niet goed genoeg voor hem was – en Damien had dat niet doorgehad tot ze in tranen uitbarstte. Wat de schuld bij hem legde, want als hij een goed vriendje was geweest, dan had hij wel aangevoeld wat ze nodig had. Dat laatste had ze nooit rechtstreeks tegen hem gezegd; directe communicatie was niet haar stijl. Maar de boodschap was er niet minder helder om geweest.
Circe was aan het tafeltje gaan zitten dat LoLa zo romantisch voor hen had gedekt. Ze beweerde dat zij dit alles niet bedacht had, maar waarom ging ze er dan wel zo gewillig in mee? Haar stem was een zoete fluistering. Nog zoiets dat hij vroeger schattig had gevonden, maar wat hem nu aanstellerig scheen. Alleen al de aanblik van een ex deed haar blijkbaar al volschieten.
‘Weet je, Circe,’ zei Damien, en hij deed zijn best om zijn stem warm en redelijk te laten klinken. Hij was opgestaan van de piano, maar maakte geen aanstalten om haar te vergezellen aan tafel. ‘Ik heb hier eigenlijk helemaal geen zin in, als je het niet erg vindt.’