07/09/2020, 19:37
De wind blies door haar haren en Circe deed snel een haarelastiekje in. Voor je het weet zou het alle kanten opgaan. Orlendr genoot zichtbaar van het vaartochtje en dat deed Circe goed.
“Ik niet in ieder geval”, reageerde ze op hem toen hij begon over de tijd toen Circe nog les van hem had. “Ik bedoel, ik heb altijd interesse gehad in dieren, maar ik had er niet serieus over nagedacht om daar mijn carrière van te maken. Ik ben nu wel blij dat ik altijd goed aan het opletten was in uw lessen.” Ze betoverde het roer zodat hij als een soort automaat over het water zoefde, recht naar de plaats van bestemming. Zo had Circe tijd voor andere dingen, zoals een goed gesprek en het aaien van de wolf van Orlendr. Ze had hem vaker met het beest gezien, maar was nog steeds verbaasd dat hij zo rustig ging liggen aan boord van een schip.
“Mag ik hem aaien?” vroeg ze, maar voor ze antwoord kon krijgen, kreeg ze al een goedkeurende snuit in haar hand gedrukt. Met een brede glimlach kriebelde ze hem achter de oren. De wolf genoot er zichtbaar van. “Haha, ik had nooit verwacht dat ik een woeste wolf nog eens schattig zou vinden.” De oudere man maakte een opmerking over haar vader en het deed haar meer dan ze zou willen toegeven. Ze slikte en richtte haar blik op de wolf. Haar vader was nog steeds een pijnlijk onderwerp, maar ze geloofde oprecht dat Orlendr gelijk had. Voor haar vader had het niet uitgemaakt wat ze deed, als ze het maar vol passie deed.
“Dank u”, zei ze en ze haalde haar neus op. “Dat is lief van u. En een Kappa? Dat moet verschrikkelijk voor u zijn geweest, om je eigen vader op die manier zien stierven. Die van mij stierf zoals hij leefde: midden op zee.” Ze richtte haar ogen op naar de oudere man, die nu niet meer vol tranen stonden. Ze was niet gewend om over dit onderwerp te praten. Beter nog: ze was helemaal niet meer gewend om veel te praten en al helemaal niet over diepere onderwerpen. In de drie jaar dat ze de wereld over zeilde zag ze heus wel mensen, maar het bleef een oppervlakkig contact. Ze was gewend geraakt aan de eenzaamheid en de stilte.
Maar het is wel fijn om er met iemand over te kunnen praten.
“Heeft u nog familie?” vroeg ze aan hem, zijn laatste opmerking negerend. Dat ze ook geen goed contact had met haar moeder, liet ze er maar even buiten. Haar moeder had haar laten stikken toen ze haar hard nodig had en daar was ze drie jaar lang heel boos over geweest. Ondertussen sprak ze wel weer met haar moeder, maar het verdriet van wat er toen was gebeurd blijft tussen de twee vrouwen instaan.
“Oh, u hoeft niks te doen, hoor. Nog niet in ieder geval. Hij vaart vanzelf naar de plek waar ik heen wil. Maar waar zijn mijn manieren!” riep ze uit toen ze Orlendr een slok nam van een onbekend drankje dat hij altijd bij zich droeg. Ze stond op en liep naar de koelbox. “Wilt u misschien iets te drinken. Ik heb water, maar ook iets sterkers als u dat liever hebt. En ik heb ook wat snacks bij me, want alleen op komkommers gaan we het niet redden.” Ze pakte voor haarzelf een flesje water en een kleine reep dat naar tropisch fruit smaakte.
“Ik niet in ieder geval”, reageerde ze op hem toen hij begon over de tijd toen Circe nog les van hem had. “Ik bedoel, ik heb altijd interesse gehad in dieren, maar ik had er niet serieus over nagedacht om daar mijn carrière van te maken. Ik ben nu wel blij dat ik altijd goed aan het opletten was in uw lessen.” Ze betoverde het roer zodat hij als een soort automaat over het water zoefde, recht naar de plaats van bestemming. Zo had Circe tijd voor andere dingen, zoals een goed gesprek en het aaien van de wolf van Orlendr. Ze had hem vaker met het beest gezien, maar was nog steeds verbaasd dat hij zo rustig ging liggen aan boord van een schip.
“Mag ik hem aaien?” vroeg ze, maar voor ze antwoord kon krijgen, kreeg ze al een goedkeurende snuit in haar hand gedrukt. Met een brede glimlach kriebelde ze hem achter de oren. De wolf genoot er zichtbaar van. “Haha, ik had nooit verwacht dat ik een woeste wolf nog eens schattig zou vinden.” De oudere man maakte een opmerking over haar vader en het deed haar meer dan ze zou willen toegeven. Ze slikte en richtte haar blik op de wolf. Haar vader was nog steeds een pijnlijk onderwerp, maar ze geloofde oprecht dat Orlendr gelijk had. Voor haar vader had het niet uitgemaakt wat ze deed, als ze het maar vol passie deed.
“Dank u”, zei ze en ze haalde haar neus op. “Dat is lief van u. En een Kappa? Dat moet verschrikkelijk voor u zijn geweest, om je eigen vader op die manier zien stierven. Die van mij stierf zoals hij leefde: midden op zee.” Ze richtte haar ogen op naar de oudere man, die nu niet meer vol tranen stonden. Ze was niet gewend om over dit onderwerp te praten. Beter nog: ze was helemaal niet meer gewend om veel te praten en al helemaal niet over diepere onderwerpen. In de drie jaar dat ze de wereld over zeilde zag ze heus wel mensen, maar het bleef een oppervlakkig contact. Ze was gewend geraakt aan de eenzaamheid en de stilte.
Maar het is wel fijn om er met iemand over te kunnen praten.
“Heeft u nog familie?” vroeg ze aan hem, zijn laatste opmerking negerend. Dat ze ook geen goed contact had met haar moeder, liet ze er maar even buiten. Haar moeder had haar laten stikken toen ze haar hard nodig had en daar was ze drie jaar lang heel boos over geweest. Ondertussen sprak ze wel weer met haar moeder, maar het verdriet van wat er toen was gebeurd blijft tussen de twee vrouwen instaan.
“Oh, u hoeft niks te doen, hoor. Nog niet in ieder geval. Hij vaart vanzelf naar de plek waar ik heen wil. Maar waar zijn mijn manieren!” riep ze uit toen ze Orlendr een slok nam van een onbekend drankje dat hij altijd bij zich droeg. Ze stond op en liep naar de koelbox. “Wilt u misschien iets te drinken. Ik heb water, maar ook iets sterkers als u dat liever hebt. En ik heb ook wat snacks bij me, want alleen op komkommers gaan we het niet redden.” Ze pakte voor haarzelf een flesje water en een kleine reep dat naar tropisch fruit smaakte.