Trevor had gedacht dat hij een willekeurig cafeetje had uitgekozen, maar toen ze binnenstapten, bemerkte hij de magie die in de lucht hing. Hij had altijd al gevoel voor de statische energie die stevige beschermende spreuken achterlieten. Waarschijnlijk waren ze zojuist door iets Dreuzelwerends gelopen.
Elli had nog niets gezegd op zijn verwijten. Allicht wilde ze zich niet nogmaals verontschuldigen, en blijkbaar was er weinig wat ze tegen zijn woorden in kon of wilde brengen. Dus leidde ze hem zwijgend naar een plakkerig tafeltje voor het raam.
Een poetslap schaatste over het houten oppervlak, maar Trevor betwijfelde of het daar veel schoner van werd. Terwijl de drank- en etenskaarten verschenen, veegde Trevor dan ook zijn staf over tafel. Hij hield niet van smerigheid, vooral niet als het om eten ging.
Even keken ze elkaar afwachtend aan. Geen van hen wierp ook maar een blik in de richting van de menukaarten en Trevor speelde een beetje met een onderzettertje in de vorm van de Big Ben, dat sinds zijn spreuk zijn nieuwverworven schoonheid vierde door zachtjes zijn miniatuurklokje te luiden. Uiteindelijk begon Elli over haar studie. Ze lachte een tikje nerveus naar hem en haar zinnen eindigden in vraagtekens, alsof ze wilde dat hij haar studiekeuze goedkeurde. Trevor knikte.
‘Ja, dat past bij je,’ zei hij toen ze hem ietwat verloren aankeek en verlegen haar schouders ophaalde.
Hij kon zich nog goed herinneren hoe ze hem en Jareth door de zombie-uitbraak op Zweinstein had gesleept, toen ze geen enkele medische middelen tot haar beschikking hadden gehad dan wat verband en schoon water. Het had hem dan ook verbaasd dat het Abigail Fox was geweest die aansluitend aan hun eindjaar een plaats had veroverd als assistent in de ziekenzaal van madame Pleister. Fox had hem liever voor dood achtergelaten, terwijl Elli tot het gaatje was gegaan om te zorgen dat iedereen levend uit het kasteel zou kunnen vluchten.
Maar in plaats van de opleiding tot verpleegkundige te volgen, een gedachte waar ze ook toen al mee had gespeeld, was ze van de aardbodem verdwenen. Het was alsof ze zijn gedachten had gehoord, want ze verlegde de aandacht vlug naar hem. Elli kennende zou het nog wel even duren voordat ze eraan toe was om te vertellen wat ze had meegemaakt tijdens haar afwezigheid.
‘Spreukzoeker dus,’ herhaalde Trevor en hij grijnsde. Zijn winkel was zijn trots, ook al liep het nog niet bepaald storm. Dat pand representeerde alles wat hij voor elkaar gekregen had, puur op eigen kracht, zonder gebruik te maken van zijn familienaam. Zelfs het familiegeld dat hij had gebruikt om de zaak te kopen, zou hij terugbetalen. ‘Ik was in de leer bij Whittaker, hier in Londen. Op de Acassia Alley, volgens mij ben je er nog niet geweest? In ieder geval heeft hij een halfjaartje geleden de zaak aan mij overgedaan omdat hij onderzoek wilde doen in Zuid-Amerika. Het loopt nog niet bepaald storm, want ik moet me nog erg bewijzen. En dat er nog zo’n drie volleerde Spreukzoekers te vinden zijn in de stad helpt niet echt. Maar het komt nog wel. Ik ben goed in wat ik doe.’
De lunchkaart viel met een besliste klap open. Trevor trok zijn wenkbrauw op en zag over Elli’s schouder dat de barvrouw met een professioneel lege blik naar hem keek, waarin zo veel irritatie verscholen zat dat ze eruitzag alsof ze hen de tent uit zou jagen als ze niet binnen een minuut iets zouden bestellen. Het was lunchtijd, dus rush hour, en deze vrouw wilde duidelijk geen betalende klanten mislopen.
‘Volgens mij moeten we wat bestellen,’ zei hij. ‘Ik zou gaan voor de tonijnsandwich, maar ik weet niet of vis wel zo’n slim idee is als ik deze tent zo zie. Wat denk jij?’
Elli had nog niets gezegd op zijn verwijten. Allicht wilde ze zich niet nogmaals verontschuldigen, en blijkbaar was er weinig wat ze tegen zijn woorden in kon of wilde brengen. Dus leidde ze hem zwijgend naar een plakkerig tafeltje voor het raam.
Een poetslap schaatste over het houten oppervlak, maar Trevor betwijfelde of het daar veel schoner van werd. Terwijl de drank- en etenskaarten verschenen, veegde Trevor dan ook zijn staf over tafel. Hij hield niet van smerigheid, vooral niet als het om eten ging.
Even keken ze elkaar afwachtend aan. Geen van hen wierp ook maar een blik in de richting van de menukaarten en Trevor speelde een beetje met een onderzettertje in de vorm van de Big Ben, dat sinds zijn spreuk zijn nieuwverworven schoonheid vierde door zachtjes zijn miniatuurklokje te luiden. Uiteindelijk begon Elli over haar studie. Ze lachte een tikje nerveus naar hem en haar zinnen eindigden in vraagtekens, alsof ze wilde dat hij haar studiekeuze goedkeurde. Trevor knikte.
‘Ja, dat past bij je,’ zei hij toen ze hem ietwat verloren aankeek en verlegen haar schouders ophaalde.
Hij kon zich nog goed herinneren hoe ze hem en Jareth door de zombie-uitbraak op Zweinstein had gesleept, toen ze geen enkele medische middelen tot haar beschikking hadden gehad dan wat verband en schoon water. Het had hem dan ook verbaasd dat het Abigail Fox was geweest die aansluitend aan hun eindjaar een plaats had veroverd als assistent in de ziekenzaal van madame Pleister. Fox had hem liever voor dood achtergelaten, terwijl Elli tot het gaatje was gegaan om te zorgen dat iedereen levend uit het kasteel zou kunnen vluchten.
Maar in plaats van de opleiding tot verpleegkundige te volgen, een gedachte waar ze ook toen al mee had gespeeld, was ze van de aardbodem verdwenen. Het was alsof ze zijn gedachten had gehoord, want ze verlegde de aandacht vlug naar hem. Elli kennende zou het nog wel even duren voordat ze eraan toe was om te vertellen wat ze had meegemaakt tijdens haar afwezigheid.
‘Spreukzoeker dus,’ herhaalde Trevor en hij grijnsde. Zijn winkel was zijn trots, ook al liep het nog niet bepaald storm. Dat pand representeerde alles wat hij voor elkaar gekregen had, puur op eigen kracht, zonder gebruik te maken van zijn familienaam. Zelfs het familiegeld dat hij had gebruikt om de zaak te kopen, zou hij terugbetalen. ‘Ik was in de leer bij Whittaker, hier in Londen. Op de Acassia Alley, volgens mij ben je er nog niet geweest? In ieder geval heeft hij een halfjaartje geleden de zaak aan mij overgedaan omdat hij onderzoek wilde doen in Zuid-Amerika. Het loopt nog niet bepaald storm, want ik moet me nog erg bewijzen. En dat er nog zo’n drie volleerde Spreukzoekers te vinden zijn in de stad helpt niet echt. Maar het komt nog wel. Ik ben goed in wat ik doe.’
De lunchkaart viel met een besliste klap open. Trevor trok zijn wenkbrauw op en zag over Elli’s schouder dat de barvrouw met een professioneel lege blik naar hem keek, waarin zo veel irritatie verscholen zat dat ze eruitzag alsof ze hen de tent uit zou jagen als ze niet binnen een minuut iets zouden bestellen. Het was lunchtijd, dus rush hour, en deze vrouw wilde duidelijk geen betalende klanten mislopen.
‘Volgens mij moeten we wat bestellen,’ zei hij. ‘Ik zou gaan voor de tonijnsandwich, maar ik weet niet of vis wel zo’n slim idee is als ik deze tent zo zie. Wat denk jij?’